Zich van valse religie losmaken
’„Gaat uit hun midden vandaan”, zegt Jehovah, „en raakt het onreine niet langer aan en ik wil u aannemen.”’ — 2 KORINTHIËRS 6:17.
1. Welke transactie probeerde Satan met Jezus aan te gaan, en welke twee dingen leren wij uit het feit dat hij dit aanbod deed?
„AL DEZE dingen zal ik u geven indien gij neervalt en een daad van aanbidding jegens mij verricht.” Hoewel dit aanbod duizenden jaren na het begin van de valse religie werd gedaan, verschaft het de sleutel tot het begrip wie er achter de valse aanbidding zit en wat het doel ervan is. Laat in het jaar 29 G.T. bood de Duivel Jezus alle koninkrijken van de wereld aan in ruil voor een daad van aanbidding. Door deze episode worden ons twee dingen duidelijk gemaakt: dat de koninkrijken van deze wereld aan Satan toebehoorden zodat hij ze kon geven aan wie hij wilde en dat het uiteindelijke oogmerk van valse religie duivelaanbidding is. — Mattheüs 4:8, 9.
2. Wat leren wij uit Jezus’ woorden in Mattheüs 4:10?
2 Door zijn antwoord wees Jezus niet alleen de valse religie van de hand maar toonde hij ook aan wat er bij de ware religie betrokken is. Hij zei nadrukkelijk: „Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: ’Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten’” (Mattheüs 4:10). Het oogmerk van de ware religie is derhalve de aanbidding van de ene ware God, Jehovah. Er is geloof en gehoorzaamheid bij betrokken, het doen van Jehovah’s wil.
De oorsprong van de valse religie
3. (a) Wanneer en hoe is de valse religie op aarde begonnen? (b) Wat is de eerste opgetekende daad van religieuze onverdraagzaamheid, en hoe is er sindsdien geen eind gekomen aan religieuze vervolging?
3 De valse religie is op aarde begonnen toen de eerste mensen God ongehoorzaam waren en Satans voorstel om voor zichzelf te beslissen wat „goed en kwaad” was, aanvaardden (Genesis 3:5). Daardoor wezen zij Jehovah’s rechtmatige soevereiniteit van de hand en keerden de juiste aanbidding, de ware religie, de rug toe. Zij waren de eerste mensen ’die de waarheid van God verruilden voor de leugen en de schepping vereerden en er heilige dienst voor verrichtten in plaats van dit te doen jegens Degene die schiep’ (Romeinen 1:25). Het schepsel dat zij onbewust verkozen te aanbidden, was niemand anders dan Satan de Duivel, „de oorspronkelijke slang” (Openbaring 12:9). Hun oudste zoon, Kaïn, weigerde Jehovah’s vriendelijke raad op te volgen en kwam bijgevolg in opstand tegen Zijn soevereiniteit. Bewust of onbewust werd Kaïn „een kind van de boze”, Satan, en een beoefenaar van duivelaanbidding. Hij doodde zijn jongere broer Abel, die de ware aanbidding, de ware religie, beoefende (1 Johannes 3:12, Willibrordvertaling; Genesis 4:3-8; Hebreeën 11:4). Abels bloed was het eerste bloed dat tengevolge van religieuze onverdraagzaamheid werd vergoten. Helaas is de valse religie er tot op de dag van vandaag mee voortgegaan onschuldig bloed te vergieten. — Zie Mattheüs 23:29-35; 24:3, 9.
4. Welke schriftplaatsen laten zien wat er in het geval van Noach betrokken was bij de ware religie?
4 Vóór de Vloed slaagde Satan erin het merendeel van de mensheid van de ware religie af te keren. Noach echter „vond gunst in de ogen van Jehovah”. Waarom? Omdat hij ’met de ware God wandelde’. Met andere woorden, hij beoefende de ware aanbidding. De ware religie is niet een stelsel van ceremoniën of riten, maar is een levenswijze. Ze houdt in dat men geloof stelt in Jehovah en hem gehoorzaam dient, ’met hem wandelt’. Noach deed dit. — Genesis 6:8, 9, 22; 7:1; Hebreeën 11:6, 7.
5. (a) Wat trachtte de Duivel na de Vloed te stichten, en hoe? (b) Hoe verijdelde Jehovah het plan van de Duivel, en wat was het gevolg?
5 Niet lang na de Vloed bediende de Duivel zich klaarblijkelijk van Nimrod, een man die berucht was wegens zijn oppositie tegen Jehovah, in een poging de hele mensheid te verenigen in een vorm van aanbidding die opnieuw gekant zou zijn tegen Jehovah (Genesis 10:8, 9; 11:2-4). Het zou één verenigde valse religie zijn, verenigde duivelaanbidding, met als middelpunt de stad en de toren die zijn aanbidders hadden gebouwd. Jehovah verijdelde dit snode plan door de ’ene taal’ die toen door de hele mensheid werd gesproken, te verwarren (Genesis 11:5-9). Daarom werd de stad Babel, later Babylon, genoemd; beide namen betekenen „Verwarring”. Deze spraakverwarring had tot gevolg dat de mensheid zich over de gehele aarde verstrooide.
6. (a) Welke religieuze ideeën werden in Babylon in de geest van Satans aanbidders geprent voordat zij verstrooid werden? (b) Waarom bestaan er in religies over de hele wereld soortgelijke geloofsovertuigingen? (c) Welk satanische doel diende Babylon, en waarvan werd die oude stad het symbool?
6 Uit de geschiedenis van mythologie en religie schijnt echter opgemaakt te kunnen worden dat Satan voordat Jehovah deze verstrooiing van de mensheid bewerkte, bepaalde fundamentele elementen van de valse religie in de geest van zijn aanbidders had geprent. Dit omvatte religieuze ideeën als het voortleven van een ziel na de dood, vrees voor de doden, het bestaan van een helse onderwereld, te zamen met de aanbidding van talloze goden en godinnen, van wie er enkelen in triaden waren gegroepeerd. Zulke geloofsovertuigingen werden door de verschillende taalgroepen naar de einden der aarde meegenomen. Met het verstrijken van de tijd ondergingen deze basisideeën veranderingen. Maar over het algemeen vormen ze de fundamentele structuur van de valse religie in alle delen van de wereld. Hoewel Satans poging om één verenigde valse religie met haar wereldhoofdstad in Babylon te creëren, verijdeld werd, nam hij genoegen met diverse vormen van valse aanbidding, die doortrokken waren van Babylonische denkbeelden en ten doel hadden de aanbidding van Jehovah af te keren en op zichzelf te richten. Babylon bleef eeuwenlang een invloedrijk centrum van afgoderij, magie, toverij en astrologie — allemaal essentiële bestanddelen van de valse religie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het boek Openbaring het wereldrijk van valse religie zinnebeeldig voorstelt als een smerige hoer die Babylon de Grote wordt genoemd. — Openbaring 17:1-5.
De ware religie
7. (a) Waarom was de spraakverwarring niet van invloed op de ware religie? (b) Wie kwam bekend te staan als ’de vader van allen die geloof hebben’, en waarom?
7 Uiteraard bleef de ware religie onaangetast toen Jehovah in Babel het middel waarvan de mens zich bediende om zich te uiten, verwarde. Getrouwe mannen en vrouwen als Abel, Henoch, Noach, Noachs vrouw en Noachs zonen en schoondochters, hadden vóór de Vloed de ware aanbidding beoefend. Na de Vloed bleef de ware aanbidding bewaard in de geslachtslijn van Noachs zoon Sem. Abraham, een nakomeling van Sem, beoefende de ware religie en kwam bekend te staan als ’de vader van allen die geloof hebben’ (Romeinen 4:11). Zijn geloof werd door werken ondersteund (Jakobus 2:21-23). Zijn religie was een levenswijze.
8. (a) Onder welke omstandigheden moest de ware religie in de zestiende eeuw v.G.T. het hoofd bieden aan de valse religie, en waartoe leidde dit? (b) Welke nieuwe regeling stelde Jehovah met betrekking tot zijn zuivere aanbidding in?
8 De ware aanbidding bleef beoefend worden in de geslachtslijn van Abrahams nakomelingen — Isaäk, Jakob (of Israël) en de twaalf zonen van Jakob, uit wie de twaalf stammen van Israël voortkwamen. Aan het einde van de zestiende eeuw v.G.T. zien wij hoe Abrahams nakomelingen via Isaäk een ware strijd voeren om de zuivere religie in stand te houden in een vijandige, heidense omgeving — Egypte — waar zij in slavernij waren geraakt. Jehovah gebruikte zijn getrouwe dienstknecht Mozes, uit de stam Levi, om Zijn aanbidders te bevrijden van het juk van Egypte, een land dat diep in valse religie gedompeld was. Door bemiddeling van Mozes sloot Jehovah een verbond met Israël, waardoor Hij hen tot zijn uitverkoren volk maakte. Destijds legde Jehovah zijn aanbidding in een wetsstelsel vast, waardoor ze tijdelijk onderworpen werd aan een stelsel van offers die gebracht moesten worden door de diensten van een priesterschap die werkzaam was in een stoffelijk heiligdom — eerst de verplaatsbare tabernakel en later de tempel te Jeruzalem.
9. (a) Hoe werd de ware aanbidding beoefend voordat het Wetsverbond er was? (b) Hoe gaf Jezus te kennen dat de stoffelijke kenmerken van de aanbidding onder de Wet niet permanent waren?
9 Er zij echter opgemerkt dat deze stoffelijke kenmerken niet bedoeld waren om permanente elementen van de ware religie te worden. De Wet was „een schaduw van de toekomende dingen” (Kolossenzen 2:17; Hebreeën 9:8-10; 10:1). Vóór de Mozaïsche wet, in patriarchale tijden, gingen gezinshoofden hun gezin klaarblijkelijk voor in het brengen van offers op altaren die zij hadden opgericht (Genesis 12:8; 26:25; 35:2, 3; Job 1:5). Maar er was geen georganiseerde priesterschap of stelsel van offers met ceremoniën en riten. Bovendien toonde Jezus zelf aan dat de door een wetsstelsel gereguleerde aanbidding met Jeruzalem als middelpunt, slechts van tijdelijke aard was toen hij tot een Samaritaanse vrouw zei: „Het uur komt waarin gijlieden de Vader noch op deze berg [de berg Gerizim, waar vroeger een Samaritaanse tempel had gestaan] noch in Jeruzalem zult aanbidden. . . . Het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden” (Johannes 4:21-23). Jezus gaf te kennen dat de ware religie niet met stoffelijke dingen beoefend moest worden, maar met geest en waarheid.
Babylonische gevangenschap
10. (a) Waarom liet Jehovah toe dat zijn volk gevankelijk naar Babylon werd gevoerd? (b) In welke twee opzichten bevrijdde Jehovah in 537 v.G.T. een getrouw overblijfsel, en wat was het voornaamste doel van hun terugkeer naar Juda?
10 Sinds de opstand in Eden bestaat er een niet-aflatende vijandschap tussen de ware religie en de valse religie. Af en toe zijn ware aanbidders, symbolisch gesproken, gevangengenomen door de valse religie, sedert Nimrods tijd afgebeeld door Babylon. Voordat Jehovah toeliet dat zijn volk in 617 v.G.T. en 607 v.G.T. gevankelijk naar Babylon werd gevoerd, waren zij reeds ten prooi gevallen aan Babylonische valse religie (Jeremia 2:13-23; 15:2; 20:6; Ezechiël 12:10, 11). In 537 v.G.T. keerde een getrouw overblijfsel naar Juda terug (Jesaja 10:21). Zij gaven gehoor aan de profetische oproep: „Gaat uit van Babylon!” (Jesaja 48:20) Dit zou niet louter een fysieke bevrijding zijn. Het was ook een geestelijke bevrijding uit een omgeving van onreine, afgodische valse religie. Daarom kreeg dit getrouwe overblijfsel de opdracht: „Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar, raakt niets onreins aan; gaat uit haar midden vandaan, houdt u rein, gij die het gerei van Jehovah draagt” (Jesaja 52:11). Het voornaamste doel van hun terugkeer naar Juda was de zuivere aanbidding, de ware religie, te herstellen.
11. Welke nieuwe religieuze ontwikkelingen vonden er in de zesde eeuw v.G.T. plaats behalve dat de zuivere aanbidding in Juda hersteld werd?
11 Het is interessant dat diezelfde zesde eeuw v.G.T. getuige was van nieuwe vertakkingen van valse religie binnen Babylon de Grote. In die tijd ontstonden het boeddhisme, het confucianisme, het zoroastrisme en het jainisme, om nog maar niet te spreken van de rationalistische Griekse filosofie die later zo’n grote invloed op de kerken van de christenheid zou hebben. Terwijl dus de zuivere aanbidding in Juda werd hersteld, zorgde Gods aartsvijand ervoor dat er wat de valse religie betreft een ruimere keus van alternatieven beschikbaar kwam.
12. Welke bevrijding van Babylonische gevangenschap vond er in de eerste eeuw G.T. plaats, en welke waarschuwing liet Paulus horen?
12 Tegen de tijd dat Jezus in Israël verscheen, beoefende het merendeel der joden diverse vormen van het judaïsme, een religieus stelsel waarin veel Babylonische religieuze opvattingen waren opgenomen. Het judaïsme had zich tot een deel van Babylon de Grote gemaakt. Christus veroordeelde het en bevrijdde zijn discipelen uit Babylonische gevangenschap (Mattheüs hfdst. 23; Lukas 4:18). Aangezien de valse religie en de Griekse filosofie welig tierden in de gebieden waar de apostel Paulus predikte, haalde hij de profetie van Jesaja aan en paste ze op christenen toe, die zich vrij moesten houden van de onreine invloed van Babylon de Grote. Hij schreef: „Welke overeenkomst heeft Gods tempel met [Babylonische] afgoden? Want wij zijn een tempel van een levende God, zoals God heeft gezegd: ’Ik zal onder hen verblijven en onder hen wandelen, en ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.’ ’„Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af”, zegt Jehovah, „en raakt het onreine niet langer aan”’; ’„en ik wil u aannemen.”’” — 2 Korinthiërs 6:16, 17.
Zich van valse religie losmaken in de tijd van het einde
13. Wat wordt te kennen gegeven in de boodschappen die Christus aan de zeven gemeenten in Klein-Azië zond, en wat verscheen als gevolg daarvan op het toneel?
13 De boodschappen die Christus door middel van de aan de apostel Johannes gegeven Openbaring aan de zeven gemeenten in Klein-Azië zond, geven duidelijk te kennen dat tegen het einde van de eerste eeuw G.T. Babylonische religieuze praktijken en zienswijzen de christelijke gemeente binnendrongen (Openbaring hfdst. 2 en 3). De afval bloeide in het bijzonder van de tweede tot de vijfde eeuw G.T., wat tot gevolg had dat er een verdorven imitatie van de zuivere christelijke religie op het toneel verscheen. Babylonische leerstellingen als de onsterfelijkheid van de ziel, een brandende hel en de Drieëenheid werden in de leringen van het afvallige christendom opgenomen. De katholieke, orthodoxe en later de protestantse kerken namen alle deze valse dogma’s op en werden bijgevolg een deel van Babylon de Grote, het door de Duivel beheerste wereldrijk van valse religie.
14, 15. (a) Wat liet Jezus’ illustratie van de tarwe en het onkruid zien? (b) Wat gebeurde er tegen het einde van de negentiende eeuw, en welke vorderingen hadden ware christenen tegen 1914 gemaakt op leerstellig terrein?
14 De ware religie is nooit volledig uitgeroeid. Door alle eeuwen heen zijn er altijd waarheidlievende personen geweest, van wie er enkelen het leven hebben gelaten wegens hun trouw aan Jehovah en zijn Woord, de bijbel. Maar zoals Jezus’ illustratie van de tarwe en het onkruid laat zien, zou de symbolische tarwe — de gezalfde zonen van het Koninkrijk — pas in „het besluit van het samenstel van dingen” afgescheiden worden van het onkruid — de zonen van de goddeloze (Mattheüs 13:24-30, 36-43). Naarmate de tijd van het einde — waarin deze scheiding zou plaatsvinden — naderbij kwam, begonnen oprechte bijbelonderzoekers zich tegen het einde van de negentiende eeuw los te maken van knechtschap aan de valse religie.
15 Tegen 1914 hadden deze christenen, die thans als Jehovah’s Getuigen bekendstaan, een krachtig geloof in de losprijs ontwikkeld. Zij wisten dat Christus’ tegenwoordigheid onzichtbaar moest zijn. Zij begrepen dat 1914 het einde van „de tijden der heidenen” zou kenmerken (Lukas 21:24, King James Version). En zij hadden een duidelijk begrip van de betekenis van de ziel en de opstanding. Zij waren ook goed doordrongen van de enorme dwaling van de leringen van de kerk met betrekking tot het hellevuur en de Drieëenheid. Zij leerden de goddelijke naam kennen, begonnen die te gebruiken en beseften hoe verkeerd de evolutietheorie en de beoefening van spiritisme waren.
16. Aan welke oproep gaven gezalfde christenen in 1919 gehoor?
16 Er was een goed begin gemaakt met het afwerpen van de ketenen van de valse religie. En in 1919 verloor Babylon de Grote haar greep op Gods volk volledig. Net zoals een joods overblijfsel in 537 v.G.T. uit Babylon was bevrijd, gaf het trouwe overblijfsel van gezalfde christenen gehoor aan de oproep: „Gaat uit haar midden [het midden van Babylon de Grote] vandaan.” — Jesaja 52:11.
17. (a) Wat vond er vanaf 1922 plaats, en van welke noodzaak werd Gods volk zich bewust? (b) Welk extreme standpunt werd ingenomen, en waarom valt dit wel te begrijpen?
17 Vanaf 1922 werden er krachtige bijbelse waarheden gepubliceerd en in het openbaar verbreid waarin de Babylonische valse religie — vooral de kerken van de christenheid — werd ontmaskerd. Er werd de noodzaak van ingezien goed tot de geest van Gods gereinigde volk te laten doordringen dat er volledig gebroken moest worden met alle vormen van valse religie. Daarom werd jarenlang zelfs het gebruik van het woord „religie” vermeden wanneer er over de zuivere aanbidding werd gesproken. In de straten van grote steden werd met borden gelopen waarop leuzen stonden als „Religie is een valstrik en afpersing”. Boeken zoals Regeering (in het Engels verschenen in 1928) en „De Waarheid Zal U Vrijmaken” (1947) maakten een duidelijk onderscheid tussen „christendom” en „religie”. Dit extreme standpunt valt wel te begrijpen, aangezien er volledig gebroken moest worden met de tot in alle uithoeken van de aarde doorgedrongen religieuze stelsels van Babylon de Grote.
Ware en valse religie
18. Welk nieuwe inzicht met betrekking tot „religie” werd in 1951 gegeven, en hoe wordt dit in het Jaarboek 1976 uitgelegd?
18 Vervolgens, in 1951, was de tijd er rijp voor dat Jehovah zijn volk een kristalhelder begrip gaf van het verschil tussen de ware religie en de valse religie. Het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1976 bericht: „In 1951 leerden de voorstanders van de ware aanbidding iets belangrijks over de uitdrukking ’religie’. Sommigen van hen konden zich nog goed het jaar 1938 herinneren, toen zij bij bijzondere gelegenheden een plakkaat droegen met het tot nadenken stemmende opschrift ’Religie is een valstrik en afpersing’. Vanuit het standpunt dat zij toen innamen, was alle ’religie’ onchristelijk en uit de Duivel. Maar in De Wachttoren van 1 juni 1951 werd het gebruik van de woorden ’waar’ en ’vals’ in verband met religie goedgekeurd. Bovendien zei het boeiende boek Wat heeft de religie voor de mensheid gedaan? (dat in het jaar 1951 [Nederlands: 1954] werd gepubliceerd en tijdens het ’Reine aanbidding’-congres in het Wembley Stadion in Londen verkrijgbaar werd gesteld) het volgende: ’„Religie” betekent, overeenkomstig de wijze waarop het woord wordt gebruikt, in haar eenvoudigste omschrijving een stelsel van aanbidding, een vorm van aanbidding, ongeacht of het ware of valse aanbidding is. Dit stemt overeen met de betekenis van het Hebreeuwse woord er voor, ʼa·bō·dáh, hetwelk letterlijk „dienst” betekent, ongeacht aan wie die dienst wordt bewezen.’ Daarna kwamen de uitdrukkingen ’valse religie’ en ’ware religie’ onder Jehovah’s getuigen in gebruik.” — Blz. 226.
19, 20. (a) Waarom moesten ware aanbidders niet geschokt zijn dat de term „religie” van toepassing werd gebracht op de zuivere aanbidding? (b) Waartoe werd Jehovah’s volk door dit nieuwe inzicht in staat gesteld?
19 Als antwoord op de vraag van een lezer werd in The Watchtower van 15 augustus 1951 gezegd: „Niemand dient geschokt te zijn over het gebruik van de term ’religie’. Dat wij deze term gebruiken, stelt ons niet op één lijn met de traditiegebonden valse religies, net zomin als wij op één lijn gesteld kunnen worden met de valse christenen van de christenheid omdat wij onszelf christenen noemen.”
20 Dit nieuwe inzicht met betrekking tot de term „religie” was allerminst een compromis, maar stelde Jehovah’s volk in staat de kloof tussen de ware en de valse religie breder te maken, zoals in het volgende artikel zal worden getoond.
Wat hebben wij begrepen?
◻ Wanneer en hoe is de valse religie op aarde begonnen?
◻ Wat trachtte Satan na de Vloed te stichten, en hoe werd zijn plan verijdeld?
◻ Waarvan werd Babylon het symbool?
◻ Welke bevrijding vond in 537 v.G.T., in de eerste eeuw G.T. en in 1919 plaats?
◻ Welk nieuwe inzicht omtrent de term „religie” werd in 1951 gegeven, en waarom toen?
[Kader/Illustratie op blz. 11]
Valse leerstellingen die in de hele wereld worden geloofd, vinden hun oorsprong in Babylon:
◻ Drieëenheden, of triaden, van goden
◻ De menselijke ziel leeft na de dood voort
◻ Spiritisme — met de „doden” spreken
◻ Gebruik van beelden bij de aanbidding
◻ Gebruik van banspreuken om demonen gunstig te stemmen
◻ Heerschappij door een machtige geestelijkheid