Vragen van lezers
Welke verantwoordelijkheid dragen christenen om de voortschrijdende vervuiling van ons milieu — het land, de zee en de lucht — af te remmen?
Als getuigen van Jehovah zijn wij intens bezorgd over de vele ecologische problemen waarmee ons aardse tehuis thans te kampen heeft. Meer dan de meeste mensen beseffen wij dat de aarde werd geschapen om een zuiver, gezond tehuis voor een volmaakte menselijke familie te zijn (Genesis 1:31; 2:15-17; Jesaja 45:18). Wij hebben ook Gods verzekering dat hij ’hen zal verderven die de aarde verderven’ (Openbaring 11:18). Het is dan ook juist evenwichtige, redelijke krachtsinspanningen in het werk te stellen om het te vermijden onnodig bij te dragen tot het verderven van onze aardbol waar de mens onophoudelijk mee bezig is. Neem echter nota van het woord ’redelijk’. Van bijbels standpunt uit bezien, is het ook passend ervoor te waken dat wij ons niet al te zeer met ecologische problemen en praktijken bezighouden.
Zelfs het normale menselijke leven gaat gepaard met de produktie van afvalstoffen. Het kweken, verwerken en eten van voedselprodukten bijvoorbeeld creëert dikwijls afval, hoewel veel ervan wellicht biologisch afbreekbaar is (Psalm 1:4; Lukas 3:17). Bij de door de opgestane Jezus voor zijn discipelen bereide geroosterde vis werd waarschijnlijk wat rook geproduceerd, en er was ook as en gratenafval (Johannes 21:9-13). Maar de bezielde en onbezielde systemen of cyclussen van de aarde zijn ontworpen om dit allemaal te verwerken.
Gods volk dient kwesties op het gebied van de ecologie niet te negeren. Jehovah verlangde van zijn volk uit de oudheid dat zij stappen ondernamen om zich van afvalstoffen te ontdoen, stappen die uit zowel ecologisch als hygiënisch oogpunt van belang waren (Deuteronomium 23:9-14). En aangezien wij weten hoe hij degenen beziet die de aarde verderven, dienen wij beslist niet voorbij te gaan aan dingen die wij kunnen doen om het milieu schoon te houden. Wij kunnen laten zien dat wij hier aandacht voor hebben door ons op juiste wijze van vuilnis of afvalstoffen, vooral giftige stoffen, te ontdoen. Wij verlenen gewetensvol medewerking aan inspanningen die worden gedaan op het gebied van recycling en hebben extra reden om dit te doen als het door caesar wordt gelast (Romeinen 13:1, 5). En sommigen putten er voldoening uit om nog verder te gaan en afbreekbare produkten te gebruiken in plaats van produkten die de enorme hoeveelheden afval op het land en in de zeeën alleen maar nog groter maken.
Hoever een christen in dit opzicht zal gaan, is echter een persoonlijke zaak, tenzij een bepaalde maatregel wettelijk wordt voorgeschreven. Uit de nieuwsmedia blijkt duidelijk dat onvolmaakte mensen gemakkelijk in de strik vallen tot in het extreme te gaan. Jezus’ raad is beslist ter zake: „Houdt op met oordelen, opdat gij niet wordt geoordeeld . . . Waarom kijkt gij dan naar het strootje in het oog van uw broeder, maar beschouwt niet de balk in uw eigen oog?” (Mattheüs 7:1, 3) Dit in gedachte houden, kan ons helpen andere belangrijke factoren niet uit het oog te verliezen.
De profeet Jeremia schreef: „Ik weet heel goed, o Jehovah, dat het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten” (Jeremia 10:23). Doordat de mens dit beginsel heeft genegeerd, is hij oog in oog komen te staan met de „kritieke tijden . . . die moeilijk zijn door te komen”, zoals in 2 Timotheüs 3:1-5 wordt opgemerkt. En uit datgene wat God in Openbaring 11:18 liet optekenen, blijkt dat menselijke krachtsinspanningen om de aarde van haar grote ecologische problemen, onder andere vervuiling, te bevrijden, niet ten volle succes zullen hebben. Hier en daar zal wellicht wat vooruitgang worden geboekt, maar de enige blijvende oplossing vereist goddelijk ingrijpen.
Om deze reden concentreren wij onze krachtsinspanningen en middelen op de goddelijke oplossing, in plaats van te proberen de oppervlakkige symptomen te verlichten. Hierin volgen wij het voorbeeld van Jezus, die zijn bediening grotendeels besteedde aan het ’getuigenis afleggen van de waarheid’ (Johannes 18:37). In plaats van de wereld te voeden of grootschalige sociale euvelen — inclusief vervuiling — te verhelpen, wees Jezus op de volledige oplossing voor de problemen waarmee de mensheid te kampen heeft. — Johannes 6:10-15; 18:36.
Terwijl liefde voor onze medemensen ons ertoe beweegt het te vermijden het land, de atmosfeer of watervoorraden onnodig te vervuilen, gaan wij ermee voort getuigenis af te leggen van de waarheid. Dit houdt onder andere in mensen te leren de bijbelse waarheid toe te passen en het aldus te vermijden hun lichaam te ruïneren door te roken, buitensporig te drinken of schadelijke drugs te gebruiken. Terwijl miljoenen nieuwelingen discipelen zijn geworden, hebben zij geleerd er reine gewoonten op na te houden en consideratie met anderen te hebben. Het predikingswerk draagt er dus letterlijk toe bij het algemene vervuilingsprobleem in deze tijd te verminderen. Maar wat belangrijker is, christelijke discipelen doen hun best om nu reeds hun persoonlijkheid en gewoonten te hervormen zodat zij zullen passen op de reine Paradijsaarde waarin God binnenkort voor zijn ware aanbidders zal voorzien.