Vragen van lezers
● Had Adam een roodachtige huid, zoals door zijn naam te kennen zou worden gegeven?
Niemand op aarde kan thans met zekerheid zeggen wat voor huidkleur Adam heeft gehad. Wij weten echter wel dat hij de stamvader was van alle mensen, met alle verschillende huidkleuren die thans bestaan. Maar hoe is de gedachte dat Adams huid een roodachtige tint gehad zou kunnen hebben, eigenlijk ontstaan?
Het Hebreeuwse woord adam is met „Adam” vertaald. Behalve dat het een naam is, betekent dit woord ook — en zo is het dan ook vertaald — „mens” of „aardse mens”, hetzij één mens of de mensheid in het algemeen op aarde (Gen. 1:26; 6:7; 7:21; 9:6; 1 Sam. 15:29). Het woord adam is verwant aan een ander Hebreeuws woord adamah, dat „aarde” of „grond” betekent. Onder hebraïsten heerst algemeen de gedachte dat deze beide woorden zijn ontleend aan het Hebreeuwse adom, hetgeen „rood” betekent. In de Theological Dictionary of the Old Testament (1974) wordt als mogelijke reden voor de afleiding van „grond” van „rood” geopperd dat de grond ijzer bevat kan hebben en dus een roodachtig uiterlijk had. Op overeenkomstige wijze hebben sommige autoriteiten, die van mening zijn dat adam (Adam, mens) is afgeleid van adom (rood), gespeculeerd dat Adam een roodachtig getinte huid gehad kan hebben.
Merk echter het verband op dat in Genesis 2:7 kenbaar is: „God ging ertoe over de mens [adam] te vormen uit stof van de aardbodem [adamah] en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens [adam] werd een levende ziel.” Bespreekt de bijbel hier de kleur van de grond of tracht de bijbel de huidkleur van de eerste mens aan te duiden? Neen. Het gaat in deze tekst om het verband tussen „mens” en „aardbodem”. Gods Woord vestigde er de aandacht op dat de mens afkomstig was van de aardbodem; hij was „aards”. Alles wat Adam bezat — zijn huid, zijn haar, zijn ogen, zijn tanden, enzovoort — was uit dezelfde bron afkomstig. Ongeacht het weefsel of de kleur van Adams lichaamsdelen, ze kwamen allemaal uit dezelfde grond. Ze waren niet allemaal roodachtig omdat de grond dit nu eenmaal geweest kan zijn. Nadat Adam had gezondigd, zei God tot hem wat er buiten de Hof van Eden met hem zou gebeuren: „Gij [zult] tot de aardbodem [terugkeren], want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” — Gen. 3:19.
Adams huid kan dus wel of niet roodachtig geweest zijn. Aangezien het fundamentele verband tussen adam (Adam, mens) en adamah (aardbodem) in Genesis 2:7 beklemtoonde dat Adam een aards schepsel was, een mens die van de aardbodem was genomen, kan zijn huidkleur elk van de verschillende tinten gehad hebben die wij thans over de gehele aarde onder volken aantreffen.
Een fundamentele factor die wij niet over het hoofd dienen te zien, is het feit dat alle mensen van de eerste mens, Adam, zijn afgestamd. Alle mensen — of hun huid nu rood, olijfkleurig, bruin, zwart, blank of geel is — zijn krachtens hun afstamming op gelijke wijze met Adam verbonden. Wij zijn allemaal zijn kinderen. De bijbel zegt: „[God] heeft uit één mens [Adam] elke natie van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen” (Hand. 17:26). Het genetische gestel dat God aan Adam gaf, was van dien aard dat zich onder zijn nakomelingen een uitgebreide verscheidenheid kon ontwikkelen, een verscheidenheid in de kleur en samenstelling van hun haar, in hun huidkleur, lichaamsafmetingen, gelaatstrekken, enzovoort. Als gevolg van geografische isolatie en andere factoren schijnen de speciale kenmerken onder nauw verwante volken, die in de hedendaagse tijd de rassen van de mensheid zijn genoemd, op de voorgrond te zijn getreden. (Zie voor details Ontwaakt! van 8 juni 1973, de bladzijden 5-8.) Toch zijn wij allemaal nakomelingen van Adam.
Vragen over Adams huidkleur of speciale gelaatstrekken of over kenmerken in verband met zijn lichaamsvorm kunnen op het ogenblik niet worden opgelost. De afbeeldingen van Adam en Eva in de Hof van Eden die in de publikaties van het Wachttorengenootschap voorkomen, zijn derhalve eenvoudig pogingen om de gedachte aan de eerste twee mensen in het paradijs over te brengen. Evenzo wordt de „laatste Adam”, Jezus, vaak als een jood afgebeeld, alhoewel niemand op aarde thans precies weet hoe hij eruitgezien heeft (1 Kor. 15:45). Belangrijker echter dan de thans niet vast te stellen vragen over Adams uiterlijk, is de kennis waarom en hoe Adam Gods goedkeuring heeft verloren, en wat dit voor ons betekent. — Rom. 5:12.
Als wij ons voor deze belangrijke bijbelse leer interesseren, kunnen wij ons thans verenigen met christelijke getuigen van Jehovah van alle rassen die ernaar streven de wil van de Schepper te doen. Of iemand de goedkeuring van de Schepper zal ontvangen, hangt niet af van de natie waarin hij is geboren of van de huidkleur die hij bezit. Het is zoals de apostel Petrus zei: „Ik bemerk zeer zeker dat God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid werkt, aanvaardbaar voor hem.” — Hand. 10:34, 35.
Personen die thans aan Zijn vereisten voldoen, kunnen ernaar uitzien in het aardse paradijs te leven dat God binnenkort tot stand zal brengen. Daar zullen zij met Adams uit de doden opgewekte zoon Abel kunnen spreken en uit de eerste hand veel over het begin van het mensengeslacht kunnen vernemen. Zij zullen ook een aandeel kunnen hebben aan de vervulling van Gods voornemen de aarde vervuld te doen zijn van een aangename verscheidenheid van mensen die in vrede en eenheid leven en hem tot in alle eeuwigheid kunnen dienen.