Het „hart” in Gods Woord, de bijbel
ER IS geen twijfel aan dat het menselijk hart in het denken van de mens meer aandacht heeft gekregen dan enig ander orgaan. Zowel in poëzie als proza wordt er ontelbare malen op gezinspeeld. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat het hart in Gods Woord een voorname plaats inneemt. Het wordt er zelfs bijna duizend maal op een of andere manier in genoemd. Wat moeten wij dan onder het woord „hart” verstaan?
Het is in de bijbel niet ongewoon dat een woord op een aantal manieren met verschillende betekenisnuances wordt gebruikt. Laten wij bijvoorbeeld eens kijken naar de manier waarop de bijbel de woorden „hemel” of „hemelen” en „geest” gebruikt. Soms heeft „hemel” betrekking op het uitspansel of de atmosfeer boven de aarde waarin vogels vliegen (Genesis 1:26). Soms ook wordt het hele stoffelijke universum, met inbegrip van de zichtbare en onzichtbare sterren, aangeduid als de hemelen (Psalm 19:1). In 2 Petrus 3:7 wordt blijkbaar gedoeld op de politieke hemelen. Soms heeft „hemelen” echter juist betrekking op de verblijfplaats van Jehovah’s organisatie van geestelijke schepselen (Openbaring 12:12). Ook kan het woord betrekking hebben op het hemelse koninkrijk, zoals in 2 Petrus 3:13.
Zo is het ook met het woord „geest”. Soms worden Jehovah God, Jezus Christus en de engelen aangeduid als geesten (Johannes 4:24; 1 Korinthiërs 15:45; Hebreeën 1:13, 14). Ook de levenskracht, die alle levende schepselen aandrijft, wordt als „geest” aangeduid (Prediker 12:7). Soms, zoals in Spreuken 25:28, worden iemands drijfveren zijn „geest” genoemd. En heel dikwijls wordt de werkzame kracht van Jehovah God aangeduid als „geest” of „heilige geest”. — Genesis 1:2; Zacharia 4:6; Markus 13:11.
En hoe zit het nu met het „hart”? In Exodus 28:30 heeft het Hebreeuwse woord voor „hart” betrekking op het letterlijke orgaan. Hier gebood Jehovah God dat het borststuk der rechtspraak op Aärons hart gelegd moest worden. Dat was het fysieke menselijke hart. En het spreekt vanzelf dat Psalm 45:5, waar staat: „Uw pijlen zijn scherp . . . in het hart van de vijanden van de koning”, een letterlijke toepassing kan hebben.
In andere gevallen wordt het hart gebruikt om het centrum of midden van iets aan te duiden. In Ezechiël 27:25-27 vinden wij driemaal de uitdrukking „in het hart van de open zee”, waarmee ongetwijfeld „midden op zee” of „in volle zee” wordt bedoeld. In dezelfde trant voorzei Jezus dat hij drie dagen en drie nachten in het „hart” of in het midden van de aarde zou zijn. — Matthéüs 12:40.
Het hart wordt ook in verband gebracht met onze gevoelens van vreugde en van verdriet of somberheid. In 1 Koningen 8:66 lezen wij hoe bij de inwijding van Salomo’s tempel ’heel Israël verheugd en vrolijk van hart was om al het goede dat Jehovah God voor zijn knecht David en voor Israël had verricht’. In Nehemía 2:2 vroeg koning Artaxerxes aan Nehemía waarom hij zo somber keek terwijl hij toch niet ziek was. „Dit is niets anders dan een droefgeestigheid van het hart”, was zijn conclusie.
Het hart wordt in verband gebracht met onze geaardheid, onze gezindheid, die hooghartig, trots, of ootmoedig, nederig kan zijn. Spreuken 16:5 zegt: „Iedereen die trots van hart is, is iets verfoeilijks voor Jehovah.” In Matthéüs 11:29 zei Jezus daarentegen: „Ik ben zachtaardig en ootmoedig [nederig] van hart.”
Van morele hoedanigheden — goedheid, deugdzaamheid, slechtheid en goddeloosheid — wordt gezegd dat ze in het hart zetelen. In Jeremia 7:24 lezen wij bijvoorbeeld hoe de Israëlieten „gingen wandelen in de raadslagen in de verstoktheid van hun slechte hart”. In Matthéüs 12:34, 35 toont Jezus dat in het hart zowel goede als slechte dingen te vinden zijn.
Geloof heeft met het hart te maken, want Paulus vertelt ons in Romeinen 10:10: „Met het hart oefent men geloof tot rechtvaardigheid, maar met de mond doet men een openbare bekendmaking tot redding.”
Het hart is de zetel van de beweegredenen. Exodus 35:21 verhaalt hoe „een ieder wiens hart hem ertoe drong”, bijdragen kwam geven voor de tabernakel. Volgens Hebreeën 4:12, 13 is Jehovah’s woord als een scherp zwaard dat „gedachten en bedoelingen van het hart [kan] onderscheiden”. Ja, iemands hart is de bron van zijn beweegredenen en oefent een invloed ten goede of ten kwade uit op de geest. — Vergelijk Exodus 31:6.
Maar bovenal worden de emoties liefde en haat met het hart in verband gebracht. De Israëlieten kregen het gebod: „Gij moogt uw broeder in uw hart niet haten” (Leviticus 19:17; zie ook Psalm 105:25). Anderzijds deelt Paulus ons mee: „In werkelijkheid is het doel van deze opdracht liefde uit een rein hart” (1 Timótheüs 1:5). En Petrus vermaant ons: „Nu gij uw ziel hebt gezuiverd door uw gehoorzaamheid aan de waarheid . . . moet gij elkaar intens liefhebben vanuit het hart.” — 1 Petrus 1:22.
Ook zegt de Schrift van kostbare ervaringen dat ze in het hart worden bewaard. Zo lezen wij in Lukas 2:51 dat Maria, de moeder van Jezus, ’al deze woorden [betreffende Jezus] zorgvuldig in haar hart bewaarde’.
Wat een verbazingwekkend aantal verschillende functies en vermogens worden aan het hart toegeschreven! Zetelen die allemaal in het letterlijke hart? Dat zou nauwelijks mogelijk zijn. Hiervoor vinden wij een aanwijzing in talen die een duidelijk onderscheid maken tussen een vleselijk hart en een figuurlijk hart. Zowel het Chinees als het Japans bijvoorbeeld gebruiken twee tekens, die samen „hartorgaan” betekenen, voor het letterlijke hart. Maar wanneer de hoedanigheden worden beschreven die uit het hart voortkomen, wordt alleen het eerste van deze tekens gebruikt om in combinatie met andere elementen een ingewikkelder teken te vormen. Dit gebeurt bij woorden zoals liefde, haat, intentie en volharding. (Zie het hierbij afgedrukte kader.) Aldus wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het fysieke orgaan en iemands beweegredenen en emotionele hoedanigheden, hoewel er nog wel verband tussen beide gelegd wordt.
Het werkt verhelderend wanneer men ook in aanmerking neemt hoe in de Schrift andere organen ter sprake worden gebracht. Zo stellen wij vast dat in de Hebreeuwse Geschriften, voornamelijk in de Pentateuch, de letterlijke nieren meer dan twintig keer worden genoemd. In samenhang met de dierenoffers die onder de Wet vereist waren, lezen wij herhaaldelijk over „de beide nieren en het vet” (Exodus 29:13, 22; Leviticus 3:4, 10, 15; 4:9; 7:4). Dit heeft onmiskenbaar betrekking op de letterlijke nieren. En de psalmist David doelde ongetwijfeld op de letterlijke nieren toen hij schreef: „Gij zijt het die mijn nieren hebt voortgebracht; gij hebt mij afgeschermd gehouden in de buik van mijn moeder.” — Psalm 139:13.
Maar bedoelde de profeet Jeremia de letterlijke nieren toen hij in Jeremia 11:20 verklaarde dat Jehovah ’de nieren en het hart onderzoekt’? En zou David de letterlijke nieren bedoeld kunnen hebben toen hij verklaarde: „Waarlijk, in de nachten hebben mijn nieren mij gecorrigeerd”? (Psalm 16:7) Onze letterlijke nieren kunnen ons toch niet corrigeren? Waarop doelde hij dan? Werpt Jeremia 12:2 geen licht op deze kwestie? Daar staat: „Gij hebt hen geplant; zij hebben ook wortel geschoten. Zij blijven vooruitgaan; zij hebben ook vrucht voortgebracht. Gij zijt nabij in hun mond, maar ver van hun nieren.” Duidt „nieren” hier niet op iemands diepste emoties? Deze schriftplaats lijkt ook overeen te komen met Jesaja 29:13, waaruit Jezus, zoals in Matthéüs 15:7, 8 staat opgetekend, een aanhaling deed: „Huichelaars, hoe passend heeft Jesaja over u geprofeteerd, toen hij zei: ’Dit volk eert mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij verwijderd.’” Jezus doelde hier ongetwijfeld op de soort personen die deze goddelozen in hun diepste innerlijk waren.
Nog een voorbeeld dat wij zouden kunnen geven, is het Griekse woord voor de ingewanden of darmen, splángchna. In de letterlijke betekenis wordt het gebruikt in Handelingen 1:18, waar wij over Judas lezen: „Deze nu heeft met het loon voor onrechtvaardigheid een veld gekocht, en met het hoofd voorovergestort, is hij met veel geluid midden opengebarsten, en al zijn ingewanden werden uitgestort.” Hoewel dit woord in de christelijke Griekse Geschriften elfmaal voorkomt, heeft het echter alleen in dit geval betrekking op de letterlijke ingewanden. In Lukas 1:78 wordt het vertaald met „tedere” en in 2 Korinthiërs 6:12; 7:15; Filippenzen 2:1; Kolossenzen 3:12 en Filémon 7 met „tedere genegenheid” of „tedere genegenheden”. In Genesis 43:30 en 1 Koningen 3:26 wordt het overeenkomstige Hebreeuwse woord, rachamím, in de Statenvertaling met „ingewand” vertaald, hoewel het in feite betrekking heeft op de „innerlijke emoties”, en in de Nieuwe-Wereldvertaling ook zo wordt weergegeven.
Zo is het ook met de woorden in de Hebreeuwse en Griekse grondtekst die in onze bijbels met „hart” worden weergegeven. Soms, maar dat is betrekkelijk zeldzaam, wordt gedoeld op het letterlijke hart, bijvoorbeeld in Exodus 28:30 en Psalm 45:5. Maar op bijna duizend andere plaatsen in de bijbel wordt „hart” klaarblijkelijk in figuurlijke zin gebruikt. Daarmee wil niet gezegd worden dat er geen verband zou zijn tussen het fysieke en het figuurlijke hart. Dat is er wel. Emotionele spanningen bijvoorbeeld kunnen een schadelijke uitwerking hebben op het letterlijke hart en de oorzaak zijn van ziekte en zelfs de dood. Maar het spreekt vanzelf dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen het hart als orgaan en het figuurlijke hart. Zoals W. E. Vine verklaart: „Het hart wordt figuurlijk gebruikt voor de verborgen bronnen van het persoonlijke leven.” — An Expository Dictionary of New Testament Words, Deel II, blz. 206-7.
Uit al het voorgaande blijkt dat de grondwoorden voor „hart” door de bijbelschrijvers worden gebruikt om een aantal emotionele en morele hoedanigheden aan te duiden die bepalend zijn voor wat de mens innerlijk is. Het is duidelijk dat Gods Woord ons helpt ’God met een onverdeeld hart te dienen’ door ons erop te wijzen hoe belangrijk het is te waken over onze verlangens, onze hunkeringen en onze beweegredenen. Het rust ons toe tot ieder goed werk (1 Kronieken 28:9; 2 Timótheüs 3:17). Gods Woord bevat veel goede raad in deze trant.
[Tabel op blz. 6]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Chinese lettertekens die het hart aanduiden
[Chinees karakter] hart, gewoonlijk figuurlijk
[Chinees karakter] hartorgaan, fysiek
Merk op hoe het basisteken voorkomt in hoedanigheden die met het hart verband houden:
[Chinees karakter] liefde
[Chinees karakter] haat
[Chinees karakter] vergeving
[Chinees karakter] droefheid
[Chinees karakter] bezorgdheid
[Chinees karakter] intentie
[Chinees karakter] boosheid
[Chinees karakter] volharding
[Illustratie op blz. 5]
Het hart wordt in verband gebracht met menselijke gevoelens, gezindheid, geloof, beweegredenen en emoties