Vragen van lezers
● In Openbaring 3:15, 16 worden heet en koud genoemd. Toch gaf Jezus te kennen dat hij alleen de personen die lauw waren, zou uitbraken. Waarom? — M. S., V.S.
Jezus Christus drukte ontevredenheid uit toen hij tot „de engel van de gemeente in Laodicéa” zei: „Ik ken uw daden, dat gij noch koud noch heet zijt. Waart gij maar koud of anders heet. Omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, daarom ga ik u uitbraken uit mijn mond” (Openb. 3:14-16). De leden van de christelijke gemeente in Laodicéa hadden geen verfrissende geestelijke gezindheid. Zij waren lauw, onverschillig of apathisch. Zij dachten dat zij geestelijk rijk waren en niets behoefden. In de ogen van de Heer waren zij echter „ellendig en beklagenswaardig en arm en blind en naakt”. Het was dan ook passend dat hij hen tot berouw aanspoorde. — Openb. 3:17-19.
Aanvankelijk zou iemand kunnen denken dat de hete toestand waarnaar in Openbaring 3:15, 16 wordt verwezen, betrekking heeft op ijver en liefde, terwijl de koude toestand een gebrek aan deze eigenschappen zou betekenen, waardoor te kennen wordt gegeven dat zij koud waren geworden. Christus zei echter: „Omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, daarom ga ik u uitbraken uit mijn mond.” Noch degenen die koud waren, noch zij die heet waren, zouden uitgebraakt worden. Als de genoemde koude toestand koud in liefde of ijver betekende, zouden dergelijke personen zeker ook uitgebraakt worden. Voor de Heer was het koude even aanvaardbaar als het hete; hij zou alleen het lauwe uitbraken. In Openbaring 3:15, 16 wordt „koud” dus niet in tegenstelling met „heet” gebruikt.
Klaarblijkelijk werd in dit geval een beeldspraak uitgekozen die ten doel had de door de Laodiceeërs aan de dag gelegde onverschilligheid een gevoelige slag toe te brengen. Zij zouden de verklaring van „de getrouwe en waarachtige getuige” beslist begrijpen. Bij Laodicéa bevonden zich warme en koude bronnen. Het was ook de gewoonte tijdens feesten warme en koude dranken te serveren en geen dranken die lauw waren.
Op een koude dag is een warme drank, zoals warme soep, welkom en stimulerend. Als de temperatuur omhoogvliegt, is een koude drank, zoals koude limonade, verfrissend. In geen van beide gevallen zou een lauwe drank aangenaam zijn.
Op dezelfde wijze toonde de Heer Jezus Christus door zijn woorden in Openbaring 3:14-19 aan dat de lauwe toestand van de christenen in Laodicéa volkomen onaanvaardbaar voor hem was. Zij moesten positieve stappen ondernemen en handelend optreden ten einde de apathie weg te doen en hun geestelijke gezindheid te doen toenemen.