HEILIGE BIJDRAGE.
Een strook land in Ezechiëls visioen over de verdeling van het Beloofde Land. Met uitzondering van Levi kreeg elk van de 12 stammen (Efraïm en Manasse vertegenwoordigden Jozef, zodat het er 12 waren) een toegewezen deel dat van het O. naar het W. van het land liep. Ten Z. van de strook voor Juda (het zevende toegewezen deel vanaf het uiterste N.) bevond zich de „heilige bijdrage” (Ezech. 48:1-8). De noordelijke grens van deze strook land liep langs de zuidelijke grens van het aan Juda toegewezen deel; in het Z. grensde ze aan de strook van Benjamin (het vijfde toegewezen deel vanaf het uiterste Z.) (48:23-28). (Houd in gedachte dat er in Ezechiël hoofdstuk 40 tot 48 sprake is van lange ellen [Ezech. 40:5].) De heilige bijdrage was van N. naar Z. 25.000 el (13 km) breed. Ze diende door het volk ten behoeve van de regering te worden afgestaan. In het midden van de heilige bijdrage bevond zich het heiligdom van Jehovah. — 48:8.
Het heiligdom lag in het midden van een gebied dat 25.000 el in het vierkant was. Wat ten O. en ten W. van dit vierkante gebied van de strook land overbleef, bestond uit twee delen (25.000 el breed) en was voor de overste (Ezech. 48:20-22). Het vierkante deel was als volgt verdeeld: Een strook langs de noordelijke grens (10.000 el [5,2 km] breed) was voor de levieten. Ze mocht niet verkocht of geruild worden (48:13, 14). Het aan de levieten toegewezen deel grensde in het Z. aan een strook land van 10.000 el, die een bijdrage aan Jehovah voor de priesters was, ’een bijdrage uit de bijdrage’. In dit deel lag het heiligdom (48:9-12). Er bleef nog een 5000 el (2,6 km) brede strook land in het Z. over. In het midden van dit deel bevond zich de stad die de naam droeg „Jehovah zelf is daar”. De stad was 4500 el (2,2 km) in het vierkant. Ze had 12 poorten en rondom een weiland van 250 el (130 m) breed. Het overgebleven deel van de 25.000 el in het vierkant, namelijk 10.000 el ten O. van de stad en 10.000 el ten W. ervan (5000 el breed), werd als iets profaans beschouwd en moest door de stammen van Israël worden bebouwd om voedsel voor de stad te verschaffen. — 48:15-19, 30-35.