MAAG
Een verwijd deel van het spijsverteringskanaal bij mens en dier. De maag van sommige dieren bestaat uit vier afdelingen. Onder de Wet moest iemand die een offerdier slachtte, de maag (Hebr.: qe·vahʹ) aan de priester geven (De 18:3). In de christelijke Griekse Geschriften raadde de apostel Paulus Timotheüs aan wat wijn te gebruiken ter wille van zijn maag (Gr.: stoʹma·chos). — 1Ti 5:23.
In sommige gevallen waar de met „buik” en „inwendige delen” vertaalde Hebreeuwse woorden worden gebruikt, is schijnbaar de maag daarbij inbegrepen (Sp 13:25; Jon 1:17). Hetzelfde geldt voor het gebruik van het woord „buik” in de christelijke Griekse Geschriften, zoals bijvoorbeeld in Romeinen 16:18 en 1 Korinthiërs 6:13. — Zie BUIK.