Vragen van lezers
● Hoe kon aan personen die tot hemels leven zijn geroepen onverdiende goedheid „in verband met Christus Jezus vóór ver in het verleden liggende tijden” gegeven worden, zoals 2 Timótheüs 1:9 te kennen geeft? — V.S.
Mensen zouden natuurlijk onmogelijk vele eeuwen vóór hun geboorte onverdiende goedheid kunnen ontvangen. Jehovah God heeft evenwel een klasse van personen (doch niet de specifieke personen waaruit ze is samengesteld) voorbeschikt om erfgenamen van een hemels koninkrijk te worden. Daar hij zich dit had voorgenomen, was het zo goed als tot stand gebracht, en daarom zou er gezegd kunnen worden dat deze klasse „vóór ver in het verleden liggende tijden” onverdiende goedheid ontving. Romeinen 4:17 zegt over Jehovah dat hij „de dingen .. . roept alsof ze waren”. Dit kan dus een manier zijn waarop men de kwestie kan bezien.
De uitdrukking „vóór ver in het verleden liggende tijden” duidt klaarblijkelijk op een periode van aanzienlijke, hoewel niet vastgestelde duur. Andere schriftplaatsen stellen ons echter in staat specifieker te zijn met betrekking tot de tijd die ermee gemoeid is. De apostel Paulus schreef in zijn brief aan de Efeziërs dat „hij [God] ons in eendracht met hem vóór de grondlegging [katabole] van de wereld heeft uitgekozen, opdat wij heilig en zonder smet voor hem zouden zijn in liefde. Want hij heeft ons er tevoren toe bestemd door tussenkomst van Jezus Christus als zijn zonen te worden aangenomen, overeenkomstig het welbehagen van zijn wil, .. . wij [werden] . . . tot erfgenamen . . . aangesteld, doordat wij werden voorbestemd overeenkomstig het voornemen van hem die alle dingen werkzaam doet zijn naar de wijze waarop zijn wil het aanraadt”. — Ef. 1:4-11.
De Griekse uitdrukking voor grondlegging (katabole) die in deze passage voorkomt, betekent letterlijk „neerwerpen of neerleggen” en kan het inplanten van zaad, zoals bij menselijke bevruchting, betekenen. In Hebreeën 11:11 wordt de uitdrukking dan ook passend weergegeven met ’zwanger worden’. Wij lezen: Door geloof kreeg ook Sara zelf kracht om zwanger te worden [zaad te ontvangen], zelfs toen zij de leeftijdsgrens was gepasseerd.’ Er wordt dus duidelijk bedoeld dat Abraham menselijk zaad ’neerwierp’ om een zoon te verwekken en dat Sara dit zaad ontving ten einde bevrucht te worden.
Wat de „grondlegging van de wereld” betreft, Jezus Christus bracht deze gebeurtenis in verband met Abel zeggende: „Zodat het bloed van alle profeten, dat vergoten is sinds de grondlegging der wereld, van dit geslacht geëist zal worden, vanaf het bloed van Abel tot het bloed van Zacharia” (Luk. 11:50, 51). Van Abel wordt dus gezegd dat hij leefde ten tijde van de „grondlegging van de wereld”. Aangezien Abel een zoon van Adam en Eva was, heeft de „grondlegging van de wereld” dus duidelijk betrekking op de tijd toen het eerste mensenpaar kinderen kreeg en daardoor een mensenwereld voortbracht. Jehovah moet zich dus nadat Adam en Eva hadden gezondigd en voordat zij kinderen kregen hebben voorgenomen een klasse van personen voort te brengen die hemelse regeerders met zijn Zoon zouden zijn. Dit was ongeveer 4000 jaar voordat Paulus zijn brief aan Timotheüs schreef en er zou dus terecht gezegd kunnen worden dat dit „vóór ver in het verleden liggende tijden” was.
● Wat bedoelde de apostel Paulus toen hij in 1 Timotheüs 2:15 schreef dat vrouwen „door middel van het baren van kinderen veilig behouden blijven”? — Chili.
Paulus besprak onder inspiratie de juiste houding en bezigheden voor vrouwen. Een taak voor christelijke vrouwen die de moeite waard is en bescherming biedt, is voor hun kinderen te zorgen. Paulus schreef: „Zij zal echter door middel van het baren van kinderen veilig behouden blijven, mits zij volharden in geloof en liefde en heiliging, gepaard aan gezond verstand. — 1 Tim. 2:15.
De Petrus-Canisiusvertaling geeft dit vers weer op een wijze waardoor men de gedachte kan krijgen dat het baren van kinderen op zichzelf eeuwige redding voor een vrouw tot gevolg heeft. Dit kan echter niet de gedachte zijn. Vele andere teksten tonen aan dat zowel mannen als vrouwen, willen zij eeuwige redding ontvangen, in de Heer Jezus moeten geloven, nauwkeurige kennis moeten hebben en geloof moeten oefenen — Hand. 16:30, 31; Joh. 17:3; Rom. 10:10.
Andere vertalingen geven de indruk dat dit een belofte is dat God alle vrouwen die hem dienen, levend door het baren van kinderen heen zal brengen (Moffatt, New American Standard Bible). Toch was dit tot op die tijd niet in alle gevallen zo geweest en het is ook sedertdien niet het geval geweest (Gen. 35:16-18). Gelovigen en ongelovigen hebben het baren van kinderen overleefd, en gelovigen en ongelovigen zijn tijdens de bevalling gestorven. Er wordt dus niet bedoeld dat vrouwen gedurende het hele proces van zwangerschap en geboorte veilig behouden blijven. Het betekent veeleer dat zij door kinderen te krijgen en zich van de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden te kwijten veilig behouden zullen blijven, mits zij ook geloof, liefde en gezond verstand aan de dag leggen.
Zoals reeds gezegd, besprak Paulus welke geestesgesteldheid en plichten juist zijn voor vrouwen. In de gemeente dienen zij onderdanig te zijn, in het besef dat zij niet moeten trachten autoriteit over volwassen mannen uit te oefenen. Als voorbeeld van de moeilijkheden die eruit kunnen voortvloeien als een vrouw haar positie niet beseft, haalt de apostel het geval van Eva aan. Zij liep op Adam vooruit, werd bedrogen en geraakte in overtreding. — 1 Tim. 2:11-14.
Later in deze zelfde brief waarschuwde Paulus christelijke vrouwen met betrekking tot hun bezigheden. Enkele van de jongere weduwen ’waren zonder bezigheid en liepen doelloos bij de huizen rond’, „ja, niet alleen zonder bezigheid, maar ook als roddelaarsters en zich inlatend met andermans zaken, pratend over dingen waarover zij niet behoren te praten”. Deze bezigheden konden tot allerlei moeilijkheden leiden, met inbegrip van het geven van raad en het nemen van beslissingen in zaken die eigenlijk de verantwoordelijkheden van echtgenoten of aangestelde dienaren in de gemeente waren. Hoe konden deze jongere weduwen veilig voor dergelijke gevaren bewaard blijven? Paulus zei dat één manier hiervoor was: „Trouwen, kinderen baren, een huishouding besturen.” — 1 Tim. 5:11-15.
Toen hij schreef dat vrouwen „door middel van het baren van kinderen veilig behouden [zouden] blijven”, bedoelde hij derhalve dat zij bezig dienden te zijn met dingen die de moeite waard waren. Door een huishouding te besturen en zich aan de opvoeding van hun kinderen te wijden — hetgeen waardevolle taken zijn, waarvoor vrouwen wonderbaarlijke bekwaamheden van God hebben gekregen — zouden zij waarschijnlijk behoed worden voor de strikken waarin ontheocratische vrouwen geraken. Deze plichten zouden ook een goede aanvulling zijn van hun activiteiten in Gods dienst en hen helpen te „volharden in geloof en liefde en heiliging”.
Vrouwen die niet gehuwd zijn of die geen kinderen hebben, en ook christelijke mannen kunnen uit het beginsel van deze geïnspireerde raad leren: Wij moeten allen oppassen dat wij ons bezighouden met nuttige dingen. Gods Woord geeft elk van ons de raad: „Ziet er daarom nauwlettend op toe hoe gij wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, de gelegen tijd voor uzelf uitkopend, omdat de dagen goddeloos zijn.” — Ef. 5:15, 16.
● Is er met het oog op Gods wet die het eten van bloed verbiedt enig bezwaar tegen het gebruik van vitaminen die rood beenmerg, leverextracten en soortgelijke stoffen van organische samenstelling bevatten? — V.S.
Gods wet betreffende bloed, zoals deze aan Noach en diens gezin werd gegeven, vereiste dat men een dier op juiste wijze liet uitbloeden voordat het als voedsel gebruikt werd (Gen. 9:3, 4). Dat vereiste geldt ook voor christenen, zoals uit Handelingen 21:25 blijkt.
Aan de joden die onder het Wetsverbond stonden, werden verdere bijzonderheden gegeven, namelijk: „Wanneer uw ziel er hevig naar verlangt, moogt gij slachten, en gij moet vlees eten . . . Alleen het bloed moogt gij niet eten. Gij dient het als water op de aarde uit te gieten.” Ook: „Gij moogt volstrekt geen vet en geen bloed eten” (Deut. 12:15, 16; Lev. 3:17). Aan Noach werd geen beperking opgelegd met betrekking tot het eten van vet, en toen in de eerste eeuw G.T. het christelijke besturende lichaam het verbod betreffende het eten van bloed opnieuw bevestigde, was de bepaling aangaande vet hier niet bij inbegrepen. Deze bepaling gold dus slechts voor Israël. Het verbod aangaande het eten van bloed geldt echter wel voor christenen, en de bijzonderheden in de Wet helpen ons te begrijpen hoe dit verbod moet worden toegepast.
Natuurlijk is het zo dat zelfs al bloedt een dier op juiste wijze uit, niet ieder spoortje bloed volledig uit de spieren en de organen verwijderd wordt. Maar zo lang men een dier goed heeft laten uitbloeden, mag elk deel ervan als voedsel of voor andere doeleinden gebruikt worden.
Hoewel rood beenmerg een vitale rol speelt bij het produceren van bloed, wordt merg hierdoor niet ongeschikt gemaakt om als voedsel te dienen. Het is vermeldenswaard dat de profeet Jesaja in verband met een „feestmaal” dat Jehovah zelf voor zijn volk aanrecht, over „schotels rijk aan olie en vol merg” spreekt. — Jes. 25:6.
Dit maakt het duidelijk dat er tegen het gebruik van orgaanpreparaten geen bezwaar bestaat, vooropgesteld dat er aan Gods wat ten aanzien van bloed gehoorzaamd is. Als er bij iemand enige twijfel bestaat of bepaalde vitaminen en andere produkten wel bereid zijn van dieren die men op juiste wijze heeft laten uitbloeden, zou iemand er goed aan doen de kwestie persoonlijk te onderzoeken door naar de fabrikant van de desbetreffende preparaten te schrijven.