NAHUM
(Na̱hum) [Trooster (d.w.z. iemand die aanmoedigt)].
1. Een Israëlitische profeet uit de 7de eeuw v.G.T. en de schrijver van het boek dat zijn naam draagt. Het kan zijn dat Nahum zich in Juda bevond toen hij zijn profetie te boek stelde (Na 1:15). Hij was een Elkosiet, wat er kennelijk op duidt dat hij een inwoner van Elkos was, mogelijk een stad of dorp in Juda. — Na 1:1; zie ELKOSIET.
2. Een na de ballingschap levende voorvader van Jezus Christus in de geslachtslijn van zijn aardse moeder Maria. — Lu 3:25.