SIKKEL (I)
(sikkel).
Bij de Hebreeën de grondeenheid van gewicht (1 Sam. 17:5, 7; Ezech. 4:10; Amos 8:5) en geldelijke waarde. Op grond van het gemiddelde dat men bij onderzoek van zo’n 45 van inscripties voorziene sikkelgewichten heeft berekend, neemt men aan dat de sikkel 11,4 g woog. Eén sikkel was 20 gera (Num. 3:47; 18:16), en er zijn aanwijzingen dat 50 sikkelen overeenkwamen met één mine. — Zie MINE.
Vaak wordt er specifiek vermeld of het om zilveren of gouden sikkelen ging (1 Kron. 21:25; Neh. 5:15). Voordat er munten in gebruik waren, werden zilverstukken (en, minder vaak, goudstukken) als geld gebruikt, die bij de transactie werden afgewogen (Gen. 23:15, 16; Joz. 7:21). Bijdragen in verband met de tabernakel werden soms uitgedrukt in sikkelen „volgens de sikkel van de heilige plaats” (Ex. 30:13; Lev. 5:15; 27:2-7, 25). Daarmee wilde men wellicht beklemtonen dat het gewicht nauwkeurig moest zijn of dat het overeen moest komen met een standaardgewicht dat in de tabernakel werd bewaard.
Er wordt algemeen aangenomen dat de „zilverstukken” waarvan in de Hebreeuwse Geschriften vaak melding wordt gemaakt, zilveren sikkelen waren, de standaardgeldeenheid (Recht. 16:5; 1 Kon. 10:29; Hos. 3:2). Dit wordt bevestigd door de Septuaginta (die de in Genesis 20:16 voorkomende uitdrukking ’zilverstukken’ met hetzelfde Griekse woord weergeeft als het woord „sikkelen” in Genesis 23:15, 16), alsook door de targoems. Volgens Jeremia 32:9 kocht de profeet een veld voor „zeven sikkelen en tien zilverstukken”. Misschien was dit slechts een wettelijke formulering en betekende het eenvoudig 17 zilveren sikkelen (NBG; SV), of er konden ook zeven gouden sikkelen en tien zilveren sikkelen bedoeld zijn.
Volgens 2 Samuël 14:26 schijnt er behalve de gewone sikkel nog een „koninklijke” sikkel te zijn geweest, maar er kan ook een in het koninklijk paleis bewaard standaardgewicht bedoeld zijn.