GEWRICHTSBANDEN
Sterke bindweefselbanden ter versteviging van een gewricht. Bindweefsel (ligamentum) verbindt beenderen met elkaar of geeft steun aan organen. Sommige bijbelvertalingen geven het Griekse woord sun·deʹsmon (een vorm van sun·deʹsmos) in Kolossenzen 2:19 weer met „banden” (LV; NBG; Herziene Voorhoeve-uitgave, 1982 [Nieuwe Testament]) of „verbindingen” (KB; Lu; Het Nieuwe Testament in de taal van onze tijd), andere met „pezen” (Het Boek; Mo). Sun·deʹsmos betekent „dat wat samenbindt, band van eenheid, bevestiging” en wordt gebruikt met betrekking tot pezen of gewrichtsbanden (A Greek-English Lexicon, door H. G. Liddell en R. Scott, herzien door H. Jones, Oxford, 1968, blz. 1701). Deze zelfde Griekse uitdrukking wordt gebruikt in de uitdrukkingen „band van onrechtvaardigheid” (Han 8:23), „verenigende band van vrede” (Ef 4:3) en „volmaakte band van eenheid” (Kol 3:14).
Paulus wees met de volgende woorden op het gevaar van „schijnnederigheid” in het geval van iemand die slechts voorwendt een christen te zijn: „[Hij houdt niet vast] aan het hoofd, aan degene uit wie het gehele lichaam, dat door middel van zijn gewrichten en gewrichtsbanden [sun·deʹsmon] van het nodige wordt voorzien en harmonisch wordt samengevoegd, blijft groeien met de groei die God geeft” (Kol 2:18, 19). Hier wordt de gemeente van gezalfde christenen vergeleken met een lichaam, dat een hoofd heeft. De onderlinge afhankelijkheid van de leden blijkt uit de opmerking dat het lichaam „door middel van zijn gewrichten en gewrichtsbanden . . . harmonisch wordt samengevoegd”. Aldus gebruikt Paulus de uitdrukking „gewrichtsbanden” in figuurlijke zin in verband met het geestelijke lichaam van Christus, waarvan Jezus het hoofd is. Als hoofd voorziet Jezus de leden van het lichaam van hetgeen zij nodig hebben door middel van de „gewrichten en gewrichtsbanden”, de middelen en voorzieningen voor het verschaffen van geestelijk voedsel alsook voor communicatie en coördinatie. (Vgl. 1Kor 12:12-30; Jo 15:4-10.) In het menselijk lichaam moet elk lid ertoe bijdragen dat alles goed functioneert en groeit, en dat geldt zowel voor het opnemen respectievelijk ontvangen van voedingsstoffen en instructies als voor het doorgeven hiervan aan andere lichaamsleden. Zo is het ook met het lichaam van Christus, de gemeente.