Vragen van lezers
● Ik heb gehoord dat Mozes de Wet op de dag van Pinksteren ontving. Hoe kan dit waar zijn, daar Exodus 19:1 zegt dat de Israëlieten in de derde maand nadat zij uit Egypte vertrokken bij Sinaï aankwamen? — V.S.
De joodse overlevering vereenzelvigt heel duidelijk de feestdag van Pinksteren of Sjaboeoth met de dag waarop Mozes de Tien Geboden ontving. Wij lezen bijvoorbeeld: „In de cyclus van joodse historische herinnering is Sjaboeoth de dag van de ontmoeting bij Sinaï, toen God Zichzelf aan Mozes en het joodse volk openbaarde. Men hoorde de Stem de Tien Geboden uitspreken” (Judaism, door rabbijn A. Herzberg, uitg. 1961, blz. 118; zie ook The New Jewish Encyclopedia van 1962, blz. 442.) De bijbel zegt niet met zoveel woorden dat dit zo is. Door te onderzoeken wat de bijbel wel zegt, kunnen wij evenwel zien dat het daarin weergegeven bericht deze mogelijkheid openlaat.
Het joodse Pascha viel op 14 Nisan. Volgens de joodse feesten was 15 Nisan een sabbat en werden op 16 Nisan de eerstelingen van de gerstoogst aangeboden. Vijftig dagen later, op 6 Sivan, vierden de joden het feest der weken, ook wel Pinksteren genoemd. Aangezien de joodse maanden negenentwintig en dertig dagen hadden, zou men de indruk kunnen krijgen dat de derde maand na het vertrek uit Egypte, na de Pinkstertijd zou vallen. — Lev. 23:4-17.
Laten wij echter Exodus 19:1 eens onderzoeken, welk vers luidt: „In de derde maand nadat de zonen van Israël uit het land Egypte waren getrokken, op dezelfde dag, kwamen zij in de wildernis van Sinaï.” Merk op dat er niet staat: ’drie maanden nadat’ de Israëlieten uit Egypte waren getrokken, hetgeen drie volle maanden of ongeveer negentig dagen zou zijn. Er zijn veeleer gedeeltelijke maanden bij inbegrepen geweest. Het Pascha valt in de joodse maand Nisan (30 dagen). De volgende maand is Ijar (29 dagen), gevolgd door Sivan (30 dagen). De joden verlieten Egypte in Nisan, dus zou Sivan „de derde maand nadat” zij vertrokken, zijn. Maar wanneer precies begon Mozes nu de Wet te ontvangen? Zou dat tijdstip overeen kunnen komen met de datum die later voor de viering van het feest der weken, of Pinksteren, werd vastgesteld?
Hoewel de mening van geleerden op dit punt niet eensluidend is, gelooft men algemeen dat met de opmerking „in de derde maand . . . op dezelfde dag” 1 Sivan wordt bedoeld. De beroemde joodse commentator Rashi schreef bijvoorbeeld: „DEZELFDE (letterlijk deze) DAG — op de dag van de Nieuwe Maan”, hetgeen de eerste van de maand zou zijn. Professor J. G. Murphy schreef: „Aangezien de uitdrukking die hier wordt gebruikt op de nieuwe maand duidt en er een precieze dag, ’op deze dag’, wordt aangegeven, kunnen wij veilig concluderen dat de eerste dag van de maand wordt bedoeld.”
God had Mozes eerder verteld dat hij Hem op de berg Sinaï zou aanbidden, dus toen het volk het kamp had opgeslagen, „klom [Mozes] op tot de ware God” (Ex. 3:12; 19:2, 3). Als de bovenstaande zienswijze over Exodus 19:1 juist is, kon dit op 2 of 3 Sivan hebben plaatsgevonden. Mozes kreeg een boodschap van Jehovah. Vervolgens bracht hij deze aan het volk over en zij kwamen overeen alles te doen wat God had gezegd. Ten slotte bracht Mozes de woorden van het volk weer aan Jehovah over, mogelijk op 4 Sivan. God zei tot Mozes dat hij het volk „vandaag en morgen” moest heiligen en dat zij „tegen de derde dag . . . gereed [moesten] blijken te zijn”, hetgeen op 6 Sivan geweest zou kunnen zijn. — Ex. 19:10, 11.
Toen God op de „derde dag” de Tien Geboden, de fundamentele wetten van het Wetsverbond, gaf, zou dit derhalve zeer goed overeen kunnen stemmen met de datum waarop later Pinksteren werd gevierd.
Wij zouden hieraan kunnen toevoegen dat in bepaalde joodse gebruiken het geloof ligt opgesloten dat de dag waarop de Wet werd gegeven, overeenkomt met de datum voor Pinksteren. Sommige joden versieren op Pinksteren hun huis met bloemen, met de opzettelijke bedoeling van hun vreugde te getuigen de Wet te bezitten. En The Jewish Encyclopedia zegt: „Het is een algemeen gebruik op Pinksteren ter ere van de Wet zuivelprodukten en kaaskoeken te eten, aangezien de Wet wordt vergeleken met ’honing en melk’.
● Spreekt er gebrek aan vertrouwen uit als een opgedragen christen een geschreven overeenkomst maakt voor een zakelijke transactie met een andere christen? — V.S.
Neen, want het kan liefdevol en voor alle betrokken personen een bescherming zijn zakelijke kwesties op schrift te stellen. Er kunnen later veel misverstanden door worden voorkomen.
Een contract kan onbewuste vergissingen voorkomen als gevolg van gebrek aan duidelijkheid bij mondelinge overeenkomsten. Evenals andere mensen, moet een opgedragen christen dagelijks voor vele dingen zorgen. Er kunnen ook problemen rijzen die zijn aandacht vragen. Vanzelfsprekend kan hij niet alles onthouden. Als hij volledig op zijn geheugen zou vertrouwen, zou hij waarschijnlijk, ondanks de beste bedoelingen, enkele verplichtingen vergeten of eraan twijfelen of hij zich er wel van heeft gekweten. Een mondelinge overeenkomst biedt weinig gelegenheid voor een dubbele controle. En als de mondelinge overeenkomst vaag is, kunnen degenen die deze aangaan in alle eerlijkheid een verschillende zienswijze hebben met betrekking tot wat er wordt verlangd.
Een contract kan ook als een hulp dienen om de bijbelse vermaning ter harte te nemen: „Zijt niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben” (Rom. 13:8). Vanzelfsprekend zou iemand die onopzettelijk een bepaalde verplichting vergeet, zich niet bewust zijn van de noodzaak deze na te komen. En zijn onopzettelijke nalatigheid zou tot ontstemming kunnen leiden, vooral als de andere partij zou gaan denken dat zijn christelijke broeder zelfzuchtig en onbetrouwbaar is.
Een andere factor die geschreven overeenkomsten raadzaam maakt, is de onzekerheid van ’s mensen leven. De wijze schrijver van Prediker merkte hierover op: „Tijd en onvoorziene gebeurtenissen treffen hen allen” (Pred. 9:11). Het is werkelijk verstandig een geschreven overeenkomst te hebben zodat iemand, zo nodig, kan bewijzen dat hij recht heeft op betaling of diensten in plaats van een groot verlies te moeten lijden omdat er geen levende getuigen zijn om zijn aanspraak te bevestigen.
De Schrift keurt het sluiten van contracten beslist goed. Jehovah’s profeet Jeremia kocht op goddelijke instructie bijvoorbeeld een veld van de zoon van zijn oom van vaderszijde. Het geld voor de koop werd in tegenwoordigheid van getuigen afgewogen. Toen het geld was betaald, werden er volgens de bestaande wettelijke regelingen twee vermoedelijk identieke akten opgemaakt. Eén koopakte werd opengelaten, klaarblijkelijk opdat deze gemakkelijk door de belanghebbende partijen geraadpleegd kon worden. De andere akte werd door getuigen ondertekend en verzegeld. Als de echtheid van de niet verzegelde akte ooit in twijfel zou worden getrokken, kon derhalve de verzegelde akte worden geopend en met de niet verzegelde worden vergeleken. De hele transactie was publiek en vond plaats „voor de ogen van al de joden die in het Voorhof van de Wacht zaten”. Beide koopakten werden daarna in een vat gedaan ter bewaring (Jer. 32:6-14). Op deze wijze zou jaren later het bewijs voorhanden zijn geweest dat alles op de juiste manier was afgewikkeld.
In plaats dat het maken van geschreven overeenkomsten dus op een gebrek aan vertrouwen wijst, kan het een aanwijzing zijn van het oprechte verlangen zich van zijn verplichtingen te kwijten.