Wat is de betekenis van Pasen?
Weet u het? Eigenlijk weet haast geen enkele paasvierder veel omtrent de betekenis van het feest, behalve dan dat het vermoedelijk de herdenking van de opstanding van Christus Jezus is. Zij moeten het antwoord schuldig blijven op belangrijke vragen over een der grootste feesten in de christenheid, vragen als: Wat is de oorsprong van Pasen? Wat is de betekenis van de zonderlinge paasgewoonten? Wat zegt met name de bijbel over het paasfeest?
In de Statenvertaling komt het woord „paasfeest” in Handelingen 12:4 voor. Het oorspronkelijke bijbelse woord is echter pascha en dit wordt terecht in sommige vertalingen, zoals de Synodale Vertaling en die van Lipman, onvertaald weergegeven. Over Pasen wordt in het oorspronkelijke Grieks der Christelijke Geschriften dus eigenlijk niet gesproken. Is het echter geen bijbels gebod dat christenen iets zouden gedenken in verband met Christus’ leven, sterven of opstanding?
Ja, zijn volgelingen moesten zijn dood op 14 nisan in 33 n. Chr. gedenken, door elk jaar op die datum het avondmaal des Heren te houden. Jezus zei: „Blijft dit ter mijner gedachtenis doen” (1 Kor. 11:24). Hoe staat het dan met zijn opstanding op de 16de nisan in 33 n. Chr.? Jezus noch de apostelen, die met de verrezen Christus hebben gesproken, hebben enig bevel gegeven om die gebeurtenis te vieren. Alleen zijn dood zou door middel van een christelijk feest herdacht worden.
Met het oog hierop rijst de vraag: Wat is de oorsprong van het paasfeest? In het boek Great Catholic Festivals, van de hand van de jezuïet J.L. Monks en voorzien van het imprimatur van kardinaal Spellman, wordt ons op bladzijde 33 verteld: „Dikwijls houden heidenen wanneer zij tot het christendom worden bekeerd, vast aan enkele gewoonten uit hun vroegere leven, welke ze als het ware kerstenen. De heidense Angelsaksen plachten een feest te vieren ter ere van hun lentegodin Ostara.” In de Winkler Prins Encyclopaedie staat bij Pasen: „In latere gebruiken bij het Paaschfeest herkent men soms geassimileerde, oorspronkelijk niet-Christelijke elementen („Easter”, „Ostern” naar godin Ostara . . .).”a
Het wordt derhalve duidelijk dat Pasen verband houdt met een heidense lentegodin. Laten wij nu echter eens teruggaan tot 325 n. Chr., lang na Christus’ opstanding, in welk jaar Pasen zijn officiële oorsprong vond. Tegen die tijd was de afval begonnen en er waren veel valse — in naam slechts — christenen, waartoe onder andere de heidense keizer Constantijn behoorde. Alhoewel hij nog steeds hogepriester van de Romeinse heidense religie was, vergaderde hij een groot aantal van deze afvallige christenen op het concilie van Nicea. Waarom?
Om politieke redenen wenste hij dat er op religieus gebied harmonie heerste. Daarom, aldus A General History of Rome, „liet hij in zijn geest de twee tegenover elkaar staande geloven liever samengaan dan dat hij ze tegen elkaar afwoog — het was dus veeleer een gevoelskwestie dan een kwestie van opinie, maar dat is misschien algemener dan gewoonlijk wordt verondersteld.” Constantijn smolt dus de Romeinse heidense religie en het afvallige christendom samen. Een der resultaten was dat Constantijn bepaalde dat „overal het Grote Feest van Pasen” gevierd moest worden.
Daar voelden de heidenen wel iets voor, want zij waren vanouds gewoon een lente- vruchtbaarheidsgodin te aanbidden. De Grieken en Romeinen noemden haar Astarte, de Babyloniërs Isjtar en de Foeniciërs Astoret.
Vanzelfsprekend beïnvloedden de gewoonten en riten met betrekking tot de aanbidding van deze lentegodinnen de paasviering. Zo hebben archeologen afbeeldingen gevonden van de vruchtbaarheidsgodin Isjtar, met een ei in haar hand en een konijn aan haar voeten. Derhalve staat er in De Katholieke Encyclopaedie: „Het Paasei is het symbool der vruchtbaarheid.” The Catholic Encyclopedia vermeldt in verband hiermee: „Het konijn is een heidens symbool en is altijd een vruchtbaarheidsembleem geweest.”
Zij die de lentegodin Astoret, de „koningin des hemels,” aanbaden, waren gewoon om ter harer ere koeken te eten. Dientengevolge vermeldt de bijbel: „De kinderen rapen hout, de vaders steken vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te maken voor de koningin des hemels en zij brengen plengoffers aan andere goden ten einde Mij te krenken” (Jer. 7:18, NBG). Jehovah ontstak in toorn tegen zijn volk wanneer dit deze heidense gewoonten overnam. Wat bekommerden zij die het heidense paasfeest overnamen zich echter om de bijbel? Zij kerstenden de heidense koeken, zo dachten zij tenminste, door er een kruis bovenop te zetten, waardoor de broodjes ontstonden welke men op Goede Vrijdag wel eet.
Zelfs het dragen van nieuwe kleren behoorde tot de heidense riten. De heidenen geloofden dat het dragen van een nieuwe hoed op Pasen geluk in de liefde met zich bracht. De paasoptocht is volgens sommige autoriteiten een latere toevoeging, welke afkomstig is van een oude Chinese lenteprocessie. Daarbij trokken rijke mandarijnen hun mooiste kleren aan en pronkten er mee voor de massa. Het boek Easter besluit aldus: „Dingen als paaseieren, paasvuren, paasspelen en paasgelach schijnen alle van heidense oorsprong te zijn.”
Wat doet de ware christen wanneer hij de betekenis van Pasen weet? Hij kent de in de bijbel neergelegde regel: „Welke gemeenschap heeft licht met duisternis?” En hij volgt Gods bevel op: „’Gaat uit hun midden vandaan, en scheidt u af,’ zegt Jehovah, ’en houdt er mee op het onreine aan te raken.’” Er is geen reden waarom wij degenen die aan Pasen doen, zouden navolgen. Volg Jehovah. Scheidt u af van het paasfeest met zijn onreine heidense gebruiken. — 2 Kor. 6:14, 17.
[Voetnoten]
a „Easter” en „Ostern” zijn respectievelijk de Engelse en Duitse benamingen voor Pasen.