De geestelijke hongersnood in de christenheid
Zijn er aanwijzingen dat er in de christenheid een geestelijke hongersnood heerst?
U heeft waarschijnlijk wel eens gehoord van de alomverbreide onwetendheid in de christenheid met betrekking tot de bijbel. U heeft ongetwijfeld wel eens gelezen over de grove immoraliteit en het alarmerende aantal misdadigers onder zogenaamd christelijke mensen, en wellicht ook wel eens wat opvoedkundigen en geestelijken hebben gezegd over deze hongersnood. De president van de Harvard universiteit in de V.S. heeft gewaarschuwd voor „een bijzonder wijdverbreide religieuze ongeletterdheid.” In de New York Times van 21 januari 1957 had men kunnen lezen hoe dominee David Reed van de presbyteriaanse kerk op Manhattans Madison Avenue verklaarde dat de wereld tegenover een „religieus vacuüm van ongekende afmetingen” staat.
Waarom heerst er een geestelijke hongersnood daar de christenheid toch Gods Woord, de bijbel, bezit?
God laat ons weten waarom: „Mijn volk heeft twee boze daden bedreven: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden” (Jer. 2:13, NBG). De religiën der christenheid zijn van Gods Woord afgedwaald. Zij hebben zich zelf door mensen gemaakte bakken uitgehouwen, welke geen werkelijke geestelijke verkwikking kunnen houden. De geestelijken geven dit zelf toe. Zo stelt prediker Earl L. Douglas in een artikel in de Pittsburgh Post Gazette van 5 november 1953 de vraag: „Waarom zijn wij zo dikwijls te kort geschoten in ons werk als bedienaren van het evangelie?” Hij geeft hierop ten antwoord: „Hongerend komen zij om het brood des levens, en wij hebben hun zo dikwijls filosofie, sociologie, psychologie, politiek en een samenvatting van het laatste nieuws geboden.” Dit zijn de gebroken bakken welke geen levende wateren der geestelijke waarheid bevatten.
Mogen de geestelijken der christenheid volgens de Schrift in het geestelijke voedsel overleveringen en filosofie verwerken?
De fundamentalistische geestelijken der christenheid hebben hun geloofsbelijdenissen overladen met overleveringen, zoals de leerstellingen over de drieëenheid, de onsterfelijke ziel, eeuwige pijniging en vagevuur. Deze doen evenals de overleveringen der Farizeeën in Jezus’ dagen Gods Woord teniet. Toen de Farizeeën Christus veroordeelden omdat hij de overleveringen negeerde, luidde zijn antwoord: „Waarom overtreedt ook gij het gebod Gods vanwege uw overlevering? . . . gij hebt het woord Gods krachteloos gemaakt door uw overlevering.” — Matth. 15:1-9, NW.
De modernistische geestelijken der christenheid hebben tezamen met de hogere critici en de evolutionisten talloze theorieën over wereldse filosofieën opgebouwd. Dit geestelijke voedsel heeft geen enkele voedingswaarde. Christus’ apostel heeft ons er al voor gewaarschuwd: „Past op: misschien wil iemand u ten prooi wegdragen door de filosofie en ijdele misleiding overeenkomstig menselijke overlevering, overeenkomstig de elementaire dingen der wereld en niet overeenkomstig Christus.” — Kol. 2:8, NW.
Is het schriftuurlijk dat de religiën der christenheid geld bijeenbrengen door tienden te heffen, collectezakjes te laten rondgaan en kansspelen te gebruiken?
Volgens een der bepalingen van de Wet van Mozes moesten de joden een tiende van hun inkomen geven, doch dit gold slechts hun. Door zijn dood heeft Christus die Wet afgeschaft zodat zelfs joodse christenen niet eens verplicht zijn bepalingen als het geven van tienden, na te leven. De bijbel zegt: „Door middel van zijn vlees heeft hij de vijandschap, de Wet der geboden in inzettingen bestaande, teniet gedaan.” — Ef. 2:15, NW.
Het is evenmin christelijk een collectezak te laten rondgaan. Jezus zag weliswaar eens hoe een weduwe twee kleine muntstukjes in de schatkist van de tempel liet vallen, doch men liet deze kist niet rondgaan, ze had een vaste plaats.
Methoden als bingo, loterijen en andere kansspelen zijn in strijd met de bijbelse regel voor christenen: „Wij hebben de achterbakse dingen waarover men zich dient te schamen, laten varen.” Toen de Israëlieten aan enkele der heidense goden van gokspelen begonnen te offeren, zei God hun: „Gij die Jehovah verlaat, . . . die een tafel bereiden voor Fortuin, en die gemengde wijn plengen voor het Lot; Ik zal u voor het zwaard bestemmen.” — 2 Kor. 4:2, NW; Jes. 65:11, 12, AS; Pa, voetnoot.
Doordat de geestelijken de nadruk leggen op het bijeenbrengen van geld en het geestelijke voedsel verwaarlozen, is er een situatie ontstaan welke te vergelijken is met de tijd in Israël waarvan Gods profeet de volgende beschrijving geeft: „De priesters geven er onderricht om loon, en de profeten plegen er waarzeggerij voor geld, en daarbij steunen zij op den HERE [Jehovah] en zeggen: Is de HERE [Jehovah] niet in ons midden?” Zeer toepasselijk zijn Jezus’ woorden tot degenen die Gods tempel voor commerciële doeleinden gebruikten: „’Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd,’ maar gij maakt het tot een rovershol.” — Mi. 3:11, NBG; Matth. 21:13, NW.
Is het bijbels dat geestelijken zich eretitels geven als „Vader” en „Eerwaarde”?
Doordat zij dit doen, wordt juist aangetoond in welk een mate zij zich van de bijbel als hun leidsnoer hebben afgekeerd, want daarin noemt geen enkele christen zich „eerwaarde.” Nergens in de Nederlandse Statenvertaling en slechts eenmaal in de Engelse King James Vertaling komt het woord „eerwaarde” voor, en dan wordt het alleen nog maar van toepassing gebracht op God: „Heilig en eerwaardig is zijn naam.” — Ps. 111:9, KJ.
In Jezus’ tijd begon men de eretitel „Vader” te gebruiken. Wij kunnen in Mattheüs 23:8, 9 in de katholieke Petrus Canisiusvertaling van de bijbel lezen welke regel Jezus voor alle ware christenen vastlegde: „Neen, laat u geen rabbi noemen; want één is uw Meester, en allen zijt gij broeders. Noemt ook niemand op aarde uw vader; want één is uw Vader, die in de hemelen is.”
Dienen de geestelijken der christenheid zich met de politiek en de geschillen der natiën in te laten?
Doordat de geestelijken politiek voeder uitdelen en zich in de politiek mengen, leiden hun kudden geestelijk honger. Christus greep politieke kwesties nimmer aan om als geestelijk voedsel op te dienen; hij heeft altijd geweigerd zich door het volk tot een politiek leider te laten uitroepen: „Omdat Jezus besefte dat zij op het punt stonden hem mee te slepen om hem tot koning te maken, trok hij zich geheel alleen weer op de berg terug.” Het lag voor de hand waarom hij dit deed: ’Ik ben geen deel van de wereld.’ „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” Ware aanbidding wil dus zeggen, zoals de bijbel aantoont, „zich zelf vlekkeloos van de wereld bewaren.” De geestelijken laten zich in met de politiek en vragen zelfs of God hun leger en vloot wil zegenen. In Gods Woord wordt echter verklaard: „Overspeleressen, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie derhalve een vriend der wereld wil zijn, stelt zich tot een vijand van God.” — Joh. 6:15; 17:16; 18:36; Jak. 1:27, 4:4, NW.
Volgen de geestelijken en hun parochianen Christus’ voorbeeld na wanneer zij voor deze wereld bidden?
Zelfs in het gebed dienen de geestelijken geen geestelijk voedsel op, want zij bidden voor deze wereld. Christus bad echter: „Ik doe een verzoek, niet voor de wereld, maar voor hen die gij mij hebt gegeven.” Waarom bad Jezus niet voor deze wereld? Omdat hij wist dat niet Jehovah God maar de Duivel de god dezer wereld is, zoals overduidelijk uit de bijbel blijkt: ’De god van dit samenstel van dingen heeft de geest der ongelovigen verblind.’ „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze.” Geestelijk uitgehongerde personen bidden voor deze wereld, maar met de bijbel gevoede christenen gehoorzamen het bijbelse bevel: „Hebt de wereld niet lief noch dat wat in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem.” — Joh. 17:9; 2 Kor. 4:4; 1 Joh. 5:19; 2:15, NW.
Is het christelijk andere religiën te kritiseren, of dienen allen hun steun te verlenen aan pogingen tot het samengaan van geloven?
Wanneer de religieaanhangers der christenheid geestelijk goed gevoed waren, zouden zij er niet om geven dat er kritiek op hen geleverd werd, daar de waarheid altijd zal standhouden tegen dwaling en die zal overwinnen. Omdat de joodse geestelijken ondeugdelijk geestelijk voedsel opdienden, hadden zij het niet begrepen op Jezus’ kritiek. Door geestelijke waarheden stelde hij hen als valse-religieaanhangers aan de kaak, en hij noemde hen „huichelaars,” „blinde leidslieden,” „dwazen en blinden” en „slangen, adderengebroed.” Zelfs zei hij eens tot vele religieuze tegenstanders: „Gij zijt uit uw vader de Duivel.” Christus’ apostel zei bovendien tot een valse profeet, die ondeugdelijk geestelijk voedsel opdiende: „Gij zoon van de Duivel, vijand van al wat rechtvaardig is, zult gij niet ophouden de rechte wegen van Jehovah te verdraaien?” — Matth. 23:13, 16, 17, 33; Joh. 8:44; Hand. 13:10, NW.
Christus verleende geen steun aan pogingen tot een samengaan van geloven. Hij verbond zich niet met de vals-religieuze leiders louter om op uiterlijke punten eenheid tot stand te brengen. Hij zou dan enkele geestelijke waarheden hebben moeten opofferen, net zoals de geestelijken der christenheid doen. Christus zei echter tot zijn volgelingen: „Laat hen gaan. Zij zijn blinde leidslieden.” In plaats dat christenen hun steun verlenen aan pogingen tot een samengaan van geloven, houden zij zich aan Gods bevel: „Neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis; stelt ze integendeel aan de kaak.” — Matth. 15:14, NW; Ef. 5:11, OB.
Het is juist onchristelijk te weigeren ondeugdelijk geestelijk voedsel als zodanig aan de kaak te stellen.
Is het schriftuurlijk juist dat christenen beelden gebruiken als een hulp bij de aanbidding?
De toetssteen aan de hand waarvan men kan bepalen of het geestelijke voedsel zuiver is, heeft Christus zelf vastgelegd in het beginsel: „God is een geest, en wie Hem aanbidden, moeten in geest en waarheid aanbidden.” Christus’ apostelen dachten er evenzo over. Wij laten hier enkele van hun verklaringen volgen, zoals die in katholieke bijbelvertalingen voorkomen: „Want wij leven in het geloof en niet in het zien.” „Zó geven we geen acht op het zichtbare, maar op het onzichtbare.” „Zijn wij dus van Gods geslacht dan moeten we ook niet denken, dat de godheid gelijk is aan goud, zilver of steen, of aan beeldwerk van menselijke kunst en vinding.” — Joh. 4:24, PC; 2 Kor. 5:7, KB; 2 Kor. 4:18; Hand. 17:29, PC.
Beelden en afgoden dragen niet bij tot de geestelijke groei van een christen; ze leiden veeleer tot geestelijke ondervoeding en de dood, zoals door de katholieke Petrus Canisiusvertaling van Psalm 115:5-8 wordt aangetoond: „Ze hebben een mond: maar kunnen niet spreken, ogen: maar kunnen niet zien, oren: maar kunnen niet horen, een neus: maar kunnen niet ruiken. Hun handen kunnen niet tasten, hun voeten niet gaan; ze geven geen geluid met hun keel, . . . Aan hen worden gelijk, die ze maken, en allen, die er op hopen!”
Geen wonder dat de apostel Johannes christenen aldus waarschuwde: „Kinderkens wacht u voor de afgoden!” — 1 Joh. 5:21. PC.
Werd er in de bijbel voorzegd dat er in de christenheid een geestelijke hongersnood zou heersen?
Ja, God liet bij monde van zijn profeet voorzeggen: „Zie, de dagen komen, luidt het woord van den Here HERE [Jehovah], dat Ik een honger in het land zal zenden — geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar om de woorden des HEREN [van Jehovah] te horen.” — Amos 8:11, NBG.
Zullen de religiën der christenheid zich herstellen van de geestelijke hongersnood?
De geestelijke hongersnood in de christenheid is in de 1600 jaar van haar bestaan slechts toegenomen. De geestelijken geven zelf toe dat er een hongersnood „van ongekende afmetingen” heerst. Dit lijkt dus niets op de weg tot herstel.
Bovendien blijkt uit de bijbelprofetieën dat de christenheid wanneer Gods oorlog van Armageddon losbreekt, vernietigd zal worden: „Want zie, in de stad waarover mijn naam is uitgeroepen, begin Ik rampen te brengen, . . . het zwaard roep Ik op tegen alle bewoners der aarde, luidt het woord van den HERE [Jehovah] der heerscharen.” Alhoewel de christenheid in haar geheel zich nooit zal herstellen, kunnen enkelingen uit het midden van haar uitgehongerde religiën dit wel, hetgeen velen thans dan ook doen. — Jer. 25:29, NBG.
Hoe kunt u voorkomen dat u hetzelfde lot als de christenheid zal ondergaan?
Verlaat de uitgehongerde religiën der christenheid. Ga daar naar toe waar u zuiver geestelijk voedsel kunt krijgen, vrij van filosofieën en overleveringen. Neem plaats aan de rijk voorziene geestelijke feestmaaltijd, welke in deze tijd gedekt zou zijn: „Er zal een tijd aanbreken waarin de Here [Jehovah] der heerscharen op deze berg van ons een feestmaal zal bereiden; geen vlees zo mals, geen wijn zo zacht, vlees druipend van het vet, goed gezuiverde wijn.” — Jes. 25:6, Knox.
Waar u zo’n geestelijke feestmaaltijd kunt krijgen? U proeft er een heel klein beetje van door deze uitgave van De Wachttoren te lezen. Er is echter nog veel meer. Wilt u er aan deelhebben, verbindt u dan met de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen, door wier bemiddeling u dit tijdschrift is gebracht. Leer de voedzame waarheden van Gods koninkrijk kennen. Leer hoe u Armageddon kunt overleven en Gods nieuwe wereld kunt binnentreden. Sta Jehovah’s getuigen toe dat zij u kosteloos geestelijk voedsel brengen. Onderzoek het. Vergelijk het met de bijbel. Komt zelf tot de ontdekking dat dit het geestelijke voedsel is hetwelk bij monde van Gods profeet werd voorzegd: „O gij allen, die dorst lijdt, komt naar ’t water; zelfs gij die geen geld bezit, komt, koopt graan en eet; komt, koopt wijn en melk zonder geld, om niet. Waarom weegt gij uw geld uit voor wat geen brood is? Besteedt gij uw verdienste voor iets dat niet verzadigt? Hoort toch naar Mij, dan zult gij genieten wat goed is, en u verlustigen in ruime overvloed.” — Jes. 55:1, 2, KB.