KOORTS.
In de bijbel een algemeen begrip voor alle ziekten die met verhoogde lichaamstemperatuur gepaard gaan. Malaria is een van de meest voorkomende ziekten in het Midden-Oosten waarbij koorts optreedt. In de Septuaginta wordt in Leviticus 26:16 het Hebreeuwse woord qad·daʹchath, „brandende koorts, ontsteking”, met een vorm van het Griekse woord ikʹte·ros, „geelzucht”, weergegeven. Geelzucht komt in Palestina ook veelvuldig voor en kan met koorts gepaard gaan.
Nog een in de bijbel, en wel in Handelingen 28:8 genoemde koortsige ziekte is dysenterie. Deze kwaal wordt gekenmerkt door een ernstige ontsteking van de dikke darm die soms vergezeld kan gaan van bloederige en slijmerige ontlasting. Bij dysenterie treedt vaak hoge koorts op, zodat in medische geschriften van de Grieken uit de oudheid vaak de woordcombinatie „koorts en dysenterie” ter aanduiding van een specifieke ziekelijke toestand voorkomt.
Hoewel de Wet met haar bepalingen voornamelijk ten doel had het geestelijke welzijn van de Israëlieten te bevorderen en hen afgescheiden te houden van de heidense natiën, blijkt uit een onderzoek van de wettelijke voorschriften met betrekking tot voedsel en hygiëne dat de Wet een extra gunstige uitwerking had, aangezien ze de natie beschermde tegen de oorzaken en de verbreiding van vele ziekten, met inbegrip van bepaalde gewoonlijk besmettelijke koortsige ziekten.
Toen Jezus Christus op aarde was, genas hij veel mensen die door koorts gekweld werden. Onder hen bevond zich de schoonmoeder van de apostel Simon Petrus (Matth. 8:14, 15; Mark. 1:29-31). Lukas vestigt — blijkbaar omdat hij arts was — in dit geval de aandacht op de hevigheid van de koorts door over „hoge koorts” te spreken. — Luk. 4:38.