Jezus’ leven en bediening
Laatste verschijningen, en Pinksteren in 33 G.T.
OP EEN zeker moment treft Jezus er regelingen voor dat al zijn elf apostelen hem bij een berg in Galilea ontmoeten. Andere discipelen worden kennelijk op de hoogte gesteld van de bijeenkomst en er komen in totaal ruim vijfhonderd mensen bijeen. Wat een vreugdevolle vergadering blijkt dit te zijn als Jezus verschijnt en hen begint te onderwijzen!
Jezus legt de grote menigte onder andere uit dat God hem alle autoriteit in de hemel en op aarde heeft gegeven. „Gaat daarom”, spoort hij aan, „en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.”
Sta hier eens bij stil! Mannen, vrouwen en kinderen ontvangen allen deze zelfde opdracht om deel te nemen aan het maken van discipelen. Tegenstanders zullen proberen hun predikings- en onderwijzingswerk een halt toe te roepen, maar Jezus bemoedigt hen met de woorden: „Ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” Door middel van de heilige geest is Jezus met zijn volgelingen om hen te helpen hun bediening te volbrengen.
Gedurende een periode van veertig dagen na zijn opstanding vertoont Jezus zich in levenden lijve aan zijn discipelen. Tijdens deze verschijningen onderricht hij hen over het koninkrijk Gods en beklemtoont de verantwoordelijkheden die zij als zijn discipelen dragen. Bij één gelegenheid verschijnt hij zelfs aan zijn halfbroer Jakobus en overtuigt deze voormalige ongelovige ervan dat Hij inderdaad de Christus is.
Terwijl de apostelen nog steeds in Galilea zijn, draagt Jezus hun kennelijk op naar Jeruzalem terug te keren. Als hij daar met hen samenkomt, zegt hij tot hen: „Vertrekt niet uit Jeruzalem, maar blijft wachten op datgene wat de Vader heeft beloofd, waarover gij van mij hebt gehoord, want Johannes doopte wel met water, maar gij zult niet vele dagen hierna in heilige geest worden gedoopt.”
Later komt Jezus opnieuw met zijn apostelen bijeen en leidt hen de stad uit tot bij Bethanië, dat op de oostelijke helling van de Olijfberg ligt. Het is verbazingwekkend dat zij, ondanks alles wat hij over zijn nabije vertrek naar de hemel gezegd heeft, nog steeds geloven dat zijn koninkrijk op aarde opgericht zal worden. Daarom vragen zij: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?”
In plaats van opnieuw te proberen hun misvattingen te corrigeren, antwoordt Jezus eenvoudig: „Het komt u niet toe kennis te verkrijgen van de tijden of tijdperken die de Vader onder zijn eigen rechtsmacht heeft gesteld.” Terwijl hij vervolgens nog eens de nadruk legt op het werk dat zij moeten verrichten, zegt hij: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde.”
Ten aanschouwen van hen begint Jezus naar de hemel op te stijgen en daarna onttrekt een wolk hem aan hun gezicht. Nadat hij zich heeft gedematerialiseerd, keert hij als een geestelijk schepsel naar de hemel terug. Als de elf met gespannen aandacht in de lucht blijven kijken, verschijnen twee mannen in witte klederen bij hen. Deze gematerialiseerde engelen vragen: „Mannen van Galilea, waarom staat gij in de lucht te kijken? Deze Jezus, die van u werd opgenomen in de lucht, zal aldus op dezelfde wijze komen als gij hem in de lucht hebt zien gaan.”
De wijze waarop Jezus zojuist de aarde heeft verlaten, is zonder openbaar vertoon geweest, met alleen zijn getrouwe volgelingen als toeschouwers. Hij zal dus op dezelfde wijze terugkomen — zonder openbaar vertoon, terwijl alleen zijn getrouwe volgelingen onderscheiden dat hij is teruggekeerd en dat zijn tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht is begonnen.
De apostelen dalen nu de Olijfberg af, steken het Kidrondal over en gaan Jeruzalem weer binnen. Zij blijven daar in gehoorzaamheid aan Jezus’ gebod. Tien dagen later, op het joodse pinksterfeest in 33 G.T., terwijl ongeveer 120 van de discipelen in een bovenkamer in Jeruzalem bijeenzijn, vult plotseling een gedruis als van een voortgestuwde, stevige bries het gehele huis. Er worden tongen als van vuur zichtbaar, en op een ieder van de aanwezigen zet zich er één, en de discipelen beginnen allen in verschillende talen te spreken. Dit is de door Jezus beloofde uitstorting van de heilige geest! Mattheüs 28:16-20; Lukas 24:49-52; 1 Korinthiërs 15:5-7; Handelingen 1:3-15; 2:1-4.
◆ Aan wie geeft Jezus bij een berg in Galilea afscheidsinstructies, en wat houden ze in?
◆ Hoe bemoedigt Jezus zijn discipelen, en hoe zal hij met hen zijn?
◆ Gedurende hoeveel dagen na zijn opstanding verschijnt Jezus aan zijn discipelen, en wat onderwijst hij hun?
◆ Aan welke persoon, die voor Jezus’ dood kennelijk geen discipel was, verschijnt Jezus?
◆ Welke laatste twee bijeenkomsten heeft Jezus met zijn apostelen, en wat gebeurt er bij deze gelegenheden?
◆ Hoe zal Jezus op dezelfde wijze terugkomen als hij vertrekt?
◆ Wat gebeurt er met Pinksteren 33 G.T.?