Wat schuilt er achter de religieuze bouwstijl van de christenheid
HOE verrassend het voor velen ook mag lijken, de bouwstijl van de religies van deze wereld is niet van edele oorsprong. Hun bouwstijl vertoont veel overeenkomst met een bouwproject dat vele eeuwen geleden werd ondernomen en waardoor Gods voornemen dat de mensheid zich over de gehele aarde zou verspreiden, werd getrotseerd. — Gen. 11:4.
Dit geschiedde kort na de wereldomvattende vloed in de dagen van Noach. Een aanzienlijk aantal van de menselijke familie vestigde zich in de vlakten van Sinear, langs de Eufraat (Gen. 11:2). Daar begonnen zij met het bouwen van een stad, Babel, en een toren. Deze toren was ongetwijfeld een zigurrat en diende voor de aanbidding van valse goden. De Encyclopædia Judaica zegt:
„Geleerden zijn het erover eens dat het bouwwerk waarnaar in Genesis 11 wordt verwezen, klaarblijkelijk een ziqqurrat, of Mesopotamische tempeltoren, is. De ziqqurrat . . . vormde het voornaamste kenmerk van de grote tempels, die in alle belangrijke steden van Mesopotamië werden gebouwd.” — Deel 4, blz. 23.
Degene die tot de bouw van Babel en zijn toren aanzette, was zonder twijfel de man Nimrod, een achterkleinzoon van Noach. Een aanwijzing hiervoor vormt het feit dat volgens de bijbel ’Babel het begin van Nimrods koninkrijk werd’ (Gen. 10:9, 10). Bovendien brengt de joodse overlevering, opgetekend door Josephus uit de eerste eeuw G.T., Nimrod met deze onderneming in verband. Wij lezen: „Langzamerhand wist hij zich de onbeperkte heerschappij over hen te verwerven, meenende, dat zij alleen dan zouden ophouden God te vreezen, als zij zich op zijne macht verlieten. . . . De menigte was volkomen bereid, alles op te volgen, wat Nebrod [Nimrod] goed vond te bepalen, en beschouwde het als lafheid, voor God onder te doen. Zij bouwden aan den toren.”
De Schepper, Jehovah God, verijdelde de plannen van de bouwers van Babel. Hij verwarde hun taal en dwong hen zich te verspreiden (Gen. 11:7-9). Niettemin werd hierdoor geen halt toegeroepen aan het oprichten van hoge bouwwerken voor aanbidding. Het boek Error’s Chains: Now Forged and Broken (De ketenen der dwaling: Hoe gesmeed en verbroken) merkt op:
„De heilige gebouwen (van Chaldea) blijken dikwijls in de vorm van een piramide te zijn gebouwd, met treden of opgangen, een serie terrassen vormend, waarvan elk kleiner was dan die daaronder. Dit is de traditionele stijl van gebouwen van de Toren van Babel. Dezelfde neiging om hoge heilige bouwwerken op te richten, treft men aan in de pagoden van India, Burma en China, in de mohammedaanse torens, zoals de Koutub Minar, en de spitsen van christelijke kerken (wij cursiveren). Ze schijnen oorspronkelijk tot doel te hebben gehad de hemellichamen, het voorwerp van hun aanbidding, dichter te benaderen.”
Zelfs in haar bouwstijl is de christenheid dus niet ontkomen aan niet-christelijke invloed. Deze invloed heeft de fundamentele christelijke waarheid verdraaid. André Biéler schrijft met betrekking tot de vormgeving van de religieuze gebouwen van de christenheid in zijn boek Architecture in Worship (Bouwkunst in de aanbidding): „De bouwers onderwerpen zich passief aan alle mogelijke verborgen pressie, aan conventies, aan onbewuste gewoonte en aan religieuze tradities die aan het christelijke geloof volkomen vreemd zijn.” Hoe kon dit tot stand komen?
In het geval van de vroege christenen was er weinig gevaar dat zij tempels zouden willen bouwen zoals die welke eens op de berg Moría in Jeruzalem had gestaan. Zij wisten dat deze tempel Gods voornemen had gediend en als een vervulling van Jezus’ profetie in 70 G.T. door de Romeinen was verwoest. — Matth. 24:1, 2.
Er was echter een andere kracht die druk op belijdende christenen uitoefende. André Biéler schrijft: „Oosterse en Grieks-Romeinse heidense culten brachten het christendom voortdurend op een dwaalspoor.” Oude heidense culten legden de nadruk op zichtbare dingen. De tempels waren bedoeld om de aanbidders met ontzag en bewondering te vervullen. Men meende dat de godheid, vertegenwoordigd door een beeld, verblijf hield in het heiligdom. Een speciale plaats was alleen de priesters voorbehouden.
Aan de andere kant is de ware aanbidding niet afhankelijk van een vaste plaats, noch van de tegenwoordigheid of het gebruik van zichtbare voorwerpen. Het is zoals Jezus Christus tegenover een Samaritaanse vrouw verklaarde: „Het uur komt waarin gijlieden de Vader noch op deze berg [Gerizim] noch in Jeruzalem zult aanbidden. Gijlieden aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen . . . Maar het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden” (Joh. 4:21-23). Insgelijks vertelde de apostel Paulus de Atheners: „De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is, . . . woont niet in door handen gemaakte tempels.” — Hand. 17:24.
Deze waarheden werden spoedig verdraaid, toen belijdende christenen voor heidense invloeden zwichtten. In de eeuwen die op de dood van de apostelen van Jezus Christus volgden, werden er indrukwekkende gebouwen opgericht. Deze gebouwen waren veel meer dan slechts een plaats waar belijdende christenen bijeenkwamen. De bouwwerken zelf waren, net als de heidense tempels, bedoeld om de aanbidders met eerbiedig ontzag te vervullen en men ging ze als heiligdommen, als huizen van God, bezien.
De aanbidders verloren uit het oog dat het woord „kerk”, zoals het in de bijbel wordt gebruikt, geen betrekking heeft op een gebouw, maar op mensen. Zij beseften niet langer het feit dat stoffelijke tempels, kathedralen en soortgelijke gebouwen op zichzelf niet heilig in Gods ogen waren. Zij zagen niet in dat door de geest gezalfde christenen op aarde een tempel vormen, waarin God door „geest” woont. — 1 Kor. 3:16, 17.
De religieuze bouwstijl van de christenheid verdraaide de waarheid op nog een andere manier. Het interieur van kathedralen en kerken werd zo ontworpen, dat er onderscheid werd gemaakt tussen de klasse der priesters of geestelijken en de leken. Priesters verrichtten rituele ceremoniën bij het altaar, welke plaats speciaal voor hen was afgezonderd. Aldus werd aan één groep belijdende christenen meer heiligheid toegekend dan aan een andere. Dit was in tegenspraak met het feit dat alle toegewijde dienstknechten van God „heilig” zijn en dat zij allen „broeders” zijn. — Matth. 23:8-10.
Bovendien blijft men de meeste plaatsen van aanbidding van de christenheid, net als de heidense tempels, met beelden of schilderingen opluisteren. Meestal wordt er een of andere voorstelling van Jezus, of misschien alleen een kruis, ergens in of op het gebouw geplaatst. Daar de meeste kerken leren dat Jezus de „tweede persoon” van een „drieënige God” is, imiteren ze in werkelijkheid de heidenen, die beelden of voorstellingen van de goden in hun tempels plaatsten.
Hoe kunnen deze inlichtingen u tot voordeel strekken? De manier waarop een plaats van aanbidding ontworpen is, kan u helpen degenen te identificeren die in deze tijd het ware christendom vertegenwoordigen. Men mag verwachten dat ware christenen de nadruk leggen op mensen en niet op imposante bouwwerken. De vergaderplaats dient zo te zijn ontworpen dat erdoor wordt aangetoond dat alle aanwezigen te zamen slechts één gemeente van broeders en zusters vormen. Noch de binnenkant noch de buitenkant dient versierd te zijn met beelden en iconen die als heilig worden beschouwd. De bouwstijl dient in harmonie te zijn met het feit dat onderricht uit Gods Woord werkelijk het belangrijkste is. Voldoen de Koninkrijkszalen van Jehovah’s getuigen aan deze vereisten? Waarom komt u niet zelf eens een kijkje nemen?