AMOS, HET BOEK
De in dit Hebreeuwse bijbelboek opgetekende profetie werd hoofdzakelijk tot het noordelijke koninkrijk Israël gericht. Ze werd kennelijk eerst mondeling overgebracht, tijdens de regering van koning Jerobeam II van Israël en koning Uzzia van Juda, wier regeringsperiodes elkaar tussen 829 en omstreeks 804 v.G.T. overlapten (Am 1:1). Omstreeks het jaar 804 v.G.T. werd de profetie op schrift gesteld, vermoedelijk nadat de profeet naar Juda was teruggekeerd. Zie voor bijzonderheden over de profeet zelf, AMOS nr. 1.
De canoniciteit van dit boek, ofte wel de aanspraak die het kan maken op een rechtmatige plaats in de bijbel, is nooit in twijfel getrokken. Het is sinds aloude tijden door de joden aanvaard, en het komt in de vroegste christelijke catalogi voor. Justinus Martyr (2de eeuw G.T.) citeerde in zijn Dialoog met rabbi Tryphon (hfdst. XXII) passages uit Amos. Het boek zelf is volledig in overeenstemming met de rest van de bijbel, zoals blijkt uit het feit dat de schrijver vaak naar de bijbelse geschiedenis en de wetten van Mozes verwijst (Am 1:11; 2:8-10; 4:11; 5:22, 25; 8:5). Christenen uit de 1ste eeuw aanvaardden de geschriften van Amos als geïnspireerd. De martelaar Stefanus bijvoorbeeld (Han 7:42, 43; Am 5:25-27) en Jakobus, de halfbroer van Jezus (Han 15:13-19; Am 9:11, 12), vestigden de aandacht op de vervulling van enkele van de profetieën.
Andere historische gebeurtenissen getuigen eveneens van de waarheidsgetrouwheid van de profeet. Het is een geschiedkundig feit dat alle door Amos veroordeelde natiën te zijner tijd door het vuur der vernietiging werden verslonden. De zeer versterkte stad Samaria zelf werd in 740 v.G.T. belegerd en ingenomen, en het Assyrische leger voerde de inwoners „in ballingschap . . . nog voorbij Damaskus”, zoals door Amos was voorzegd (Am 5:27; 2Kon 17:5, 6). Juda in het Z ontving eveneens een welverdiende straf toen het in 607 v.G.T. werd verwoest (Am 2:5). En in overeenstemming met Jehovah’s woord bij monde van Amos keerden de nakomelingen van de in gevangenschap gevoerde bewoners van zowel Israël als Juda in 537 v.G.T. naar hun geboorteland terug om het te herbouwen. — Am 9:14; Ezr 3:1.
Ook de bijbelse archeologie bevestigt dat Amos een waarheidsgetrouwe historicus van zijn tijd was, toen hij bij de beschrijving van de weelderige luxe van de rijken over hun „ivoren huizen” en „ivoren rustbedden” sprak (Am 3:15; 6:4). Over enkele van deze vondsten schrijft Jack Finegan: „Het is zeer interessant dat er bij de opgravingen in Samaria talrijke ivoren voorwerpen werden gevonden. Het gaat daarbij meestal om sierplaten of kleine reliëfpanelen, die vermoedelijk eens aan meubels bevestigd en in muurlambrizeringen ingelegd waren.” — Light From the Ancient Past, 1959, blz. 187, 188.
Jehovah’s geest bewoog Amos ertoe zich op een voor een profeet van God waardige wijze en in eenvoudige, niet mis te verstane en aanschouwelijke taal uit te drukken. Eenvoudige woorden, krachtige woorden, woorden vol betekenis werden gekozen, zodat hoog en laag ze konden begrijpen en de betekenis konden vatten van wat hij zei. Hij gebruikte een verscheidenheid van illustraties, sommige ontleend aan het leven op het platteland, om zijn boodschap levendig en krachtig te maken (Am 2:13; 4:2; 9:9). Met grote nauwkeurigheid herinnert hij aan historische gebeurtenissen (1:9, 11, 13; 4:11). Hij maakt toespelingen op bekende gebruiken en gewoonten van het volk (2:8; 6:4-6). Het geheel is een goed geordende compositie, die duidelijk van opzet is.
Als een van Jehovah’s dienstknechten verheerlijkte Amos het woord en de naam, de rechtvaardigheid en de soevereiniteit van de Almachtige. Hij beschrijft hoe oneindig groot „de Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen,” is, dat niets buiten zijn bereik of zijn macht ligt (Am 9:2-5). Zelfs de zon, de maan, de sterrenbeelden en de natuurkrachten gehoorzamen Jehovah’s bevel (5:8; 8:9). Het is voor God daarom een kleinigheid zijn oppermacht over de natiën te demonstreren. — 1:3-5; 2:1-3; 9:7.
In overeenstemming met de betekenis van zijn naam droeg Amos een gewichtige, met wee en openlijke veroordeling beladen boodschap, die zowel tot de heidense natiën als tot Juda en Israël gericht was. Hij bracht echter ook een troostrijke boodschap van herstel, waarop allen die Jehovah trouw waren, hun hoop konden vestigen.
[Kader op blz. 115]
HOOFDPUNTEN UIT AMOS
Een profetie die speciaal gericht was tot het noordelijke tienstammenrijk Israël, met zijn centra voor kalveraanbidding in Dan en Bethel
Geschreven omstreeks 804 v.G.T., toen Jerobeam II koning in Israël was
Voltrekking van Jehovah’s oordeel staat vast; niet alleen aan omringende natiën maar in het bijzonder aan Israël (1:1–2:16)
Aan Syrië, Filistea en Tyrus wegens de wrede behandeling van Israël
Aan Edom (verwant via Esau) en Ammon (verwant via Lot) omdat zij hun Israëlitische broeders hebben gehaat en mishandeld; aan Moab omdat het de beenderen van de koning van Edom heeft verbrand om er kalk van te maken
Aan Juda omdat het Jehovah’s wet heeft verworpen
Aan Israël wegens het onderdrukken van de armen, wegens immoraliteit, ook wegens oneerbiedige bejegening van door God verwekte profeten en Nazireeërs; ontkoming aan goddelijke straf niet mogelijk
Jehovah’s oordeelsboodschap tegen Israël (3:1–6:14)
Israël is door God speciaal begunstigd en is daarom speciaal verantwoordelijk
Wanneer Jehovah zijn voornemen aan zijn dienstknechten onthult, profeteren zij; derhalve waarschuwt Amos dat Jehovah een afrekening zal houden wegens vals-religieuze praktijken in Bethel en bedrog door liefhebbers van weelde in Samaria
Israël is niet tot Jehovah teruggekeerd, ondanks de reeds toegediende straffen; wordt nu gewaarschuwd: ’Maak u gereed om uw God te ontmoeten’
Zelfs terwijl Jehovah waarschuwt voor de weeën die gaan komen, maant hij nog dringend: „Zoekt mij, en blijft in leven”; „Haat het kwade en hebt het goede lief”
Visioenen en profetieën tonen dat Israëls einde nabij is (7:1–8:14)
Visioen van verwoesting door sprinkhanen; profeet doet voorspraak
Visioen van verterend vuur; weer doet Amos voorspraak
Jehovah toetst Israël met een schietlood; geen verdere verontschuldiging voor Israël
Priester van Bethel beveelt Amos daar niet meer te profeteren; Amos profeteert rampspoed voor hem
Mand met bederfelijk zomerfruit als teken van Israëls naderende einde
Honger naar het horen van de woorden van Jehovah
Straf en herstel (9:1-15)
Geen plaats waarheen zij kunnen ontkomen; niets is buiten het bereik van de Soevereine Heer Jehovah
Hut (koningshuis) van David zal herbouwd worden; de teruggekeerde gevangenen zullen blijvende zekerheid genieten