Na de aardbeving in Managua
ALS zich een ernstige ramp voordoet, zijn de hulpeloze slachtoffers zeer afhankelijk van hulp van anderen. Bezorgd over de daklozen, de gewonden en de hongerigen, geven veel mensen bereidwillig gehoor aan het beroep dat vanzelfsprekend door in nood verkerende medemensen op hen wordt gedaan. Jehovah’s christelijke getuigen vormen hierop geen uitzondering. Zij beseffen dat het helpen van de getroffenen een onderdeel van de ware aanbidding is (Jak. 1:27). Samen met anderen werken zij ijverig om degenen die in ernstige nood verkeren te helpen. De maatregelen die werden genomen om de slachtoffers in Nicaragua te helpen, vormen hiervan een voorbeeld.
Bijna onmiddellijk nadat het nieuws van de verschrikkelijke aardbeving die een half jaar geleden Managua (Nicaragua) verwoestte, de omliggende landen had bereikt, waren Jehovah’s getuigen in die landen bezig met krachtsinspanningen om hun christelijke broeders en anderen die dit verdienden, te helpen. Al gauw waren er auto’s en vrachtwagens, beladen met levensmiddelen en kleren, naar het bijkantoor van het Wachttorengenootschap in Managua onderweg.
Het bijkantoor van het Wachttorengenootschap in Managua had als centrum gediend van waaruit de predikingsactiviteiten van meer dan 1800 Getuigen in Nicaragua werden geleid. Gelukkig had het gebouw slechts heel weinig van de aardbeving geleden en daarom konden van daaruit levensmiddelen, kleren en andere goederen worden ontvangen en gedistribueerd.
Minder dan tweeëntwintig uur na de eerste schok arriveerden er hulpgoederen van Jehovah’s getuigen in Honduras. De volgende dag, zondag riep L. E. Witherspoon, de bijkantooropziener in Nicaragua, een vergadering met de zendelingen die in Managua dienden, bijeen om de distributie van de goederen te bespreken. Het duurde niet lang of er kwamen levensmiddelen, kleren en medicamenten van Jehovah’s getuigen in Costa Rica en El Salvador binnen. Water werd per vrachtauto uit gebieden rond Managua aangevoerd. Die dag ontvingen honderden noodzakelijke hulp.
Op maandag, 25 december, werden er nog andere depots voor het distribueren van hulpgoederen aan slachtoffers van de aardbeving opgezet en op dinsdag nog meer in andere plaatsen. Tegen die tijd had het grootste deel van Managua’s bevolking de stad verlaten. Ondertussen waren er tonnen hulpgoederen van Jehovah’s getuigen in Costa Rica, Honduras en El Salvador gearriveerd en er was nog meer onderweg. Van Getuigen in andere landen werd ook geldelijke hulp ontvangen.
Een zendelinge uit Honduras schrijft over de hulpmaatregelen: „De broeders hier en in Costa Rica en El Salvador hebben tonnen levensmiddelen ingeslagen. Hoewel onze broeders arm zijn, hebben zij van harte gegeven.” Zij schrijft verder: „Vanavond gaan wij hier op het bijkantoor [van het Wachttorengenootschap in Tegucigalpa] aardappelen, uien en waspoeder in plastic zakken doen om de distributie te vergemakkelijken.”
In Managua zelf, vooral in de binnenstad, begon de lijkenlucht erger te worden. Er braken branden uit en er werd flink geplunderd. Het werd raadzaam geacht het bijkantoor van het Genootschap te evacueren. Deze stap werd op woensdag, 27 december, ondernomen.
De hulpactie die vanuit het bijkantoor was geleid, werd nu voortgezet vanuit een nieuwe plaats ongeveer twintig kilometer ten zuiden van Managua. Daar zetten Jehovah’s getuigen zich aan de taak voedselpakketten te maken. Banken uit de Koninkrijkszaal van het bijkantoor werden werktafels en opslagplanken.
L. E. Witherspoon bericht dat de pakketten in hoofdzaak de volgende artikelen bevatten: acht pond rijst, vier pond bonen, een pond kaas, een pond reuzel, een pond gedroogde melk, drie pond droge maïs, een half pond koffie, twee pond suiker, een groot blik sardines, twee kaarsen, twee doosjes lucifers, een stuk zeep en een pakje soep plus de laatste uitgaven van De Wachttoren en Ontwaakt! De pakketten werden in twee grootten gemaakt: één waaraan een uit twee tot vier personen bestaand gezin ongeveer vijf dagen voldoende had en een ander waaraan een uit zes tot tien personen bestaand gezin gedurende dezelfde tijd voldoende had.
Voor velen betekende het verlaten van Managua een verandering van klimaat van heet naar koel of zelfs koud weer. Aan kouwelijke personen werden dus ook dekens uitgereikt.
Op 29 december werd de hulpactie van Jehovah’s getuigen aan de hele kantoorstaf van het Rode Kruis uiteengezet. Zij waren zeer onder de indruk en herhaalden steeds maar weer: „Wij zouden dit eigenlijk moeten doen. Zó zouden wij het eigenlijk moeten doen.” Zij waren verbaasd te horen dat Jehovah’s getuigen veertien distributieposten voor hulpgoederen rond de buitenwijken van Managua en een lijst met namen van alle gezinnen die hulp ontvingen, hadden.
De directeur van het Rode Kruis, de heer Reinaldo Tapia Molina, schreef een order uit voor 450 kilo rijst en 950 kilo bonen om Jehovah’s getuigen met hun hulpactie te helpen. De volgende dag werd van de regering goedkeuring ontvangen voor de vrijgave van de levensmiddelen waarom in de van het Rode Kruis ontvangen order was verzocht.
Later zorgde het Rode Kruis voor ongeveer anderhalf ton levensmiddelen en tien tenten. Deze tenten werden door degenen die onder de blote hemel hadden geslapen, goed benut. Ze waren hard nodig, aangezien de dauw zo zwaar was geweest dat zij die in de open lucht sliepen hun lakens moesten uitwringen.
Aangezien veel zendelingen van Jehovah’s getuigen die in Nicaragua dienen Noordamerikanen zijn, werd de hulp van de Amerikaanse ambassade ingeroepen. Via AID, een onderafdeling van Alliance for Progress, werden twintig tenten en honderd bedden en dekens ontvangen.
Ook de regering van Nicaragua zorgde voor levensmiddelen die Jehovah’s getuigen hielpen individuele hulp aan slachtoffers van de aardbeving te verlenen.
Veel is natuurlijk bijgedragen door Jehovah’s getuigen en hun vrienden in Costa Rica, Honduras, El Salvador en elders om met de hulpactie te helpen. Dit is voor degenen die hulp ontvingen vooral aanmoedigend geweest, aangezien zij zich bewust waren van het feit dat velen van hun medegelovigen in naburige landen erg arm zijn.
Dank zij de hulp die uit verschillende bronnen werd ontvangen, hebben Jehovah’s getuigen in Nicaragua per dag een halve tot drie kwart ton levensmiddelen gedistribueerd. Op 10 januari 1973 waren er voldoende levensmiddelen beschikbaar gesteld voor 100.000 maaltijden.
Behalve dat Jehovah’s getuigen in Nicaragua zeer noodzakelijke levensmiddelenvoorraden hebben gedistribueerd, zijn zij er ook druk mee bezig gebleven degenen die in droefheid verkeerden aan de hand van de bijbel troost te brengen. Zij voelen zich zoals de apostel Paulus toen hij schreef: „Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader der tedere barmhartigheden en de God van alle vertroosting, die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij hen die in enigerlei verdrukking zijn, kunnen vertroosten door middel van de vertroosting waarmee wijzelf door God worden vertroost” (2 Kor. 1:3, 4). Zij verheugen zich ook in het feit dat Jehovah God het hart van hun christelijke broeders in andere landen ertoe heeft bewogen in hun tijd van lichamelijke nood snel hulp te verlenen.