COBRA
[Hebreeuws: peʹthen].
Een uitzonderlijk giftige slang die in Azië en Afrika voorkomt. De cobra die in zes passages in de bijbel wordt genoemd, is ongetwijfeld de Egyptische cobra of aspis, een zowel in bijbelse tijden als tegenwoordig vaak door slangenbezweerders gebruikte slang. Net als de gewone cobra of brilslang, die in India voorkomt, en de Aziatische koningscobra, zet ook de Egyptische cobra zijn nek uit wanneer hij kwaad wordt. Deze soort staat in feite bekend als een snelle en prikkelbare slang, die zich bij de minste of geringste verstoring sissend opricht. De Egyptische cobra heeft een misleidende naam, want hij komt ook ver buiten Egypte voor; in feite komt hij in Afrika van alle andere cobra’s het meeste voor. Zijn gebied is echter niet tot Afrika beperkt; en Raymond Ditmars zegt in zijn boek Reptiles of the World dat deze cobra niet alleen in de landen rond de Sahara algemeen voorkomt, maar ook in Arabië. De Egyptische cobra is thans in het Z. van Palestina echter uiterst zeldzaam.
De Israëlieten waren dus niet alleen toen zij in Egypte verbleven, maar ook tijdens hun omzwervingen door de wildernis goed bekend met deze slang. Toen Mozes de Israëlieten in de wildernis toesprak, verwees hij naar „het wrede gif van cobra’s” (Deut. 32:33). De uitdrukking ’wreed’ vormt een passende beschrijving van de uitwerking van cobragif, waarover H. W. Parker in zijn boek Snakes (blz. 133) het volgende zegt: „De symptomen die onmiddellijk op een beet volgen, zijn: hevige pijn, die veel en veel erger is dan louter door de wond wordt veroorzaakt, direct gevolgd door een sterke plaatselijke zwelling, waarbij bloed en serum uit de wond vloeien. Deze symptomen, veroorzaakt door de weefselvernietigende en bloedstollingsvertragende substanties, kunnen binnen dertig seconden optreden, en ze breiden zich uit naarmate het gif zich door het lichaam verspreidt, waarbij ook op andere plaatsen bloedingen ontstaan. Tegelijkertijd beginnen de op het zenuwstelsel werkende giffen hun invloed uit te oefenen; de benen worden slap, men kan het hoofd niet meer rechtop houden en de oogleden vallen dicht, er treedt verlamming van de tong, lippen en keel op . . . vervolgens misselijkheid en toenemende ademhalingsmoeilijkheden, en dan, hoewel niet onvermijdelijk, de dood door verlamming van de ademhaling en stilstand van het hart.”
De cobra valt aan met een voorwaartse stoot van zijn opgerichte lichaam, vergezeld door een scherp gesis. Wanneer de cobra bijt, grijpt hij met zijn kaak het slachtoffer stevig vast en begint dan een karakteristieke kauwbeweging te maken; dat is nodig omdat de giftanden betrekkelijk kort zijn en omdat er bij een langduriger contact meer gif in de wond kan dringen. Vanwege deze bijtgewoonte en het bijzonder krachtige gif behoren cobra’s tot de gevaarlijkste van alle dieren. De psalmist stelt de cobra dan ook, in beeldspraak, op één lijn met de leeuw en zegt met betrekking tot degenen die hun vertrouwen op Jehovah hebben gesteld: „Op de jonge leeuw en de cobra zult gij treden; gij zult de jonge leeuw met manen en de grote slang vertrappen” (Ps. 91:13). Wanneer Jesaja erover spreekt dat Jehovah’s volk weer bijeengebracht zal worden, profeteert hij dat hun situatie zal veranderen en beschrijft hij een tijd waarin „de zuigeling . . . stellig [zal] spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen”. — Jes. 11:8, 11, 12.
De bijbel verwijst naar het oor van de cobra en zinspeelt op het vermogen van de cobra om te „luisteren naar de stem der bezweerders” (Ps. 58:4, 5). Alhoewel sommige biologen beweren dat slangen niet kunnen horen, is de bijbel in harmonie met de meest recente bevindingen, die aantonen dat slangen een inwendig mechanisme voor het opvangen van geluiden bezitten en dat ze vrij goed kunnen horen. Zo berichtte de New York Times van 10 januari 1954 onder de kop „Worden slangen door muziek ’bezworen’?” het volgende:
„Dr. David I. Macht, research farmacoloog aan het Mount Sinai Hospital in Baltimore, is een van ’s werelds voornaamste deskundigen op het gebied van cobragif. . . . Dr. Macht vertelde dat hij door zijn werk met cobra’s en cobragif in aanraking kwam met enkele goed geschoolde Hindoe-geneesheren uit verschillende delen van India. Allen waren het erover eens dat cobra’s op sommige muzikale tonen van een fluit reageren. Sommige soorten muziek winden de dieren meer op dan andere soorten, zeiden de geneesheren. Indiase kinderen die in het donker op het platteland spelen, worden zelfs gewaarschuwd niet te zingen, opdat hun geluid de cobra’s niet zal aantrekken, zei hij. Dr. Macht voegde hieraan toe dat Shakespeare, die herhaaldelijk naar slangen als dove dieren verwees, . . . slechts een algemene misvatting herhaalde. Volgens dr. Macht had de psalmist, die in Psalm 58 vers 5 het tegenovergestelde te kennen gaf, namelijk dat slangen kunnen horen, het daarentegen bij het rechte eind. . . . In tegenstelling tot de beweringen van sommige biologen, aldus dr. Macht, worden slangen ’bezworen’ door geluiden, niet door bewegingen van de bezweerder. Herzie de leerboeken, raadden de geneesheren aan.”
De slang kan het best een trilling op de grond of hoge tonen horen. Enkele van de dieren die hij gewoonlijk als prooi heeft, brengen hoge tonen voort; deze hoge geluiden prikkelen en alarmeren de slang. Daarom betekenen de tonen die door een fluit worden voortgebracht, voor de slang alleen maar voedsel of gevaar, en niet dat hij de gespeelde muziek aangenaam vindt. Wanneer een slangenbezweerder op zijn fluit begint te spelen, ontlokt dit onmiddellijk een reactie van de zijde van de slang; hij richt zich rechtop, op zijn hoede voor gevaar. Wanneer hij ontdekt dat het geluid van de fluit afkomstig is, zal hij zijn aandacht van nature op dat voorwerp en op degene die erop speelt, vestigen. Indien de bezweerder beweegt of heen en weer wiegt, zal de slang hetzelfde doen. Als hij zich in een cirkel rond de slang beweegt, zal de slang zich vanzelfsprekend omdraaien, teneinde zijn ogen op de geluidsbron gericht te houden.