Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w78 15/10 blz. 30-32
  • De Bergrede — ’Wees volmaakt’: heb uw vijanden lief

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De Bergrede — ’Wees volmaakt’: heb uw vijanden lief
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Vergelijkbare artikelen
  • Blijf goeddoen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2008
  • Een godvruchtig gedrag jegens anderen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Zelfs vijanden
    Ontwaakt! 1973
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2010
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
w78 15/10 blz. 30-32

De Bergrede — ’Wees volmaakt’: heb uw vijanden lief

NA GEZEGD te hebben dat zijn toehoorders „geen weerstand [moesten bieden] aan degene die goddeloos is”, voegde Jezus hieraan toe: „Gij hebt gehoord dat er werd gezegd: ’Gij moet uw naaste liefhebben en uw vijand haten.’” — Matth. 5:39, 43.

Degenen die de Bergrede hoorden uitspreken, waren joden die Gods gebod hadden „gehoord”: „Gij moogt geen wraak nemen, noch een wrok koesteren tegen de zonen van uw volk; en gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.” — Lev. 19:18.

De religieuze leiders van Israël legden echter de nadruk op het feit dat de uitdrukkingen „de zonen van uw volk” en „uw naaste” alleen betrekking hadden op joden. Zij beklemtoonden ook dat andere geboden van Gods wet van de Israëlieten verlangden dat zij zich afgescheiden hielden van andere volken (Deut. 7:1-4). Hoewel dit betrekking had op Israëls nationale afgescheidenheid van andere nationale groepen, ontstond uiteindelijk de zienswijze dat alle niet-joden ’vijanden’ waren die als afzonderlijke personen gehaat moesten worden. Een voorbeeld van deze houding treffen wij aan in de volgende verklaring in de misjna:

„Vee mag niet in de herbergen van de heidenen worden achtergelaten, aangezien zij van bestialiteit worden verdacht; ook mag een vrouw niet alleen bij hen blijven, aangezien zij van ontucht worden verdacht; ook mag een man niet alleen bij hen blijven, aangezien zij van bloedvergieting worden verdacht. De dochter van een Israëliet mag een heidense vrouw niet bij een bevalling helpen, aangezien zij hierdoor een kind voor afgoderij ter wereld zou helpen brengen, maar een heidense vrouw mag wel de dochter van een Israëliet helpen. De dochter van een Israëliet mag niet het kind van een heidense vrouw zogen, maar een heidense vrouw mag het kind van de dochter van een Israëliet in diens domein zogen.” — Traktaat Aboda Zara („Afgoderij”) 2:1.

„Ik zeg u echter”, zo verklaarde Jezus als een verfrissende tegenstelling, „blijft uw vijanden liefhebben en blijft bidden voor hen die u vervolgen” (Matth. 5:44). Hier zien wij een verder bewijs dat de Zoon van God „niet [was] gekomen om te vernietigen, maar om [de geschreven Wet van God] te vervullen”, want die Wet schreef voor dat vreemdelingen op een attente en vriendelijke wijze behandeld moesten worden. — Matth. 5:17; Ex. 22:21; 23:4, 5; Lev. 19:33, 34; Deut. 10:19.

Het was echter niet Jezus’ bedoeling dat dit beginsel tot de heidense vijanden van Israël beperkt zou blijven. Hij wilde dat zijn volgelingen liefdevol zouden handelen jegens alle personen die van een vijandige houding jegens hen blijk zouden geven. Lukas, die speciaal voor niet-joden schreef, geeft Jezus’ woorden aldus weer: „Maar ik zeg tot u die luistert: Blijft uw vijanden liefhebben, goeddoen aan hen die u haten, zegenen die u vloeken, bidden voor hen die u schade berokkenen.” — Luk. 6:27, 28.

Volgens Jezus moesten degenen die ’luisterden’, dat wil zeggen die zijn woorden ter harte namen, een drievoudig aspect van haat beantwoorden met een overeenkomstige drievoudige uiting van liefde: (1) Zij moesten ’goeddoen aan hen die hen haatten’ door met goede daden op de vijandige gevoelens van een vijand te reageren. (2) Indien haat door middel van beschimping tot uiting werd gebracht, moesten zij ’zegenen wie hen vervloekten’. In plaats dat volgelingen van Jezus een vervloeking met een vervloeking beantwoordden, moesten zij hun tegenstanders vriendelijk en attent toespreken. (3) Indien vijandschap verder ging dan een beschimping en de vorm aannam van een werkelijke ’vervolging’ van Christus’ discipelen door middel van fysiek geweld of een andere ’schade berokkenende’ behandeling, moesten zij voor de vervolgers „bidden” en God liefdevol vragen hun vervolgers een verandering van hart te doen ondergaan, opdat zij in Gods gunst mochten komen. — Vergelijk Romeinen 12:14-21; 1 Korinthiërs 4:12; 1 Petrus 3:8, 9.

Jezus verschafte vervolgens een krachtige reden om liefde jegens vijanden ten toon te spreiden: „Opdat gij er blijk van moogt geven zonen te zijn van uw Vader, die in de hemelen is” (Matth. 5:45a). Ten behoeve van zijn heidense lezers vervangt Lukas het zinsdeel „uw Vader, die in de hemelen is” door „de Allerhoogste”. — Luk. 6:35a.

Personen die Jezus’ raad opvolgen, worden in die zin „zonen” van God dat zij hem navolgen door zijn onpartijdige welwillendheid jegens zowel vriend als vijand te weerspiegelen. (Vergelijk Matthéüs 5:9; Efeziërs 4:31–5:2; 1 Joh. 3:9-12.) God geeft een volmaakt voorbeeld doordat „hij . . . zijn zon [laat] opgaan over goddelozen en goeden en . . . het [laat] regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Matth. 5:45b); „hij is goed voor de ondankbaren en goddelozen.” — Luk. 6:35b.

Ten einde te beklemtonen hoe belangrijk het voor zijn luisteraars was ’hun vijanden te blijven liefhebben’, zei Jezus vervolgens nog: „Want als gij liefhebt die u liefhebben, wat voor beloning hebt gij dan? Doen ook de belastinginners niet hetzelfde? En als gij alleen uw broeders groet, wat voor buitengewoons doet gij dan? Doen ook de mensen der natiën niet hetzelfde?” — Matth. 5:46, 47.

Mensen die God willen navolgen, moeten hun uitingen van liefde niet beperken tot personen die hun liefde beantwoorden. Zij zouden hierdoor niet voor een speciale „beloning” of gunst van God in aanmerking komen. Zelfs „belastinginners” waren gewoon liefde te tonen voor degenen die hen liefhadden, hoewel de joden hen als de meest verachtelijke personen beschouwden. — Luk. 5:30; 7:34.

Tot de gewone groet onder Israëlieten behoorde het woord sjaloom („vrede”), dat een wens inhield ten behoeve van de gezondheid, het welzijn en de voorspoed van degene die werd begroet. Een dergelijke groet te beperken tot personen die als „broeders” werden beschouwd, zou niets „buitengewoons” zijn, want iets dergelijks kon worden waargenomen onder „mensen der natiën”, die door de joden als godloos en onrein werden beschouwd, als personen die men uit de weg moest gaan.

In Lukas’ Evangelie, dat met niet-joden in gedachten werd geschreven, worden de uitdrukkingen „belastinginners” en „mensen der natiën” (die in dit verband alleen voor joden betekenisvol zouden zijn) door de algemenere term „zondaars” vervangen. Wij lezen: „En indien gij liefhebt die u liefhebben, wat voor verdienste hebt gij dan? Want zelfs de zondaars hebben lief die hen liefhebben. En indien gij goeddoet aan hen die u goeddoen, wat voor verdienste hebt gij dan eigenlijk? Zelfs de zondaars doen hetzelfde. Indien gij voorts leent zonder rente aan hen van wie gij hoopt te ontvangen, wat voor verdienste hebt gij dan? Zelfs zondaars lenen zonder rente aan zondaars, om evenveel terug te krijgen.” — Luk. 6:32-34.

Jezus besloot dit deel van de Bergrede met de verklaring: „Gij moet daarom volmaakt zijn, evenals uw hemelse Vader volmaakt is.” — Matth. 5:48.

Dit is geen gebod waarin discipelen van Jezus wordt opgedragen in fysiek en moreel opzicht onberispelijk te worden, want momenteel is dat gezien de overgeërfde zonde onmogelijk (Rom. 3:23; 5:12). Deze woorden moedigen mensen er veeleer toe aan de „hemelse Vader”, Jehovah, na te volgen door hun liefde te vervolmaken, en wel door deze geheel en al tot ontplooiing te brengen en volledig te maken, zodat die zich ook tot hun vijanden uitstrekt. In overeenstemming hiermee luidt Lukas’ parallelle verslag: „Blijft barmhartig worden, zoals uw Vader barmhartig is.” — Luk. 6:36.

    Nederlandse publicaties (1950-2020)
    Afmelden
    Aanmelden
    • Nederlands
    • Instellingen
    • Copyright © 2019 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • JW.ORG
    • Aanmelden