Een verzoek om vergeving
EEN OPZIENER uit een andere gemeente die in de Koninkrijkszaal van Jehovah’s getuigen in Kalamazoo, in de Amerikaanse staat Michigan, een lezing hield, was nogal verrast over een opmerking die tijdens zijn bijbellezing gemaakt werd. Zoals zijn gewoonte was, stelde hij enkele vragen die de toehoorders konden beantwoorden.
Eén man stak zijn hand op en de spreker gaf hem het woord, niet wetend dat dit de eerste keer was dat de man een vergadering in de Koninkrijkszaal had bijgewoond. In plaats van rechtstreeks de gestelde vraag te beantwoorden, ging de man staan en zei dat hij zijn verontschuldigingen wilde aanbieden voor het feit dat hij de Getuigen in de loop der jaren zo slecht behandeld had. Hij hoopte dat God hem zou vergeven. Wat bracht hem ertoe deze opmerking te maken?
De man in kwestie was geboren en opgevoed in Duitsland en had zich tegen het eind van de jaren twintig bij de nazi-partij aangesloten. Later verhuisde hij naar Canada maar werd daar tijdens de Tweede Wereldoorlog gevangen gezet vanwege zijn geprononceerde uitlatingen over politieke en raciale kwesties, zoals zijn overtuiging dat de Duitsers een superieur ras waren. Na de oorlog werd hij vrijgelaten en vestigde zich uiteindelijk in de Verenigde Staten. Hoewel hij zijn nazi-ideeën ten aanzien van de politiek en het rassenverschil niet liet varen, werd hij voor het oog van de wereld een buitengewoon patriottische Amerikaan.
Als Jehovah’s getuigen van tijd tot tijd bij hem aan de deur kwamen, was hij zeer grof, joeg hen van zijn erf af en gaf uiting aan zijn minachting voor een ieder die niet bepaalde patriottische handelingen ten aanzien van de vlag wilde verrichten. Dit ging zo’n vijftien jaar lang door.
In de lente van 1970 kwamen er twee jonge Getuigen bij hem aan de deur, maar zoals hij later bekende, kon hij het niet over zijn hart verkrijgen de twee jongedames onheus te behandelen. Hun gesprek kwam op het onderwerp van de menselijke ziel. Met zijn baptistische achtergrond geloofde hij stellig dat de mens een onsterfelijke ziel heeft. Zij lieten hem echter aan de hand van de bijbel zien dat de mens een ziel is.
Hij nam het bijbelstudiehulpmiddel dat zij bij hem hadden achtergelaten zorgvuldig door en vroeg weldra of Jehovah’s getuigen een geregelde bijbelstudie met hem wilden leiden. De volgende maand verscheen hij in de Koninkrijkszaal.
De bedienaar van het evangelie die de lezing hield, verzekerde hem dat Jehovah personen die de ware aanbidding hebben tegengestaan, kan en zal vergeven. Nu is deze man een van Jehovah’s getuigen en deelt de waarheid over de vergevensgezinde God, Jehovah, met anderen.