OHOLIBAMA
(Oholiba̱ma) [Tent van de hoge plaats].
1. Een Kanaänitische vrouw van Esau. Zij baarde hem drie zonen, Jeüs, Jaëlam en Korach, die allen stamhoofden van Edom werden. Oholibama was een dochter van Ana en de kleindochter van de Heviet Zibeon. — Ge 36:2, 5-8, 14, 18, 25; zie ANA.
2. De naam van een Edomitisch stamhoofd; sommige geleerden zouden deze vermelde namen van toepassing willen brengen op plaatsen, want zij zijn van mening dat de tekst zou moeten luiden „het stamhoofd van Oholibama”, enzovoort. — Ge 36:40, 41; 1Kr 1:51, 52.