Vragen van lezers
● Wat bedoelde Elia toen hij in antwoord op Elisa’s verzoek afscheid te mogen nemen van zijn ouders, tegen Elisa zei: „Ga heen, keer terug, want wat heb ik u gedaan?” — 1 Kon. 19:20. — A. J., Verenigde Staten.
Elia bedoelde hier, dat de zaak niet zo dringend was dat Elisa niet eerst naar huis kon gaan om afscheid te nemen van zijn ouders. Ga heen, keer terug, want ik heb er geen bezwaar tegen; ik heb u niets gedaan waardoor dit verboden zou zijn, zo zou men zijn woorden kunnen parafraseren. Daarom rechtte Elisa een feestmaal voor zijn familie aan. Dit moet op zijn minst verscheidene uren in beslag hebben genomen, daar er runderen moesten worden geslacht en toebereid, en hun vlees vervolgens gekookt moest worden.
Het is zelfs redelijk te concluderen, dat Elia bleef en aan dit feestmaal deelnam, want wij lezen niet dat Elisa zich later moest haasten om Elia in te halen, alsof Elia verder was getrokken en Elisa was achtergebleven. Om deze reden lezen wij, dat Elisa zich na het feestmaal ’gereedmaakte, Elia volgde en hem diende’. — 1 Kon. 19:21.
Deze situatie verschilde totaal van die welke in Matthéüs 8:21, 22 (NW) wordt beschreven, waar een discipel Jezus vroeg of hij eerst zijn vader mocht begraven; Jezus antwoordde toen: „Blijf mij volgen, en laat de doden hun doden begraven.” Wij moeten in dit geval niet denken dat de vader al dood was, want dan zou de zoon zijn vader al aan het begraven zijn; in oosterse landen begraven de mensen hun doden namelijk zeer snel.
G. M. Lamsa, een autoriteit op het gebied van Syrische (Aramese) gewoonten en talen, verklaart betreffende deze uitdrukking: „Deze zinsnede is een oriëntalisme, dat men vooral onder Aramees sprekende mensen hoort. De betekenis ervan is: ’Mijn vader is een oud man en tot zijn dood moet ik voor hem zorgen.’ Of: ’Mijn vader staat al met zijn ene voet in het graf’, hetgeen wil zeggen: Mijn vader kan elke dag sterven. In het oosten wordt een zeventig jaar oude man als ’dood’ beschouwd, omdat hij improduktief is. Daar men er geen verzekeringsmaatschappijen of -banken heeft om oudere personen enige bescherming te bieden, was een bejaarde man voor zijn onderhoud natuurlijk afhankelijk van zijn zoon. Bovendien is het de liefste wens van een vader om zijn zoon aan zijn sterfbed te hebben opdat deze op het laatst, wanneer hij tevens een zegen over zijn gezin uitspreekt, zijn ogen kan toedrukken. . . . Oosterse mensen staan bekend om hun edelmoedigheid en gastvrijheid. Zij delen niet alleen hun voedsel, maar begraven ook de doden van de plaatselijke bewoners en zorgen voor de bejaarden.” — Gospel Light, blz. 62.
Elia’s verzoek aan Elisa en Jezus’ verzoek aan een zekere discipel zijn klaarblijkelijk dus niet met elkaar in strijd.
● Was de duif die ten tijde van Jezus’ doop op hem neerdaalde, een gematerialiseerde voorstelling of was ze louter een droombeeld of een kalmte die de omgeving vervulde? En waarom werd er een duif gekozen, gezien het gebruik van deze vogel in heidense religiën? — F. C., Verenigde Staten.
Ten tijde van Jezus’ doop daalde er inderdaad een gematerialiseerde vogel, een duif, uit de lucht neer die op Jezus ging zitten. Dat er iets stoffelijks werd waargenomen, blijkt uit de woorden van Johannes de Doper die in Johannes 1:32-34 (NW) staan opgetekend: „Ik zag de geest gelijk een duif uit de hemel neerdalen, en hij bleef op hem. Ook ik kende hem niet, maar Degene die mij heeft gezonden om in water te dopen, Die heeft tot mij gezegd: ’Degene op wie gij de geest ziet neerdalen en blijven, die is het die in heilige geest doopt.’ En ik heb het gezien, en ik heb getuigenis afgelegd dat deze de Zoon van God is.”
Het doel waarom deze gematerialiseerde duif naar beneden kwam, was, Johannes de Doper ervan te overtuigen dat Jezus inderdaad de Messias, de Zoon van God, was, en dat dan door middel van zijn gezichtsvermogen. Het teken moest derhalve even werkelijk voor zijn ogen zijn, als de woorden, „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd”, dit voor zijn gehoor, voor zijn oren, waren. — Matth. 3:17, NW.
Dat de heilige geest hier door een duif werd voorgesteld, doet denken aan de manifestatie van de heilige geest met Pinksteren, waarover in Handelingen 2:1-4 (NW) wordt gesproken. Deze nam toen de vorm aan van „tongen als van vuur” die zichtbaar werden en op alle 120 personen die in die bovenzaal te Jeruzalem bijeenwaren, rustten. Dit waren natuurlijk geen brandende vlammen, maar „tongen als van vuur”, want anders zouden ze degenen op wie ze rustten, gebrand hebben. Toch vormden ze iets wat werkelijk zichtbaar was, net zoals de vlammen die Mozes in de braamstruik zag toen Jehovah God hem riep en hem de opdracht gaf zijn volk uit de slavernij te bevrijden. — Ex. 3:2.
Wat de keus van een duif als symbool betreft, dit is in overeenstemming met het gebruik van de duif in de Schrift. Het was een duif die door Noach werd uitgezonden en met een olijfblad terugkwam als teken dat het water van de vloed eindelijk was gezakt (Gen. 8:8-12). En de geliefden uit het Hooglied van Salomo noemen elkaar ook duiven (Hoogl. 2:14; 5:12). Voorts zei Jezus zijn volgelingen „zo onschuldig als duiven” te zijn. — Matth. 10:16, NW.
Wij weten dat Babylon, zowel het vroegere als het huidige, de waarheden van Gods Woord heeft vervalst en nagebootst, en wij weten eveneens wat het met Gods getrouwe dienstknechten heeft gedaan. Het dient ons daarom niet al te zeer te verbazen dat Babylon ook de duif als religieus symbool heeft nagebootst, dit ongetwijfeld op grond van het feit dat Noach na de vloed gebruik maakte van een duif.