Hoe kostbaar acht u het leven?
OP EEN late zomeravond wandelde in New York een bejaard echtpaar van een bijbelstudie naar huis. Plotseling kwamen er drie jonge mannen op hen af van wie één de echtgenoot aansprak. Niets vermoedend, bleef hij staan om te luisteren. De man hield hem dreigend een groot mes voor en zei: „Geef me je geld, anders gebeurt er wat!” De oude man maakte aanstalten om hem de inhoud van zijn portemonnee te geven, maar de jonge man wilde ook de portemonnee zelf. Toen schreeuwde de rover naar de vrouw die midden op de straat was gaan staan toen zij merkte wat er gebeurde: „Jouw geld ook!” Haar handen opheffend zei ze: „Het spijt me! Ik heb geen geld. Wilt u onze bijbels?” Terloops zij opgemerkt dat de persoonlijke papieren uit de portemonnee van de man een paar dagen later over de post terugkwamen.
Hoe dwaas zou het voor de christen zijn geweest als hij weerstand had geboden of was gaan twisten met een gewapende rover! Toch vernemen wij geregeld van mensen die dan tegenstribbelen of dan verzet bieden tegen een gewapende rover die op hun geld uit is, alsof enig geldbedrag het waard zou zijn er hun leven voor te riskeren. Vooral tragisch is het wanneer iemand niet beseft dat hij werkelijk zijn leven in de waagschaal stelt. Zo stond er in de New York Times van 24 december 1977 te lezen: „Rovers in Brooklyn slaan toe: Wreed einde voor kruidenier en zijn droom.” De kruidenierszaak van deze man lag in een deel van Brooklyn waar veel misdaad heerst, maar toch was zijn zaak tegen middernacht nog open. Twee mannen kwamen zijn winkel binnen, schoten hem dood en roofden toen zijn geld. De Times liet later zijn vrouw aan het woord: „Ik heb hem nog zo gezegd niet zo laat open te blijven. . . . Hij zei: ’Nee, we hebben het geld nodig.’ Hij had al twee keer eerder een roofoverval meegemaakt. Eenmaal hadden ze een [pistool] tegen zijn hoofd gezet en de trekker overgehaald. Maar het wapen ging niet af.”
Alleen om nog een paar dollar meer te verdienen was deze man bereid zijn leven te riskeren door zijn zaak zo laat in de avond nog open te houden. Het was niet zo dat hij die paar extra dollars nodig had, want het verslag vertelde dat hij binnen drie maanden nadat hij die zaak gekocht had, zijn schulden had kunnen afbetalen. Was deze man, door zijn bereidheid dat risico te nemen, er dan in feite niet in te kort geschoten waardering te tonen voor de waarde van het leven?
Anderen zijn vanwege geld in een ruzie verwikkeld geraakt die hun fataal is geworden. De Daily News, ook een krant in New York, berichtte op 11 november 1977 bijvoorbeeld over een man die in een van de drukste gedeelten van Manhattan was doodgestoken. De politie schreef de moord toe aan een twist over geld. Maar een verontrustender aspect van de misdaad was nog dat er meer dan 150 mensen omheen stonden, die toekeken hoe de ene man de ander doodstak alsof ze slechts naar een tv-film keken. De politieagenten moesten zelfs hun pistool trekken om door de menigte heen op de plek van de misdaad te kunnen komen. Terwijl sommigen hen toejuichten, schreeuwden anderen: „Hou je er buiten!” Een dergelijke geestesgesteldheid herinnert ons aan de tijd van het Romeinse Colosseum, toen gladiatoren elkaar doodden voor het vermaak van de massa. Er is weinig achting voor het leven te vinden bij personen die er behagen in scheppen te zien hoe de ene mens de andere doodsteekt.
Natuurlijk is iemand als hij onverwachts door een gewapende rover staande wordt gehouden, daar gewoonlijk niet op voorbereid, en hij zou in een moment van vrees in paniek kunnen raken en kunnen tegenstribbelen of verzet kunnen bieden. Iemand zou gemakkelijk iets kunnen zeggen of doen waarvan hij later spijt heeft — als het hem niet zijn leven kost en hij nooit meer spijtgevoelens kan koesteren. Aangezien dergelijke dingen kunnen gebeuren, is het verstandig van tevoren het vaste besluit te nemen kalm te blijven en mee te werken en dankbaar te zijn het er levend af te brengen.
Droevig genoeg zijn er tegenwoordig nog heel wat anderen die eveneens de fout begaan onvoldoende waarde aan hun leven te hechten. Vaak krijgen zakenmensen, opgejaagd door hun ambitie, een hartaanval, wat maar al te vaak fataal blijkt te zijn. Zo lezen wij over mannen van nog geen 60 of misschien nog geen 50 jaar die sterven, terwijl zij meer dan 70 of 80 jaar oud hadden kunnen worden. Kennelijk stellen zij er zoveel belang in rijk te worden, qua aanzien de top van de ladder te bereiken, of macht, invloed of een naam te verwerven, dat zij bereid zijn hun gezondheid en zelfs hun leven te riskeren om hun ambitie te verwezenlijken.
Jezus Christus, de Zoon van God, gaf beslist wijze raad toen hij zei: „Heeft iemand er iets aan als hij de hele wereld wint maar zijn leven verliest? Natuurlijk niet! Er is niets wat hij kan geven om zijn leven terug te krijgen” (Matth. 16:26, Today’s English Version). Ja, wat voor nut hebben geld, onroerend goed, juwelen of andere materiële bezittingen wanneer iemand dood is?
De apostel Paulus geeft in dezelfde geest raad: „Zij . . . die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten.” Niet geld, maar veeleer ’godvruchtige toewijding, gepaard aan het genoegen nemen met wat men heeft, is een middel tot groot gewin’. In feite is een dergelijke „godvruchtige toewijding . . . nuttig voor alle dingen, daar ze een belofte inhoudt voor het tegenwoordige en het toekomende leven”. — 1 Tim. 6:6, 9; 4:8.
Net zoals dit huidige leven kostbaarder geacht moet worden dan enig materieel gewin, zo moet eeuwig leven niet alleen hoger worden geacht dan wat maar ook van materiële aard maar zelfs hoger dan dit huidige leven. Er is geloof voor nodig om te aanvaarden wat de bijbel over eeuwig leven zegt. Vanwege dit geloof zijn Jehovah’s christelijke getuigen bereid liever de dood onder de ogen te zien dan het met hun godsdienstige beginselen op een akkoordje te gooien, hetgeen in de recente geschiedenis op overvloedige mate is aangetoond. Zij handelen hiermee in overeenstemming met Christus’ raad: „Wordt niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden; doch vreest veeleer hem die én ziel én lichaam kan vernietigen in Gehenna.” — Matth. 10:28.
De psalmist had iets soortgelijks in gedachten toen hij zei dat hij Jehovah’s loyale liefde kostbaarder achtte dan het leven zelf. Daarom schreef hij: „Want uw liefderijke goedheid is beter dan het leven, mijn eigen lippen zullen zich prijzend over u uitlaten.” Zijn vriendschap met God betekende meer voor hem dan wat maar ook, waarmee hij te kennen gaf dat hij om Gods loyale gunst te behouden, bereid was het leven op te geven. — Ps. 63:3.
Waarlijk wijs is hij die beseft dat dit huidige leven kostbaarder geacht moet worden dan welke materiële zaken maar ook. Maar nog groter is de wijsheid van hem die beseft dat het eeuwige leven dat God in het vooruitzicht stelt voor hen die in zijn gunst blijven, nog veel kostbaarder is.