CHRISTELIJKE GRIEKSE GESCHRIFTEN
Aldus aangeduid ter onderscheiding van de voorchristelijke Griekse Septuaginta-vertaling van de Hebreeuwse Geschriften. Het is algemeen gebruikelijk dit laatste gedeelte van de bijbel het Nieuwe Testament te noemen. — Zie BIJBEL.
De christelijke Griekse Geschriften bestaan uit 27 canonieke boeken. Na de dood van Jezus werden deze boeken door acht mannen onder inspiratie geschreven: Mattheüs, Markus, Lukas, Johannes, Paulus, Jakobus, Petrus en Judas. Niet al deze mannen waren tijdens Jezus’ bediening volgelingen van hem; de enigen van wie dit met zekerheid bekend is, waren de drie apostelen Mattheüs, Johannes en Petrus. Markus kan de „zekere jonge man” geweest zijn die Jezus na diens arrestatie op een afstand volgde (Mr 14:51, 52). Met Pinksteren waren Jakobus, Judas en misschien Markus samen met de drie bovengenoemde apostelen aanwezig (Han 1:13-15; 2:1). Later werd de apostel Paulus bekeerd. Al deze schrijvers raakten nauw verbonden met het besturende lichaam van de eerste-eeuwse gemeente in Jeruzalem.
In welke taal werden deze boeken oorspronkelijk geschreven? Met uitzondering van het boek Mattheüs, dat aanvankelijk in het Hebreeuws werd geschreven en later in het Grieks werd vertaald, zijn alle andere 26 boeken in het gewone Grieks, de Koinè, de internationale taal van die tijd, geschreven. — Zie MATTHEÜS, HET GOEDE NIEUWS VOLGENS.
Ook was het niet louter toeval dat deze geïnspireerde christelijke mannen, die allen van geboorte joden waren (Ro 3:1, 2), hun geschriften in het Grieks vervaardigden. Ze waren niet van persoonlijke aard, maar waren voor wijde verspreiding bedoeld, opdat alle gemeenten ze konden lezen en bestuderen (Kol 4:16; 1Th 5:27; 2Pe 3:15, 16). De schrijvers hadden het goddelijke gebod ontvangen om dit goede nieuws en deze leer tot de verst verwijderde streek der aarde te verbreiden, ook daar waar men geen Hebreeuws en Latijn kon lezen (Mt 28:19; Han 1:8). Zelfs in gebieden die dichter bij Palestina lagen, kwamen steeds meer niet-joden naar de plaatselijke gemeenten. Ook maakten deze schrijvers bij het aanhalen van de Hebreeuwse Geschriften dikwijls gebruik van de Septuaginta.
De boeken van de christelijke Griekse Geschriften zijn, gerangschikt naar het jaar (G.T.) waarin ze bij benadering zijn geschreven: Mattheüs, 41; 1 en 2 Thessalonicenzen, 50 en 51; Galaten, 50–52; 1 en 2 Korinthiërs, 55; Romeinen, 56; Lukas, 56–58; Efeziërs, Kolossenzen, Filemon, Filippenzen, 60/61; Hebreeën, Handelingen, 61; Jakobus, vóór 62; Markus, 60–65; 1 Timotheüs, Titus, 61–64; 1 Petrus, 62–64; 2 Petrus, 64; 2 Timotheüs, Judas, 65; Openbaring, 96; Johannes en 1, 2 en 3 Johannes, 98. Deze periode van nog geen 60 jaar is wel heel iets anders dan de bijna 11 eeuwen die het voltooien van de Hebreeuwse Geschriften in beslag genomen heeft.
Toen de tijd aanbrak om deze boeken van de christelijke Griekse Geschriften in één boekdeel samen te voegen, werden ze niet verzameld in de volgorde waarin ze geschreven waren. Ze werden veeleer logisch gerangschikt naar onderwerp, volgens de indeling die men zou kunnen aanduiden als (1) de 5 historische boeken, namelijk de Evangeliën en het boek Handelingen, (2) de 21 brieven en (3) de Openbaring.
De vier evangeliën (het woord „evangelie” betekent „goed nieuws”), geschreven door Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes, verschaffen ons een viervoudig historisch verslag van het leven en de activiteiten van Jezus, en elk verslag bevat een onafhankelijk bericht. De eerste drie worden soms synoptisch genoemd (wat „gelijk gezichtspunt” betekent) omdat ze, vergeleken met het Evangelie van Johannes, Jezus’ bediening op tamelijk overeenkomstige wijze belichten, maar toch weerspiegelt elk evangelie de individualiteit van de schrijver. Het Evangelie van Johannes vult bepaalde details aan die door de andere drie zijn weggelaten. Het boek Handelingen van Apostelen sluit daar dan in logische volgorde op aan en vertelt de geschiedenis van de christelijke gemeente vanaf haar oprichting met Pinksteren tot bijna dertig jaar na de dood van Jezus.
De manier waarop de gemeente functioneerde, haar problemen, haar openbare prediking, haar andere voorrechten en haar hoop en verwachting vormen het onderwerp van de 21 brieven die op het historische gedeelte volgen. Paulus wordt genoemd als de schrijver van 13 brieven. De brief aan de Hebreeën wordt gewoonlijk eveneens aan Paulus toegeschreven. Op deze geschriften volgt een groep brieven van Jakobus, Petrus, Johannes en Judas, waarvan de meeste aan alle gemeenten in het algemeen werden geschreven. En ten slotte is daar, als een verrukkelijke climax van de hele bijbel, de Openbaring, die een beeld schildert van verstrekkende toekomstige gebeurtenissen.
In hoeverre hebben schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften aanhalingen gedaan uit de Hebreeuwse Geschriften?
Honderden keren hebben de schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften aanhalingen gedaan uit de Hebreeuwse Geschriften. De Nieuwe-Wereldvertaling bevat in het gedeelte van de christelijke Griekse Geschriften 320 passages die rechtstreekse aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften zijn. Volgens een door Westcott en Hort gepubliceerde opsomming zijn er in totaal zo’n 890 aanhalingen en verwijzingen (The New Testament in the Original Greek, Graz, 1974, Deel I, blz. 581-595). Alle geïnspireerde christelijke schrijvers voeren voorbeelden uit de Hebreeuwse Geschriften aan (1Kor 10:11). Ongetwijfeld hebben zij de goddelijke naam Jehovah gebruikt wanneer zij aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften deden. Deze latere schrijvers erkennen ook de Hebreeuwse Geschriften als door God geïnspireerd en beschouwen ze als nuttig om de mens Gods volledig toe te rusten voor ieder goed werk. — 2Ti 3:16, 17; 2Pe 1:20, 21.
Na de dood van de apostelen hebben niet-geïnspireerde schrijvers veelvuldig aanhalingen gedaan uit de Griekse Geschriften, net zoals de geïnspireerde christelijke bijbelschrijvers aanhalingen hebben gedaan uit de geschriften van voor hun tijd.
Meer dan 13.000 uit de 2de tot de 16de eeuw daterende papyrus- en perkamenthandschriften die de volledige tekst van de christelijke Griekse Geschriften of gedeelten ervan bevatten, zijn beschikbaar voor een vergelijkende studie. Zo’n 5000 hiervan zijn in het Grieks geschreven en de overige in diverse andere talen. Meer dan 2000 van de oude exemplaren bevatten de Evangeliën en meer dan 700 de brieven van Paulus. Hoewel de oorspronkelijke geschriften tegenwoordig niet meer bestaan, zijn er afschriften die teruggaan tot de 2de eeuw, hetgeen heel dicht bij de tijd is waarin de originelen werden geschreven. Dit enorme aantal handschriften heeft Griekse geleerden in de loop der jaren in staat gesteld een zeer gezuiverde tekst van de Griekse Geschriften te produceren, die in veel opzichten de betrouwbaarheid en integriteit van onze huidige vertalingen van de christelijke Griekse Geschriften bevestigt. — Zie HANDSCHRIFTEN VAN DE BIJBEL.
Deze reusachtige hoeveelheid handschriften bewoog een geleerde ertoe de opmerking te plaatsen: „De overgrote meerderheid van de woorden van het Nieuwe Testament is boven alle differentiële processen van tekstkritiek verheven, omdat ze vrij van varianten is en slechts overgezet hoeft te worden. . . . Als betrekkelijke onbeduidendheden zoals veranderingen in volgorde, het invoegen of weglaten van het lidwoord bij eigennamen en dergelijke terzijde worden gesteld, kunnen naar onze mening de woorden die nog aan twijfel onderhevig zijn, nauwelijks meer dan een duizendste gedeelte van het gehele Nieuwe Testament vormen” (The New Testament in the Original Greek, Deel I, blz. 561). Hieraan kan de volgende opmerking van Jack Finegan worden toegevoegd: „De geringe tijdruimte tussen de oudste handschriften van het Nieuwe Testament en de oorspronkelijke teksten is dan ook hoogst verbazingwekkend. . . . Voor onze kennis van de geschriften van de meeste klassieke auteurs zijn wij aangewezen op handschriften waarvan de oudste dateren uit de tijd tussen de negende en de elfde eeuw A.D. . . . Daarom overtreft de zekerheid waarmee de tekst van het Nieuwe Testament kon worden vastgesteld, die van enig ander boek uit de oudheid. De woorden die de schrijvers van het Nieuwe Testament tot hun wereld en hun tijd richtten, hebben de afstanden en eeuwen tot op onze tijd in wezen in onveranderde vorm en zonder ook maar iets aan kracht in te boeten, overbrugd.” — Light From the Ancient Past, 1959, blz. 449, 450.
De christelijke Griekse Geschriften zijn als integrerend deel van het geschreven Woord van God van onschatbare waarde. Ze bevatten vier verslagen van de bediening van Gods eniggeboren Zoon, met inbegrip van zijn oorsprong, zijn onderwijs, zijn voorbeeld, zijn offerandelijke dood en zijn opstanding. Het historische bericht over de oprichting van de christelijke gemeente en de uitstorting van de heilige geest, die tot haar snelle groei bijdroeg, evenals de details betreffende haar problemen en de wijze waarop ze werden opgelost — dit alles is voor het functioneren van de ware christelijke gemeente in deze tijd van essentieel belang. De afzonderlijke boeken die onafhankelijk van elkaar voor bepaalde personen of situaties of met een speciaal doel werden geschreven, vormen alle te zamen één groot harmonisch geheel waarin het aan geen enkel detail ontbreekt. Deze boeken vullen de bijbelcanon aan en completeren die en zijn thans niet slechts van universeel gewicht en belang voor het geestelijke Israël, dat wil zeggen de gemeente Gods, waarop ze voornamelijk van toepassing zijn, maar voor alle mensen die Gods goedkeuring zoeken.
Zie voor inlichtingen over de inhoud van de 27 boeken, hun schrijvers, wanneer ze werden geschreven en het bewijs van hun authenticiteit, de afzonderlijke boeken bij naam.