De wijnpers van Gods gramschap vermijden
„Ik heb ook de wijnpers getreden, Ik alleen, en uit de volken was niemand met Mij! En Ik heb hen vertreden in mijnen toorn, en in mijn verbolgenheid hen vertrapt! En hun bloed is op mijn kleederen gespat.” — Jesaja 63:3, Pa.
1. De kennis om wat te vermijden, dient gij graag te willen verwerven en waarom?
INDIEN gij kunt vermijden dat het leven uit u wordt geperst, zoudt gij dan niet graag willen weten hoe gij dit kunt doen? Het slagveld dat Armageddon wordt genoemd en waar de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” gestreden zal worden, zal voor de gehele mensheid gelijk een enorme wijnpers zijn. Betrekkelijk weinig personen van dit geslacht mensen zullen het ontgaan daar verpletterd te worden, waardoor zij de eeuwige dood zullen ingaan. Gij kunt het vermijden daar verpletterd te worden en gij kunt delen in alle vreugde, in al het gezang en gejuich dat met het treden van deze wereldomvattende wijnpers gepaard gaat en dat er op volgt. Hoe kunt gij dit doen? Het is de moeite waard dit te weten.
2. (a) Hoe verklaart God dat het menselijke bloed belangrijk is? (b) Wat kan God volkomen terecht eisen in ruil voor het leven van een persoon die ten onrechte is gedood?
2 Doordat het bloed onbelemmerd door de bloedvaten van uw lichaam stroomt, bezit u leven als een menselijke ziel. De grote „fontein des levens,” Jehovah God, vertelt ons hoe belangrijk onze bloedvoorraad is, zeggende: „De ziel van elke soort van vlees is in zijn bloed omdat daar de ziel in is.” Wij kunnen daarom inzien dat het redelijk is dat hij ons gebiedt geen bloed van andere mensen in ons lichaamsstelsel op te nemen, zeggende: „Daarom heb ik tot de zonen Israëls gezegd: ’Gij moet het bloed van geen enkele soort van vlees nuttigen, want de ziel van elke soort van vlees is in zijn bloed. Een ieder die het nuttigt, zal worden uitgeroeid.’” Daar het bloed levenswaarde heeft, aanvaardde God het bloed van een juist slachtoffer terecht als zoenoffer of als terugkoopprijs voor het leven dat de mensheid had verloren als straf op kwaaddoen of zonde. Daarom zeide God: „De ziel van het vlees is in het bloed, en ik zelf heb het u op het altaar gegeven om voor uw zielen verzoening te doen, want het bloed brengt verzoening tot stand wegens de ziel er in” (Lev. 17:11, 14, NW; Ps. 36:10). Evenals het God welgevallig was het levensbloed van een juist slachtoffer te aanvaarden als betaling voor het verbeurde leven van een ander, kan God ook volkomen terecht eisen dat het leven van een persoon die ten onrechte was gedood, zou worden gecompenseerd of vereffend door de doder het leven te benemen.
3. (a) Hoe verklaarde God aan Noach en zijn gezin dat dit zijn gedragsregel was? (b) Waarvan is de regenboog geen teken, en van welke overlevenden zijn Noach en zijn gezin dus tekenen?
3 Meer dan vierduizend jaar geleden verklaarde Jehovah aan de acht menselijke overlevenden van de wereldomvattende vloed, van wie allen die thans leven afstammen, dat hij zich aan deze regel hield. Toen Jehovah God hun toestond dierlijk vlees als voedsel tot zich te nemen, zeide hij: „Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moet gij niet eten. En bovendien zal ik uw bloed van uw zielen terugvragen. Van de hand van elk levend schepsel zal ik het terugvragen; en van de hand van de mens, van de hand van een van zijn evenmensen, zal ik de ziel van de mens terugvragen. Een ieder die ’s mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens worden vergoten, want naar Gods beeld heeft hij de mens gemaakt” (Gen. 9:4-6, NW). Het leven van het dierlijke slachtoffer vormde geen vergoeding voor het leven van de gedode man; alleen het leven van een evenmens van de gedode man, de doder zelf, zou aan de maatstaven van de goddelijke gerechtigheid voldoen. Alhoewel Jehovah God in die tijd de regenboog aan de hemel had laten verschijnen als een eeuwig teken dat hij nimmermeer alle vlees door de wateren van een vloed zou uit roeien, is zijn regenboog er geen teken van dat hij alle menselijk vlees niet kan en niet zal verpletteren door andere middelen, zoals een wereldomvattende wijnpers. De acht menselijke overlevenden van de wereldomvattende vloed zijn er een profetisch teken van en een profetische waarborg voor dat er gelukkige overlevenden zullen zijn wanneer de mensheid te Armageddon in de wijnpers van Gods gramschap wordt verpletterd. — Gen. 9:4-6, 11-16, NW; Matth. 24:37-39.
4. Waarom zal het rechtvaardig zijn wanneer de mensen te Armageddon worden vertreden zodat hun levensbloed zal vloeien?
4 Noach heeft na de vloed wijn bereidt, waarbij hij ongetwijfeld een wijnpers gebruikte. Wanneer de tijd was aangebroken waarin de het hart van de mens verblijdende wijn werd bereid, kwam er onder de trappende en persende voeten van de treders van de wijnpersbak een grote stroom druivenbloed of druivensap vandaan. In de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon zal er menselijk bloed vloeien, het menselijk leven zal op een tot nu toe ongehoorde schaal worden uitgegoten, en wee degenen die dan oorlog voeren tegen God de Almachtige! Het is rechtvaardig dat de mensen uitgeperst zullen worden zodat hun levensbloed zal vloeien, het zal gebeuren in de gramschap van God de Almachtige, omdat er een grote bloedschuld op de mensheid rust. Al het menselijke bloed dat in het verleden op onrechtvaardige wijze is vergoten, zal worden vereffend doordat zij die bloedschuld op zich hebben geladen, verpletterd zullen worden en om het leven komen. Het zal ten aanzien van de mensheid geen onrechtvaardige daad zijn, maar de genoegdoening van iets wat men terecht is verschuldigd.
5, 6. Hoe wordt door hetgeen Juda en Jeruzalem ervoeren, aangetoond dat er in geen enkel deel van de christenheid toevlucht gevonden kan worden, en hoe heeft God bij monde van Jesaja die ondervinding beschreven?
5 Wanneer de verschrikkelijke terechtstelling aanbreekt van hen op wie bloedschuld rust, zal er in geen enkel deel van de christenheid een toevluchtsoord zijn, ook al neemt ze vroom Gods naam op de lippen en beweert ze zijn volk te zijn. Vijfentwintig eeuwen geleden deden de Israëlieten precies hetzelfde, maar het werkte niet als een talisman welke hun bescherming verschafte toen Jehovah zijn gramschap tot uitdrukking bracht over het kwaad dat zij opzettelijk bedreven en over het willens en wetens verbreken van het verbond dat zij met hem hadden gesloten, en hij Jeruzalem en het land Juda bestrafte. Te Armageddon zal de ontrouwe christenheid een soortgelijke ondervinding moeten opdoen als die welke haar profetische beelden opdeden, het Juda en Jeruzalem uit de oudheid. Van tevoren beschrijvend wat er gebeurde, zeide God:
6 ’Zie Jehovah ontledigt en verwoest de aarde, keert haar ondersteboven en verstrooit haar inwoners. Dan vergaat het den priester als het volk, . . . De aarde wordt volkomen ontledigd en geheel leeggeroofd, want Jehovah heeft dit woord gesproken. De aarde treurt, verwelkt; de wereld kwijnt weg, verwelkt; de hoogsten van het volk des lands kwijnen weg. Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzetting ontdoken, het eeuwig verbond verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar bewoners boeten [want die in hetzelve wonen staan schuldig, Pa]; daarom worden de bewoners der aarde door een gloed verteerd en blijven er weinig stervelingen over.’ — Jes. 24:1-6, NBG.
7. Hoe keerde Jehovah het land Juda en Jeruzalem ondersteboven, en waarom deed hij dit?
7 Hoe keerde God het land Juda en Jeruzalem ondersteboven? Het land was vol joodse bewoners evenals een schaal die vol is met bepaalde dingen. Jehovah handelde dus met het land precies als met een volle schaal, hij keerde ze ondersteboven en gooide haar menselijke bewoners er uit, waardoor het land werd geledigd en zijn vroegere bewoners heinde en ver werden verstrooid. Jehovah had Samaria, de hoofdstad van de afgoden aanbiddende, moordlustige koning Achab, reeds vroeger een soortgelijke behandeling toegemeten, en daarom zeide Jehovah: „Zie, ik breng rampspoed over Jeruzalem en Juda, dat beide oren van iemand die er van hoort, zullen tuiten. En ik zal stellig over Jeruzalem het meetsnoer spannen dat op Sa·maʹria is toegepast, en ook het waterpasinstrument hetwelk op het huis van Aʹchab is aangelegd, en ik zal Jeruzalem gewoon leeg vegen zoals iemand een schaal zonder oren leeg veegt, het leeg vegen en ondersteboven keren. En voorwaar, ik zal het overblijfsel van mijn bezit verlaten en hen in de hand van hun vijanden geven, en zij zullen kortweg tot buit en plundering worden voor al hun vijanden.” Waarom het land aldus ondersteboven werd gekeerd, staat ten dele vermeld in hetgeen vervolgens over zijn koning Manasse wordt gezegd: „Er was ook onschuldig bloed dat Ma·nasʹse in zulk een grote hoeveelheid had vergoten dat het Jeruzalem vulde van het ene einde tot het andere, nog boven zijn zonde welke hij Juda liet bedrijven door datgene te doen wat kwaad was in de ogen van Jehovah” (2 Kon. 21:10-16, NW). Ongeveer honderd jaar later werd deze onheilspellende profetie werkelijkheid.
8. Waarom werd het land niet met de goede kant naar boven gekeerd toen het ondersteboven werd gekeerd, en wanneer werd het land daarom in zijn juiste toestand gebracht?
8 Werden het land Juda en Jeruzalem doordat ze ondersteboven werden gekeerd, met de goede kant naar boven gekeerd? Neen! Want Jeruzalem en zijn tempel werden door de Babyloniërs vernield, het land Juda werd verwoest en volledig ontvolkt, zodat er zelfs geen huisdieren meer in achterbleven, en de vroegere bewoners die nog waren achtergebleven, werden gevankelijk naar Babylon weggevoerd of werden zo bevreesd dat zij naar Egypte vluchtten. Het land werd ondersteboven gekeerd, gelijk de inhoud van een schaal zonder oren wordt omgekeerd; daarom veranderde het verlaten land in een woestenij, een wildernis, met trieste ruïnes, welke onveilig werden gemaakt door droefgeestig aandoende wilde beesten en vogels. In zulk een toestand behoorde het land Juda niet te verkeren. God had het overeenkomstig zijn belofte aan zijn uitverkoren volk gegeven opdat zij het zouden bewonen. Daarom liet hij, nadat hij het land zeventig jaar lang braak had laten liggen en het zijn sabbatten had laten genieten, Babylon omverwerpen en bracht hij een getrouw overblijfsel van zijn volk vandaar terug opdat Jeruzalem herbouwd, haar tempel hersteld en het land wederom bevolkt zou worden. Op die dag werd er een land geboren dat verkeerde in de toestand waarin het behoorde te zijn, gelijk een schaal met de goede kant naar boven, gevuld met bewoners die Jehovah loofden en aanbaden. Dit is een profetisch beeld van de wijze waarop Jehovah God een getrouw overblijfsel van mensen zal bewaren en bevrijden opdat het Armageddon zal overleven. — Jes. 45:17-22; 66:8, 9; 2 Kron. 36:17-23.
9. Met welke uitpersingsdaad wordt de wijze waarop Jehovah het land Juda heeft behandeld, vergeleken, en wat wordt hierdoor geïllustreerd met betrekking tot de christenheid?
9 De heilige stad en de tempel in het land Juda werden op een verschrikkelijke manier vernield, en het was huiveringwekkend te aanschouwen hoe de meeste bewoners door het zwaard, de honger en de pestilentie werden afgeslacht en de overlevenden werden verstrooid, gevangen genomen en verbannen naar vijandelijke landen. Jehóvah liet hen dit ondergaan; zij hadden zíjn verbond verbroken en zíjn land verontreinigd met onschuldig bloed. De vergelijking wordt getrokken, dat hij het land Juda in een kolossale wijnpers vertreedt, waardoor ijselijk veel levens worden verdelgd en het bloed van de schuldigen wordt vergoten (Jer. 2:21; Jes. 5:1-8). De schrijver van de profetische Klaagliederen weeklaagt er over in de volgende bewoordingen: „Aanschouwt, en ziet of er enige smart is als de smart welke mij wordt aangedaan, waarmede Jehovah mij heeft bezocht ten dage van zijn vurige gramschap. . . . de Heer heeft mij overgegeven in de macht van hen uit wier handen ik niet kan opstaan. De Heer heeft al mijn machtige mannen in het midden van mij neergeworpen; hij heeft een bijeenvergadering tegen mij uitgeroepen om mijn jonge mannen te verpletteren; de Heer heeft als in een wijnpers de maagdelijke dochter van Juda getreden. Jehovah is rechtvaardig; want ik ben tegen zijn gebod in opstand gekomen” (Klaagl. 1:12, 14, 15, 18, Da). Hierdoor wordt aanschouwelijk voorgesteld wat het zal betekenen wanneer Jehovah te Armageddon de christenheid in de wijnpers treedt. Het zal alleen nog ontzettender zijn, daar de christenheid zich over de gehele aardbol uitstrekt. Niemand denke dat hij dan toevlucht zal kunnen vinden in de met bloed besmeurde christenheid.
10, 11. (a) Waarom is er in deze oude wereld geen andere plaats waar wij er aan kunnen ontkomen te Armageddon verpletterd te worden? (b) Waarom dienen wij het te vermijden toevlucht te nemen tot de „wijnstok der aarde”?
10 Er is in deze oude wereld geen ander toevluchtsoord waar men er aan zou kunnen ontkomen te Armageddon verpletterd te worden. Alle natiën van het heidendom en de christenheid beide zullen in de wereldomvattende wijnpers worden fijngedrukt. Het wereldse samenstel van dingen is gelijk een grote „wijnstok der aarde” welke zich over de gehele aarde heeft vertakt en die met haar slechte vruchten heeft gevuld, en welhaast is thans de tijd aangebroken waarin de gehele wijnstok zal worden ontworteld, verpletterd en waarin met alle geweld al het levensbloed er uit geperst zal worden. Alle natiën, zelfs die der christenheid, welke er aanspraak op maken christelijk te zijn, hebben onderling oorlog gevoerd en de aarde met bloed gedrenkt; en thans hebben de natiën, sedert Gods koninkrijk in 1914 in de hemelen werd geboren en sedert Jehovah’s getuigen deze koninklijke geboorte op wereldomvattende schaal hebben aangekondigd, het toppunt van goddeloosheid bereikt door een oorlog voor te bereiden tegen Jehovah God en zijn op de troon geplaatste Koning Jezus Christus.
11 In dit tijdperk van de waterstofbom komen de vruchten van deze internationale „wijnstok der aarde” tot volle rijpheid en nadert met rasse schreden de tijd waarin deze reusachtige wijnstok geoogst zal worden, en dan zal deze gehele wijnstok, wortels, stok en vruchten, in de wijnpers van Gods gramschap worden gegooid. Jehovah God bespoedigt zelfs het rijpwordingsproces der goddeloze vruchten er van doordat hij zijn getuigen thans de volgende uitdaging laat bekendmaken: ’Roept dit uit onder de volken: Heiligt den oorlog, doet de helden opstaan; dat alle krijgslieden aantreden, oprukken! Smeedt uw ploegscharen tot zwaarden en uw snoeimessen tot speren; de zwakke zegge: Ik ben een held. Maakt u op en komt, alle volken van rondom, en verzamelt u. Doe, o Jehovah, uw helden daarheen afdalen. Laat de volken opstaan en oprukken naar het dal van Josafat, want daar zal Ik zitten om alle volken van rondom te richten. Slaat de sikkel er in, want de oogst is rijp. Komt, treedt, want de perskuip is vol; de wijnbakken stromen over. Want hun boosheid is groot. Menigten, menigten in het dal der beslissing, want nabij is de dag van Jehovah in het dal der beslissing’ (Joël 3:9-14, NBG). Het betekent dat elk die thans zijn toevlucht neemt tot de ranken van deze „wijnstok der aarde,” hetzij door er een rank van te blijven hetzij door er onder te zitten en van zijn vruchten te genieten, tezamen met deze wijnstok in de wijnpers van Gods gramschap zal worden getreden en uitgeperst. Het is ontegenzeglijk beter te vermijden verpletterd te zullen worden.
12. Wat is één voorname reden waarom het leven uit deze wereld wordt geperst en wat zal in verband hiermede in het bijzonder zijn rechtmatige straf ontvangen?
12 De enorme bloedschuld welke op dit wereldse samenstel van dingen rust en waarvoor gestraft moet worden, is één voorname reden waarom God het levensbloed uit dit samenstel perst. Dit zal niet alleen gebeuren met de politieke, commerciële en sociale organisaties dezer wereld maar ook met haar religiën. Alle religiën dezer wereld gaan thans samen met de internationale bond, de Verenigde Naties, en ondersteunen deze. Al deze religiën worden onder één symbool afgebeeld, namelijk, dat van de grote hoer, het Grote Babylon, die het zevenkoppige wilde beest berijdt en ten strijde voert tegen Jehovah’s „Heer der heren en Koning der koningen.” Al het bloed dat op onrechtvaardige wijze op aarde is vergoten, is te wijten aan valse religie en wordt derhalve dit mysterieuze Grote Babylon te laste gelegd. Juist voordat ze wordt terechtgesteld, de aandacht vestigend op de bloedschuld welke ze op zich heeft geladen, zegt Johannes, die het visioen van de Openbaring kreeg: „En ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed der heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus. . . . Ja, in haar werd het bloed gevonden van de profeten en van de heiligen en van allen die op aarde zijn geslacht” (Openb. 17:6; 18:24, NW). Wanneer de God der gerechtigheid te Armageddon het oordeel voltrekt, geeft hij alle wereldse religie dat wat haar toekomt voor haar weerzinwekkende bloeddorst en bloedschuld.
13. Wat zeggen de hemelse legerscharen over deze oordeelsdaad, en hoe zullen de schuldigen hun eigen bloed drinken?
13 De hemelse legerscharen loven Jehovah wegens deze oordeelsdaad, zeggende: „Looft Jah, gijlieden! De redding en de heerlijkheid en de kracht behoren onze God toe, omdat zijn oordelen waarachtig en rechtvaardig zijn. Want hij heeft het oordeel voltrokken aan de grote hoer, die de aarde met haar [religieuze] hoererij verdierf, en hij heeft het bloed zijner slaven aan haar gewroken.” De lange door de wereldse religie gemaakte geschiedenis, welke van bloed doortrokken is, dient thans aan het licht te worden gebracht en het komende oordeel van hen die op aansporen van Babylonische religie onschuldig bloed hebben vergoten, moet worden bekendgemaakt ten einde te tonen dat God rechtvaardig is: „Gij . . . zijt rechtvaardig, . . . omdat zij het bloed van de heiligen en van de profeten hebben vergoten, en gij hebt hun bloed te drinken gegeven. Zij verdienen het. . . . Ja, Jehovah God, de Almachtige, waarachtig en rechtvaardig zijn uw beslissingen” (Openb. 19:1, 2; 16:5-7, NW). Door hun eigen welverdiende dood te Armageddon zullen de schuldigen er toe worden gedwongen hun eigen levensbloed te drinken. — Jes. 49:26.