METHUSALAH
(Methu̱salah) [misschien: Man van de werpspies].
De zoon van de getrouwe profeet Henoch; de vader van Lamech en de grootvader van Noach (Ge 5:21-29; 1Kr 1:1-4; Ju 14, 15). Methusalah was een nakomeling van Adam via Seth en behoorde tot de achtste generatie van de mensheid (Lu 3:37, 38). Hij werd 969 jaar en bereikte aldus de hoogste leeftijd die in het bijbelse verslag staat opgetekend. Zijn leeftijd is spreekwoordelijk geworden. Hij stierf in 2370 v.G.T., het jaar waarin de Vloed begon. Maar de Schrift zegt dat Methusalah „stierf”, niet dat hij omkwam in de Vloed als gevolg van de goddelijke oordeelsvoltrekking. — Ge 5:27; zie LEVENSDUUR.