HANDBREEDTE
Een lengtemaat die ongeveer overeenkwam met de breedte van de hand op de plaats waar de vingers beginnen. De handbreedte wordt gesteld op 7,4 cm. Vier vingerbreedten kwamen overeen met een handbreedte, en zes handbreedten met een el (Ex 25:25; 37:12; 1Kon 7:26; 2Kr 4:5; Ez 40:5, 43; 43:13). Volgens Psalm 39:5 zei David: „Gij hebt mijn dagen slechts weinige gemaakt”; de Hebreeuwse masoretische tekst gebruikt hier echter de uitdrukking „slechts handbreedten” (NW, vtn.). Christus Jezus gebruikte het woord „el” op overeenkomstige wijze toen hij zei: „Wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn levensduur toevoegen?” — Mt 6:27.