Een wijze spreuk
„Het slachtoffer van de goddelozen is iets verfoeilijks voor Jehovah, maar het gebed van de oprechten is hem welgevallig.” — Spr. 15:8.
Deze woorden werden geschreven in een tijd dat een tempel in Jeruzalem waar dierlijke slachtoffers werden gebracht, de centrale plaats was voor de aanbidding van Jehovah. Een Israëliet zou heel wat geld kunnen uitgeven om een stier of een lam als offergave te kopen. Deze spreuk onthult echter dat God de voorkeur gaf aan een echt gemeend en geen geld kostend gebed van een oprecht persoon boven een offerdier van een goddeloze. Gods maatstaf is dus niet hoeveel kosten iemand maakt in het beoefenen van zijn religie, maar zijn hartetoestand en zijn levenspatroon. Het volgende vers luidt dan ook: „De weg van de goddeloze is iets verfoeilijks voor Jehovah, maar wie rechtvaardigheid najaagt, heeft hij lief.” — Spr. 15:9.