Een Lutherse wordt een van Jehovah’s getuigen
KORTGELEDEN ontving het Finse bijkantoor van het Wachttorengenootschap in Helsinki een brief van een jonge vrouw, die zei: „Ik was voorheen een tegenstandster van de waarheid, ik lasterde Jehovah’s getuigen en verkeerde in zo’n verschrikkelijke toestand dat ik in de inrichting waaraan ik als zondagsschoolonderwijzeres en leidster van een jongemeisjesgroep verbonden was, geen straaltje licht kon zien. Meer dan twaalf jaar lang heb ik het merendeel van mijn vrije tijd ijverig in dienst van de Lutherse Kerk gesteld. Doordat ik vaak in religieuze gelegenheden ben geweest waar priesters Jehovah’s getuigen belachelijk maakten en tegen hen waarschuwden, begon ik eens over de aangelegenheid na te denken. Als ze nu toch eens de waarheid hadden, wat dan? dacht ik. Tevergeefs riep mijn hart, want ik wilde een bevattelijk antwoord op mijn bijbelse vragen hebben. Ik bad tot God of hij mij naar mensen wilde leiden die hem op de juiste wijze aanbaden. Ik had niet langer vrede met de overleveringen mijner vaderen. Ik voelde dat ik het juiste soort geestelijk voedsel nodig had om eeuwig leven te kunnen krijgen.
Als werd mijn gebed verhoord, kwamen er twee mannen bij mij. Jehovah’s getuigen. Zij zochten slaapkamers ter gelegenheid van een vergadering welke zij in onze stad zouden houden. Ik nodigde hen tot grote verbazing van mijn familie uit binnen te komen. Ik stelde hen de ene vraag na de andere en telkens kreeg ik een antwoord uit de bijbel. Toen ik de waarheid omtrent Jehovah God hoorde, begreep ik die onmiddellijk, want daar had ik juist naar verlangd.
Het werd me weldra duidelijk dat de bijbelse leerstellingen welke zij me onderwezen drastisch verschilden van wat ik als kind had geleerd. Toen ik later weer een gesprek met Jehovah’s getuigen had, begon een voorval me te kwellen. Ik had een mijner leerlingen, die naar me toe was gekomen en had gezegd dat zij was begonnen naar de vergaderingen van Jehovah’s getuigen te gaan omdat zij uit de kerk niets meenam, hier ernstig voor gewaarschuwd. Ik had nu wel naar dat zelfde meisje willen schreeuwen dat zij maar vlug weer naar Jehovah’s getuigen moest teruggaan, omdat die de waarheid hebben. Er viel een pak van mijn hart toen ik op een goede dag een brief van haar ontving, waarin zij schreef dat zij geen acht had geslagen op mijn waarschuwing, maar, nadat zij naar een andere stad was verhuisd, was begonnen daar de vergaderingen van Jehovah’s getuigen te bezoeken en nu een hunner was.
Nu moest ik een beslissing nemen. Het was niet gemakkelijk, maar ik begreep dat gehoorzamen beter is dan offerande en luisteren meer waard dan rammenvet. Ik verliet de kerk, tot groot verdriet van mijn peet en priester. Dezelfde dag nam ik nog deel aan een maatschappelijke bijeenkomst waar alle jongeren van de kerk, verscheidene priesters en een bisschop aanwezig waren. De bisschop gaf in een gesprek onder vier ogen toe dat de kinderdoop niet schriftuurlijk was. Ik vroeg hem waarom de kerk die leer dan onderwijst en kreeg ten antwoord: ’Wij zijn er zo aan gewend geraakt en wanneer wij het nu in overeenstemming met de bijbel zouden brengen, zou er een nog grotere verwarring ontstaan.’ Dit was het hem dus!
Mijn van tevoren op het programma gezette lezing op deze gelegenheid, werd mijn afscheidsrede voor de kerk. Eerst zei ik de jongeren der kerk dat de leerstellingen van de onsterfelijkheid der ziel, de drieëenheid, de kinderdoop, enz., welke ik hun had geleerd, niet schriftuurlijk waren. Ik maande hen aan waakzaam te zijn, niet bijgelovig alles aan te nemen wat hun geleerd werd, maar eerst te studeren. Ik merkte op dat ik een aandachtiger gehoor had dan ooit. De priesters en de bisschop werden paars van woede ten gevolge van wat zij hoorden. Ik ben blij dat ik geen slaaf en leraar van leugens meer behoef te zijn (alhoewel ik er ƒ 750 per maand voor ontving).
Ik ben blij dat er in deze duistere wereld nog een kans is om het zinkende schip te verlaten en naar veiligheid in de Nieuwe-Wereldmaatschappij te vluchten, waar wij God in navolging van Christus mogen dienen. Ik hoop dat ik een rijpe getuige in de theocratische organisatie mag worden en gehoorzaam het Koninkrijk mag bekendmaken, waarvan onze Verlosser Christus Jezus de aangestelde Koning is.”