Vrijheid van gebrek — is het mogelijk?
DE AARDE bezit het potentieel om voor alle mannen, vrouwen en kinderen die thans in leven zijn, verrukkelijke levensomstandigheden en gezond, gevarieerd voedsel te verschaffen. Toch zijn er miljoenen mensen die nooit hebben geweten wat het wil zeggen voldoende voedsel en een gerieflijk huis te hebben. Velen wonen in krotten, die slechts een beperkte bescherming bieden tegen koude en regen. Hele gezinnen zitten soms opeengepakt in één kleine kamer van het een of andere bouwvallige flatgebouw. Bestaat er ook hoop dat zulke toestanden zullen veranderen?
’s Mensen Maker, Jehovah God, heeft zich voorgenomen een einde te maken aan alle corrupte stelsels die er op aarde bestaan, ten einde ze door een rechtvaardige nieuwe ordening te vervangen. „Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petr. 3:13). Deze belofte vormt de waarborg dat een wereld die vrij is van gebrek, werkelijkheid zal worden. Indien slechts enkele mensen gebrek zouden blijven lijden, dan zouden de nieuwe bestuurs-„hemelen” en de „nieuwe aarde” bestaande uit loyale onderdanen door onrechtvaardigheid worden ontsierd. Dit zal echter niet het geval zijn. De „nieuwe hemelen” en de „nieuwe aarde” zullen volledig rechtvaardig zijn.
Wegens Gods zienswijze ten aanzien van de armen en verdrukten, kunnen wij met vertrouwen uitzien naar een wereld die vrij is van gebrek. De Schrift spreekt over Jehovah als een „vader van vaderloze jongens en een rechter van weduwen” (Ps. 68:5). Dit wordt in zijn wet aan het Israël uit de oudheid bevestigd. Die Wet beschermde de armen en was ontworpen om te voorkomen dat Israëlieten tot hopeloze armoede zouden vervallen.
Met uitzondering van de levieten, die voor hun dienst in het heiligdom een tiende van de opbrengst van het land ontvingen, werd aan alle Israëlitische gezinnen een stuk land als erfdeel geschonken, waardoor zij in staat gesteld werden in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Ook al ondervond iemand tegenspoed of verkwistte hij misschien de middelen voor zijn levensonderhoud, waardoor hij zijn gezin tot armoede deed vervallen, kon het erfelijke grondbezit niet voorgoed verloren gaan. De Wet bepaalde dat alleen het gebruik van het land (met de opbrengst ervan) verkocht kon worden, en wel voor het resterende aantal jaren tot het jubeljaar. Het jubeljaar keerde elke vijftig jaar terug en werd gekenmerkt door de teruggave van alle landbezittingen aan de oorspronkelijke eigenaar of zijn erfgenamen (Lev. 25:13, 23-27). Gedurende de jaren dat arme Israëlieten geen erfelijk stuk land bezaten, behoefden zij niet om levensbehoeften te bedelen of zich op andere manieren te vernederen om datgene te verkrijgen wat zij nodig hadden. Zij bezaten het wettelijke recht om de velden die werden geoogst, de boomgaarden en de wijngaarden na te lezen. — Lev. 19:9, 10; 23:22; Deut. 24:19-21.
Gods voornemen om de armen vrijheid van gebrek te schenken, wordt geopenbaard in wat profetisch over de regering van koning Salomo werd gezegd. In Psalm 72:12-14 lezen wij: „Hij zal de arme die om hulp schreeuwt, bevrijden, ook de ellendige en al wie geen helper heeft. Hij zal deernis hebben met de geringe en de arme, en de zielen van de armen zal hij redden. Van onderdrukking en van geweld zal hij hun ziel loskopen.”
Het bestuur van de nieuwe regeringshemelen zal door deze liefdevolle houding ten aanzien van de gekwelden gekenmerkt worden. Hoe weten wij dit? Omdat de voornaamste regeerder van die nieuwe ordening iemand is die groter is dan Salomo, namelijk Jezus Christus, de „Koning der koningen en Heer der heren”. — Openb. 19:16; Luk. 11:31.
Iemand zal misschien echter vragen: ’Waarom zien wij, nadat er zoveel jaren zijn verstreken, nog steeds niet dat Jezus Christus verlichting aan de armen schenkt?’ De bijbel onthult dat dit in een tijd zal gebeuren die door Jehovah God is vastgesteld. Toen Jezus Christus op aarde was, wist zelfs hij niet precies wanneer het huidige samenstel van dingen vernietigd zou worden en door de rechtvaardige nieuwe ordening vervangen zou worden (Mark. 13:32). Hij zette echter uiteen dat een bepaalde generatie bevrijding van de tegenwoordige moeilijkheden zou meemaken, en wel een generatie die eerst getuige zou zijn van grote oorlogen, aardbevingen, pestilentiën, hongersnoden en een weergaloze vrees in verband met de wereldontwikkelingen (Luk. 21:10, 11, 25, 26, 31, 32). Zijn dit niet de dingen die wij in dit geslacht hebben gezien? Wij kunnen er derhalve zeker van zijn dat een rechtvaardige nieuwe ordening nabij is.
Dat Jehovah God nog niet handelend tegen de goddeloze wereld is opgetreden, strekt de mensheid in werkelijkheid tot voordeel. De apostel Petrus vestigde hier de aandacht op toen hij schreef: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken.” — 2 Petr. 3:9.
Gods geduld heeft mensen in staat gesteld te tonen of zij er werkelijk naar verlangen in een rechtvaardig nieuw samenstel te leven, waar gebrek tot het verleden zal behoren. In welke economische omstandigheden zij ook mogen leven, zij kunnen er blijk van geven welk standpunt zij in dit opzicht innemen. Indien zij werkelijk in een rechtvaardige nieuwe ordening willen leven, moeten zij leren wat God verwacht van degenen die door hem worden goedgekeurd, berouw hebben over hun vroegere overtredingen van zijn vereisten en hun handelwijze als loyale discipelen van Jezus Christus met zijn wil in overeenstemming brengen.
Hoe staat het echter met de vele miljoenen die thans gestorven zijn? Hoewel zij misschien onrecht en onderdrukking hebben geleden, hebben zij geen blijvende schade ondervonden. Waarom niet? Omdat Jehovah God erop kan en zal toezien dat de doden tot het leven worden teruggebracht, met het vooruitzicht van eeuwig leven voor ogen (Hand. 24:15). Wat zullen enkele jaren van lijden voor die uit de doden opgewekte personen te betekenen hebben wanneer deze vergeleken worden met eeuwig leven vrij van pijn? Niets in werkelijkheid. Zij zullen zich voelen zoals de christelijke apostel Paulus zich voelde: „De verdrukking [is] van korte duur . . . en licht.” — 2 Kor. 4:17.
Vrijheid van gebrek zal in Gods nieuwe ordening beslist een werkelijkheid worden. Hebt u stappen gedaan om te tonen dat u die vrijheid graag wilt ervaren? Bestudeert u op het ogenblik de bijbel en tracht u deze in uw dagelijkse leven toe te passen? Indien ja, dan kunt u tot degenen behoren die de naderende tijd zullen meemaken waarin alle mensen zich in vrijheid van gebrek zullen verheugen.
[Inzet op blz. 292]
„Hij zal de arme die om hulp schreeuwt, bevrijden, ook de ellendige en al wie geen helper heeft. Hij zal deernis hebben met de geringe en de arme, en de zielen van de armen, zal hij redden.” — Ps. 72:12, 13.