Gods Woord is levend
Abigaïl — een opvallend verstandige vrouw
IN DE persoon van Abigaïl waren fysieke schoonheid en onderscheidingsvermogen prachtig met elkaar in evenwicht. Deze verstandige vrouw uit Karmel werd de vrouw van een rijke man uit het naburige Maon. Haar man was een hardvochtige, onredelijke persoon die in overeenstemming leefde met de naam „Nabal”, welke „dwaas” of „verstandeloze” betekent. — 1 Sam. 25:2, 3.
De wijsheid van Abigaïl wordt onthuld in haar besliste optreden in een situatie waarbij David betrokken was. De omstandigheid was zo ernstig dat David zich hierdoor voor het aangezicht van God aan bloedvergieting schuldig had kunnen maken en het de dood had kunnen betekenen voor elke mannelijke persoon in Nabals huishouding.
Gedurende de periode dat David door koning Saul vogelvrij was verklaard, bleef David de belangen van zijn mede-Israëlieten behartigen. Hij en zijn mannen beschermden bijvoorbeeld Nabals herders en kudden tegen roversbenden. Met het oog hierop was David van mening dat het alleen maar juist was wanneer Nabal in de gelegenheid zou worden gesteld om zijn waardering tot uitdrukking te brengen voor de diensten die tot zijn voorspoed bijdroegen. De tijd waarin de schapen werden geschoren, zou voor Nabal een ideale gelegenheid zijn om zo’n dankbaarheid te tonen. Die gebeurtenis ging net als een oogst met festiviteiten gepaard. — 1 Sam. 25:4-8.
David zond derhalve een delegatie van tien mannen uit de wildernis van Juda naar Karmel, aan de rand van de wildernis. Daar was Nabal bezig met het scheren van zijn schapen. In plaats dat hij de mannen vriendelijk ontving, schreeuwde hij hun beledigingen toe. Toen David over de vijandige ontvangst vernam, besloot hij, met ongeveer vierhonderd man, Nabal en alle mannelijke personen van zijn huishouding te doden. — 1 Sam. 25:9-13.
De herders van Nabal beseften dat de hatelijke reactie van hun meester op Davids mannen alleen maar moeilijkheden voor hen tot gevolg kon hebben. Daarom onthulde een van de herders aan Abigaïl wat er precies was voorgevallen. Onmiddellijk besefte zij in welk gevaar Nabals handelwijze zijn gehele huishouding had gebracht. Aangezien Abigaïl wist dat het een hopeloze zaak was haar man tot rede te brengen, nam zij het initiatief om de kwestie op juiste wijze af te handelen. Zij was van mening dat vasthouden aan juiste beginselen belangrijker was dan een man behagen die de goddelijke wet in de wind had geslagen door goed met kwaad te vergelden. Uit de overvloedige voorraden voedsel en drank voor het feest van haar man nam zij tweehonderd broden, twee grote kruiken wijn, vijf toebereide schapen, ongeveer vijfendertig liter geroosterd koren, honderd rozijnenkoeken en tweehonderd koeken van samengeperste vijgen. Deze hoeveelheid proviand werd op ezels geladen en door dienaren naar David gebracht. Abigaïl zelf volgde hen. — 1 Sam. 25:14-19.
Toen zij David ontmoette, boog zij zich voor hem neer en smeekte hem geen wraak te nemen. In haar smeekbede lagen de volgende fundamentele punten opgesloten: Nabal was een dwaas, een „nietswaardige man”. Dit hield in dat hij onder het goddelijke oordeel stond en dat Jehovah handelend tegen hem zou optreden. Doordat de feiten aan David werden voorgelegd, werd hij er door Jehovah van weerhouden „in bloedschuld te geraken”. Vervolgens verzocht zij David dringend de mondvoorraad voor zijn mannen te aanvaarden. — 1 Sam. 25:23-27.
Hierna vervolgde Abigaïl, met volledig geloof in het feit dat Jehovah David gebruikte: „Jehovah zal voor mijn heer zonder mankeren een bestendig huis maken, omdat mijn heer de oorlogen van Jehovah voert; en slechtheid zal er gedurende al uw dagen niet in u worden gevonden. Wanneer een mens opstaat om u te achtervolgen en uw ziel te zoeken, zal de ziel van mijn heer stellig gewikkeld blijken te zijn in de buidel des levens bij Jehovah, uw God; maar de ziel van uw vijanden, die zal hij wegslingeren als vanuit het midden van de holte van de slinger. En het moet geschieden dat, omdat Jehovah aan mijn heer het goede jegens u zal doen overeenkomstig alles wat hij heeft gesproken, hij u stellig tot leider over Israël zal aanstellen. En laat dit voor u geen reden tot wankelen worden en geen struikelblok worden voor het hart van mijn heer, door zowel zonder reden bloed te vergieten als de hand van mijn heer, ja, zijn eigen hand tot zijn redding te laten komen. En Jehovah zal mijn heer stellig goed doen, en gij moet aan uw slavin denken.” — 1 Sam. 25:28-31.
Op grond van het verslag dat David als een moedig strijder had opgebouwd, erkende Abigaïl aldus dat hij de gezalfde van Jehovah was. Haar woorden kregen een profetische toon en wezen naar de tijd dat er een koninklijk huis in de geslachtslijn van David zou zijn. Abigaïl was ervan overtuigd dat Jehovah hem zou beschermen en zijn leven, of ziel, zou behoeden als in een „buidel” waarin iemand iets waardevols zou opbergen. Dit zou echter alleen het geval zijn wanneer David niet zou trachten met eigen hand, zonder goddelijke hulp, redding of bevrijding te bewerkstelligen. Hij reageerde hier gunstig op. — 1 Sam. 25:32-35.
Toen Abigaïl thuiskwam, trof zij Nabal dronken aan. De volgende morgen, nadat hij nuchter was geworden, vertelde Abigaïl haar man alles wat er was voorgevallen. „Zijn hart bestierf het in zijn binnenste.” Klaarblijkelijk leidde de ernst van de situatie ertoe dat hij een beroerte kreeg. Ongeveer tien dagen later schijnt Nabal een tweede beroerte gehad te hebben, die fataal bleek te zijn. — 1 Sam. 25:36-38.
Hierna vroeg David Abigaïl ten huwelijk. Toen Abigaïl het aanzoek aanvaardde, zei ze in alle nederigheid: „Hier hebt gij uw slavin tot dienstmaagd, om de voeten van de knechten van mijn heer te wassen.” Zij verklaarde zich hiermee bereid het laagste werk van een dienstmaagd te verrichten. Met vijf dienaressen begon zij het onzekere leven te delen van een man die wegens koning Saul als een vogelvrij verklaarde moest blijven leven. Een tijdlang woonde zij in de Filistijnse stad Gath, en later in Ziklag. Tot de ontberingen die zij onderging, behoorde ook dat zij door een Amalekitische roversbende gevangen werd genomen. Gelukkig werd zij echter gered voordat haar letsel was toegebracht. — 1 Sam. 25:39-42; 30:1-19.
Het leven van Abigaïl toont duidelijk aan wat iemand verstandig maakt in Gods ogen. Zij was nederig en stelde loyaliteit jegens God boven loyaliteit jegens een mens. Goddelijke leiding te erkennen maakte haar verstandig.
[Illustraties op blz. 28]
ABIGAÏL
NABAL
DAVID