De vriendelijke Romeinse centurio
DE ROMEINSE centuriones stonden niet bekend om hun vriendelijkheid. Aangezien een centurio het bevel moest voeren over een afdeling van honderd door de oorlog geharde soldaten, moest hij een strenge exercitiemeester zijn, een handhaver van strikte tucht en soms zelfs een scherprechter. Toch vertelt de bijbel ons over een Romeinse centurio van de afdeling van Augustus die de apostel Paulus werkelijk edelmoedig en met mededogen bejegende. Zijn naam? Julius.
In Handelingen hoofdstuk 27 laat de bijbel ons kennis maken met deze man. De apostel Paulus had zich op caesar in Rome beroepen. Zo werd Paulus, met nog verscheidene andere gevangenen, overgeleverd aan de zorg van „een legeroverste genaamd Julius, van de afdeling van Augustus”. Zij kozen zee vanuit Cesarea, een havenstad ten noordwesten van Jeruzalem die als hoofdkwartier voor Romeinse troepen diende. De geschiedschrijver Lukas zegt: „De volgende dag gingen wij te Sidon aan land, en Julius behandelde Paulus menslievend en stond hem toe naar zijn vrienden te gaan en hun verzorging te genieten.” — Handelingen 27:1-3.
Precies waarom Julius ertoe bewogen werd zo’n vriendelijkheid aan de dag te leggen, wordt niet in de bijbel vermeld. Het is mogelijk dat stadhouder Festus bevel had gegeven Paulus vooral goed te behandelen. Of misschien had Julius, nadat hij op de hoogte was geraakt van de omstandigheden van Paulus’ arrestatie, eenvoudig bewondering voor Paulus’ moed en rechtschapenheid. In ieder geval scheen Julius te beseffen dat Paulus geen gewone gevangene was.
Toch besloot Julius Paulus’ waarschuwing tegen het wegvaren uit Schone Havens te negeren. Al gauw kwam het schip in een hevige storm terecht waardoor het op de zandbanken voor de kust van Noord-Afrika dreigde vast te lopen (Handelingen 27:8-17). Te midden van deze storm stond Paulus op en gaf de angstige passagiers de verzekering dat ’geen ziel van hen verloren zou gaan, maar alleen de boot’. Niettemin probeerden sommige zeelieden later te ontsnappen. Paulus zei toen tegen Julius: „Indien deze mannen niet in de boot blijven, kunt gij niet worden gered.” — Handelingen 27:21, 22, 30, 31.
Deze keer besloot Julius naar Paulus te luisteren, en de ontsnapping van de zeelieden werd verijdeld. Zoals Paulus had voorzegd, werd het schip, na op een zandbank vastgelopen te zijn, door de storm stukgeslagen. Bevreesd dat de gevangenen zouden ontsnappen, besloten de soldaten die aan boord waren, hen allen te doden. Maar opnieuw kwam Julius tussenbeide en weerhield zijn mannen hiervan, waardoor Paulus’ leven werd gespaard. — Handelingen 27:32, 41-44.
De bijbel vertelt ons niet hoe het met deze menslievende centurio is afgelopen en of hij het christelijke geloof ooit heeft aanvaard. De vriendelijkheid die hij aan de dag legde, was een uiting van de werking van een door God geschonken geweten (Romeinen 2:14, 15). Christenen gaan echter verder dan het betonen van menslievende vriendelijkheid en leggen godvruchtige vriendelijkheid aan de dag die voortspruit uit het bezitten van Gods geest (Galaten 5:22). Ja, indien een heidense soldaat die God niet kende, vriendelijkheid aan de dag kon leggen, hoeveel te meer dienen Gods dienstknechten hier dan toe bewogen te worden!