GOEDE WIL
Zowel het Hebreeuwse ra·tsōnʹ als het Griekse eu·doʹki·a en verwante vormen van deze woorden hebben betrekking op datgene wat welgevallig is of op datgene waaraan men een welgevallen heeft, en ze worden vertaald met „welbehagen”, „welgevallen”, „goedkeuring”, „goede wil”, enzovoort.
Gods goede wil. In de bijbel worden de bovenstaande uitdrukkingen gebruikt met betrekking tot het welbehagen, de goedkeuring of de goede wil van God (Ps 51:18; 106:4; Ef 1:5, 9). God zet duidelijk uiteen wat er wordt vereist om hem welgevallig te zijn, en hij bepaalt wie hij als zijn vrienden zal aanvaarden, aan wie hij zijn goede wil schenkt. Degenen die zijn Woord verwerpen of tegen hem in opstand komen, ontvangen zijn goede wil niet, maar halen zich veeleer zijn misnoegen op de hals. — Ps 2:5; Heb 3:16-19.
Goede wil van mensen. Dezelfde woorden worden ook gebruikt met betrekking tot de goedkeuring van mensen, of de goede wil van hun zijde (2Kr 10:7; Es 1:8; Ro 15:25, 26). De apostel Paulus sprak over sommigen die de Christus predikten door welwillendheid (Fil 1:15). Deze oprechte christenen gaven uiting aan goede wil, welwillendheid, jegens de apostel en derhalve ook jegens God en zijn Zoon, die door Paulus werden vertegenwoordigd. Zij zouden daardoor Gods goede wil ontvangen (Sp 8:35; 10:32; 11:27). Nog een voorbeeld van de goede wil die een mens jegens anderen kan tonen, vinden wij in datgene wat de apostel Paulus over zijn vleselijke broeders, de joden, zei: „Broeders, de welwillendheid [goede wil] van mijn hart en mijn smeking tot God voor hen zijn werkelijk met het oog op hun redding.” — Ro 10:1.
„Mensen van goede wil”. Toen een engel de geboorte van Jezus aankondigde, verscheen hij niet aan de religieuze leiders van de joden, maar aan nederige herders. Nadat hij de herders over de geboorte van de Messias had ingelicht, verkondigde een engelenschare: „Glorie in de hoogste hoogten aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil” (Lu 2:14). De engelen verkondigden geen vrede voor Gods vijanden, die niet in vrede met hem waren. „’Er is geen vrede’, heeft mijn God gezegd, ’voor de goddelozen’” (Jes 57:21). De King James Version geeft Lukas 2:14 als volgt weer: „Glorie aan God in den hoge, en op aarde vrede, goede wil jegens mensen.” Maar God bracht hier niet zijn goede wil jegens de mensen in het algemeen tot uitdrukking; ook bedoelde hij niet dat hij zijn vrede deed toekomen aan degenen die hem slechts als de goede God beschouwden. God doelde veeleer op degenen die hem welgevallig zouden zijn door werkelijk geloof in hem te stellen en die volgelingen van zijn Zoon zouden worden.
Moderne bijbelvertalingen stemmen met deze zienswijze overeen en maken de kwestie duidelijk. De Willibrordvertaling luidt: „Op aarde vrede bij de mensen in wie hij een welgevallen heeft.” De Groot Nieuws Bijbel geeft de zinsnede als volgt weer: „Vrede op aarde aan de mensen die in Gods gunst staan!” Het Nieuwe Testament in de taal van onze tijd zegt: „Vrede op aarde voor de mensen aan wie hij een welgevallen heeft!” Andere moderne vertalingen geven de tekst op soortgelijke wijze weer.