Een chirurg die in de gouden regel gelooft
● Het standpunt dat Jehovah’s getuigen ten aanzien van bloedtransfusies innemen, heeft de leden van de medische stand schitterend de gelegenheid geboden om te tonen of zij geloven in hetgeen meestal de gouden regel wordt genoemd: „Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus” (Matth. 7:12). De volgende brief vertelt van iemand die deze gelegenheid aangreep:
● „De verloskundige welke mij hielp gedurende mijn eerste zwangerschap, voordat ik een van Jehovah’s getuigen werd, weigerde mij weer te helpen nadat ik hem had gevraagd op mijn kaart de aantekening te maken dat ik onder geen enkele omstandigheid een bloedtransfusie wilde ontvangen. Hij zei dat ik gek was en dat alle andere getuigen van Jehovah eveneens gek waren. Om dezelfde reden weigerde ook een andere bekende verloskundige van hetzelfde ziekenhuis mij te helpen.
● Toen hoorde ik van . . . een verloskundige die alhier aan een ander ziekenhuis is verbonden. Bij mijn eerste bezoek aan hem bleek het een vriendelijke en attente man te zijn, een arts die zowel Jehovah’s getuigen als het werk dat zij doen, respecteert. Toen ik hem mijn probleem voorlegde, zei hij: ’Het is mij opgevallen dat het aantal getuigen van Jehovah in deze stad [aan de Amerikaanse westkust] groeit. Er moet wel iemand een begin mee maken om het probleem betreffende hen en bloedtransfusie onder ogen te zien. Ik ben nog nooit strijd uit de weg gegaan, houd u dus aan mij en dan zullen wij er wel iets op vinden. Deze ervaring zal voor u een goede beproeving van uw geloof in uw religie zijn en voor mij een goede beproeving op medisch gebied.’
● Vervolgens zei hij dat hij mij dadelijk grote hoeveelheden ijzerhoudende tabletten zou voorschrijven; deze zou ik dagelijks moeten innemen, zodat ik extra sterk zou worden voor het geval er moeilijkheden mochten ontstaan. Desondanks verwachtte hij niet dat bloedtransfusie nodig zou zijn.
● Hij sprak met een advocaat over het opmaken van een verklaring welke ik zou kunnen ondertekenen en waarin ik zou vermelden dat ik geen bloedtransfusie wilde hebben, zodat zowel ik als hij hierdoor beschermd zou zijn. De advocaat trachtte hem te ontmoedigen door te zeggen dat dit alles toch niet nodig was. Indien er een bloedtransfusie nodig zou zijn, zou men de patiënte toch gewoon een slaapinjectie kunnen geven en dan bloed kunnen toedienen; zij zou er dan nooit iets van weten. Daar hij eerlijk was, weigerde hij op dit voorstel in te gaan. Andere medici hebben kritiek op hem geleverd omdat hij mijn geval in behandeling nam, maar hij hield voet bij stuk.”