Is uw geweten een goede gids?
„VOLG de stem van uw geweten” — is de raad welke mensen vaak krijgen wanneer zij een vriend om advies inzake het een of andere zedelijke probleem vragen. Is dit echter een goede raad? Is het geweten een goede gids? Om dit te kunnen bepalen, moeten wij eerst weten wat het geweten is, wat het wel en niet doet.
Het geweten is een hoedanigheid van de geest, waarmee de alwijze Schepper ons heeft toegerust. Aangezien het geweten een innerlijk besef van goed en kwaad is, klaagt het ons aan of verontschuldigt het ons. Het oordeelt. Het velt vonnis over de zedelijke aard van uw gedachten of daden, het geeft u te kennen wat volgens u juist is. Het geweten velt echter niet alleen oordeel, maar doet ook nog iets anders: het geeft u een behaaglijk gevoel of het kwelt u al naar gelang u goed of slecht hebt gehandeld. Wat een verbazingwekkende hoedanigheid deze gave van God!
Wat doet het geweten echter niet? Het onderricht ons niet in het juiste; het verschaft ons geen maatstaf om goed en kwaad te kunnen beoordelen. Tenzij een geweten dus verlicht en gevormd is door een deugdelijke maatstaf van rechtvaardigheid, is het slechts onze eigen beoordeling van het goede of kwade van onze daden. Een niet verlicht geweten kan noodlottige gevolgen hebben, zo zegt Gods Woord ons: „Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar den dood.” — Spr. 14:12, NBG.
Alleen omdat een persoon nu de ingevingen van zijn geweten volgt, dient hij daaruit nog niet overhaast de conclusie te trekken dat hij beslist juist handelt. Wanneer zijn geweten niet geoefend is, kan het hem zeer wel misleiden. De bijbel zegt hierover: „Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen?” Ja, het geweten kan ons zo in en in misleiden, dat het ons wanneer wij een verdorven handeling verrichten, zal verontschuldigen. Dan is het geweten verdorven. „Niets is . . . rein voor verontreinigde en trouweloze personen, doch zowel hun geest als hun geweten is verontreinigd.” — Jer. 17:9, NBG; Titus 1:15.
En hoe verdorven is thans het geweten van vele mensen! Dit behoeft niemand te verwonderen. Het stond vast dat het zo zou zijn. De apostel van Christus Jezus voorzegde dat er in deze „laatste dagen” mensen zouden zijn „die leugens spreken, in hun geweten gemerkt als met een brandijzer” (1 Tim. 4:2). Een brandijzer laat ongevoelig littekenweefsel achter; een geweten dat zo toegeschroeid is, bezit geen gevoel en kan geen onderscheid maken tussen goed en verkeerd. Zo’n geweten heeft geen waarde meer als een innerlijke waarschuwer.
Aldus kan iemand tot de conclusie komen dat een bepaalde boze handelwijze goed is. Wanneer iemand zich door een verontreinigd of toegeschroeid geweten laat leiden, zal hij er, naarmate hij zich er meer op verlaat, steeds slechter aan toe zijn! Hij wordt een steeds hopelozer boosdoener. Het wordt voortdurend moeilijker hem op het rechte pad te brengen en te tonen wat goed is. Gewetensvol kan hij kwaad blijven beoefenen. Ja, iemand kan gemakkelijk die vijand van God en tegenstander van alle rechtvaardigheid, Satan de Duivel, met een gerust geweten dienen! Alhoewel zijn geweten hem dan verontschuldigt, is hij hierdoor niet gerechtvaardigd. Krachtig verklaarde Christus’ apostel: „Ik ben mij er niet van bewust dat er iets tegen mij is. Toch ben ik hierdoor niet gerechtvaardigd, maar hij die mij ondervraagt, is Jehovah.” — 1 Kor. 4:4.
Wanneer kunnen wij ons dan veilig op ons geweten verlaten? Pas nadat wij onze geest en ons geweten aan Gods rechtvaardigheid hebben onderworpen. Een gerust geweten te bezitten of oprecht te zijn, is niet voldoende. „Ik leg getuigenis van hen af dat zij ijver voor God hebben, doch niet overeenkomstig nauwkeurige kennis; want, omdat zij Gods rechtvaardigheid niet kenden maar hun eigen rechtvaardigheid zochten te bevestigen, hebben zij zich niet aan de rechtvaardigheid van God onderworpen.” — Rom. 10:2, 3.
Om ons geweten in de rechtvaardigheid van God te oefenen, moeten wij nauwkeurige kennis hebben. Deze wordt alleen maar in Gods geschreven Woord, de bijbel, aangetroffen. „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en heilzaam om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen in orde te brengen en streng te onderrichten in rechtvaardigheid.” „Want het woord Gods is levend en oefent kracht uit en is scherper dan enig tweesnijdend zwaard en dringt zelfs zover door dat het de ziel en de geest, en de gewrichten en hun merg scheidt, en het kan de gedachten en bedoelingen van het hart onderscheiden.” — 2 Tim. 3:16; Hebr. 4:12.
Gods Woord bezit dus de kracht ons geweten streng in rechtvaardigheid te onderrichten, wanneer wij maar bereid zijn nauwkeurige kennis tot ons te nemen van Gods maatstaf van rechtvaardigheid. Wanneer wij Gods wetten en geboden leren kennen en ze dan opvolgen, zijn wij in staat aan het schriftuurlijke gebod te voldoen: „Behoudt een goed geweten.” Hoe kostbaar is een goed geweten, dat ons niet aanklaagt dat wij iets verkeerds gedaan hebben jegens God of de mens! Een apostel die een door Gods Woord geoefend geweten bezat, verklaarde: „Ja, in dit opzicht oefen ik mij voortdurend ten einde een geweten te bezitten dat zich bewust is dat ik niets aanstotelijks bega tegen God en mensen.” — 1 Petr. 3:16; Hand. 24:16.
Wilt u zo’n goed geweten behouden? Wilt u graag een geweten hebben dat een veilige gids voor u is? Dan moet u twee dingen doen: 1. Uw geweten verlichten of oefenen in de kennis van wat goed en verkeerd is, en daarbij Gods Woord als het strenge onderrichtingsmiddel gebruiken, en 2. de inspraak van uw verlichte geweten volgen ongeacht de gevolgen.
Zonder het eerste punt — een duidelijke kijk op wat God goed en verkeerd acht — kan het geweten nimmer een veilige gids zijn. Waarom niet? Omdat het ons er slechts toe aanzet datgene te doen wat wij juist achten; en wanneer onze gedachten van wat goed en verkeerd is, niet juist zijn, kan dit er toe leiden dat wij iets doen wat lijnrecht tegen Gods wet indruist. Het kan zelfs zover gaan, dat wij bemerken dat wij tegen God strijden.
Neem Saulus van Tarsus eens voordat hij de apostel Paulus werd. Hij vervolgde de christenen met een gerust geweten. Hij dacht werkelijk dat hij de christenen moest vervolgen en zijn geweten keurde zijn handelwijze goed, zoals hij later verklaarde: „Ik voor mij nu dacht werkelijk dat ik veel moest doen om de naam van Jezus tegen te staan.” — Hand. 26:9.
Op grond van de goedkeuring door een niet-verlicht geweten, worden wellicht de goddelooste daden bedreven. Dit vooral wanneer het geweten door een valse religie verkeerd is gevormd. Het is dan ook niet vreemd dat Christus Jezus omtrent zijn ware volgelingen verklaarde: „Het uur komt wanneer een ieder die u doodt, zal denken dat hij een heilige dienst voor God heeft verricht. Maar zij zullen dit doen omdat zij noch de Vader noch mij hebben leren kennen.” Aldus kan men niet alleen diefstal, afgoderij, spiritisme, hoererij, overspel en andere onrechtvaardige daden met een gerust geweten bedrijven, maar zelfs een moord begaan! Ja, „Gods rechtvaardige verordening” bepaalt „dat wie zulks beoefenen, de dood verdienen.” — Joh. 16:2, 3; Rom. 1:32.
Vorm uw geweten dus naar Gods Woord. „Behoudt een goed geweten,” door zijn stem nimmer te smoren. Ja, volg de stem van uw geweten — maar pas nadat het door het Woord Gods is verlicht, geoefend en streng onderricht in rechtvaardigheid.