Onwetendheid kan nadelig voor u zijn
„WAT ik niet weet, benadeelt mij ook niet.” „Ik wil me alleen maar met mijn eigen zaken bemoeien, en laten anderen zich dan ook met hun eigen zaken bemoeien.” „Hoe minder ik weet, des te minder heb ik te verantwoorden.” Dit zijn slechts enkele van de uitlatingen die men hoort van personen die niet veel met anderen te maken willen hebben of die geen enkele verantwoordelijkheid voor hun naasten of medeschepselen op zich wensen te nemen. Sommigen geloven werkelijk dat zij, door zich af te zonderen voor ongewenst contact met anderen, in staat zullen zijn een rustig, zorgeloos leven te leiden.
Hoe verstandig is een dergelijke houding? En kunnen zij die zulk een houding aannemen, ook nog tegelijkertijd beweren Gods gunst als volgelingen van zijn Zoon, Christus Jezus, te genieten?
„Zalige onwetendheid” klinkt stellig heel aantrekkelijk. En volgens de regels van het menselijke recht worden misdaden die in onwetendheid worden begaan, met grotere clementie behandeld dan die welke men opzettelijk pleegt. Oppervlakkig bezien, zou de gedachte dat hetgeen u niet weet u ook niet kan benadelen, heel aannemelijk kunnen schijnen.
Waarom zou u zich echter voor gezaghebbende raad over dit onderwerp niet tot Gods Woord, de bijbel, wenden? Laten wij Lot, de neef van Abraham, eens beschouwen. Deze getrouwe aanbidder van God had zijn ogen en oren voor alles wat om hem heen in Sodom en de aangrenzende steden gebeurde, kunnen sluiten, zichzelf verleidend tot de gedachte dat alles in orde was en dat hij minder te verantwoorden had naarmate hij minder wist. Was dat echter de wijze waarop deze door God goedgekeurde man de zaken bezag? De bijbel antwoordt: „Die rechtvaardige man heeft door wat hij zag en hoorde toen hij onder hen woonde, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gefolterd wegens hun wetteloze daden.” — 2 Petr. 2:8.
Wellicht schijnen wij van een zware last te worden bevrijd wanneer wij elke verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van onze naasten en medeschepselen afwijzen. Dit hebben sommigen blijkbaar in gedachten wanneer zij besluiten zich ’met hun eigen zaken te bemoeien’. Het is echter zeer zeker verstandig eens stil te staan bij de vraag: Waarin verschilt mijn houding van die van Kaïn die bloedschuld op zich had geladen en tot God zei: „Ben ik mijns broeders hoeder?” (Gen. 4:9) Dit gebrek aan bezorgdheid voor en consideratie met anderen is er de oorzaak van dat in grote steden de mensen soms zo harteloos kunnen zijn dat zij erbij kunnen staan kijken hoe een medeburger wordt gedood, zonder dat zij er ook maar enige moeite voor doen om alarm te slaan of hulp te halen.
Het is absoluut waar dat hetgeen men niet weet, zeer nadelig kan blijken te zijn, ja zelfs fataal. Indien u bovenin een flatgebouw zou wonen en niet zou weten dat er op de lagere verdiepingen een grote brand woedt, zou u beslist in ernstig gevaar verkeren. Evenzo is ook een blinde die in de richting van een diepe kuil voortwandelt, in groot gevaar. In beide gevallen is het nodig een waarschuwing te laten horen. Maar wie zal het waarschuwende woord laten horen als iedereen vastbesloten is ’zich met zijn eigen zaken te bemoeien’? Staat de persoon die in gevaar verkeert niet op het punt nadeel te ondervinden door hetgeen hij niet weet?
Dat er sommigen zijn die geen aandacht wensen te schenken aan inlichtingen die voor hen een waarschuwing inhouden, maakte de apostel Petrus duidelijk toen hij schreef: „Want overeenkomstig hun wens ontgaat dit feit hun aandacht, dat er door het woord van God in de oudheid hemelen waren en een aarde, compact staande uit het water en te midden van water; en door die middelen werd de toenmalige wereld vernietigd toen ze door water werd overstroomd” (2 Petr. 3:5, 6). Geen van hen die de tevoren gegeven waarschuwing van de hand wezen en die de houding aannamen dat hetgeen zij niet wisten hen niet zou benadelen, overleefde het einde van die wereld in het water van de Vloed.
De Schrift toont aan, dat wie zich afzondert en terugtrekt van de behoeften van zijn medemensen, moeilijkheden tegemoet gaat. Onder inspiratie verklaarde de wijze man: „De eenzelvige zoekt zijn eigen begeerte, hij barst los tegen al wat verstandig is” (Spr. 18:1). Door praktische wijsheid zou hij kunnen weten dat hij zelf dringend behoefte heeft aan opbouwende omgang met anderen. De tactiek van een isolationist ontslaat hem niet van verantwoordelijkheid, noch beschermt ze hem voor rampspoed.
Er valt dus werkelijk niets te winnen doordat men zijn hoofd in het zand steekt zoals de spreekwoordelijke struisvogel. Verantwoordelijkheid zal ons opgelegd blijven — ook al zijn wij onwetend — indien wij gelegenheden om kennis te verwerven van de hand hebben gewezen. Denkt u alleen maar eens aan de verschrikkelijke toestand waarin de Israëlieten verkeerden die het waarschuwingswoord van God weigerden te horen en over wie hij van zijn kant verklaarde: „Gelijk Hij riep zonder dat zij gehoor gaven, zo ook zullen zij roepen [op hun dag van rampspoed] zonder dat Ik gehoor geef, zeide de HERE der heerscharen.” — Zach. 7:13.
Zij die weigeren de zo uiterst belangrijke kennis tot zich te nemen en het standpunt innemen dat hetgeen zij niet weten hen nooit zal benadelen, stellen wellicht hun leven in de waagschaal. Waarom? Om dezelfde reden die Christus Jezus noemde, toen hij in gebed tot zijn hemelse Vader zei: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Joh. 17:3). Hoe belangrijk is het dus om degelijke kennis te verzamelen, want kennis verschaft wijsheid, en wijsheid op haar beurt zorgt voor een verdediging tegen rampspoed. — Pred. 7:12.
De verkondiging van de Koninkrijksboodschap door Christus Jezus en zijn volgelingen negentienhonderd jaar geleden maakte dat er grote verantwoordelijkheid kwam te rusten op allen die met het Woord werden bereikt, of zij nu luisterden of niet. Thans, in onze dagen, is deze verantwoordelijkheid nog verzwaard, zowel door het verbreiden van kennis als door de kritieke tijd waarin wij leven. Bijzonder op hun plaats zijn daarom de woorden van de apostel Paulus: „God heeft weliswaar de tijden van zulk een onwetendheid voorbijgezien, maar zegt de mensen thans dat zij allen en overal berouw moeten hebben. Want hij heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen door een man die hij heeft aangesteld.” — Hand. 17:30, 31.
In deze dagen, nu God de kennis tot de einden der aarde laat verbreiden, zal onwetendheid betreffende Gods voornemen geen verontschuldiging betekenen in verband met de rechtspraak die hij op grootse wijze uitoefent. Inderdaad, onwetendheid KAN nadelig voor u zijn.