Christelijk gedrag op school
1 Als je een christelijke jongere bent die nog op school zit, heb je een sterk geloof nodig om je rechtschapenheid te bewaren. Je wordt blootgesteld aan slechte omgang en aan situaties die je geloof op de proef kunnen stellen. Het is belangrijk dat je Petrus’ raad toepast om „een voortreffelijk gedrag onder de natiën [te bewaren], opdat zij . . . ten gevolge van [je] voortreffelijke werken, waarvan zij ooggetuigen zijn, God mogen verheerlijken” (1 Petr. 2:12). Je hebt moed en vastberadenheid nodig om aan deze uitdaging het hoofd te bieden.
2 Je wordt, zowel op school als erbuiten, gebombardeerd met de verontreinigende invloeden van voorechtelijke seks, obscene taal, tabak en drugsgebruik. Elke dag kom je voor verleidingen te staan die het bericht van goed gedrag dat je hebt opgebouwd, dreigen aan te tasten. Net als volwassenen moet je „onvermoeid . . . strijden voor het geloof” wil je zulke beproevingen kunnen doorstaan. — Jud. 3; zie De Wachttoren van 15 juli 1991, blz. 23-26.
3 Op school worden wereldse feestdagen gevierd en soms misschien ook patriottische ceremoniën verricht. Weet je welke nationale en religieuze feestdagen bij jou op school worden gepropageerd? Als er een moeilijke situatie rijst, kun je dan ’een goed geweten behouden, zodat zij die geringschattend over je goede gedrag spreken, beschaamd mogen worden’? — 1 Petr. 3:16.
4 Je wordt misschien op de proef gesteld door de verlokking van schoolsport of gezelligheidsbijeenkomsten. Je dient erop bedacht te zijn te herkennen hoe deze schijnbaar plezierige bezigheden je geloof in gevaar kunnen brengen. Het is belangrijk dat je metgezellen kiest met wie je kunt genieten van „een uitwisseling van aanmoediging”, doordat een ieder door het geloof van de ander wordt opgebouwd. — Rom. 1:12.
5 Je kunt met Jehovah’s hulp volharden: Satan stelt voortdurend je geloof op de proef. De beproevingen die je moet verduren kunnen zwaar zijn, maar de beloningen maken het alleszins de moeite waard (1 Petr. 1:6, 7). Je kunt niet op eigen houtje met succes volharden; je moet voor hulp naar Jehovah opzien. Jezus gaf zijn discipelen de aansporing: „Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt” (Matth. 26:41). Discipline en zelfbeheersing zijn onontbeerlijk. — 1 Kor. 9:27.
6 Houd altijd in gedachte dat je Jehovah rekenschap verschuldigd bent voor je gedrag (Pred. 11:9). Ook al zien anderen wellicht niet wat je doet, Jehovah weet wel wat je doet en hij zal een oordeel vellen (Hebr. 4:13). Een oprecht verlangen om hem te behagen, dient je ertoe te bewegen ’met vrees en beven je eigen redding te bewerken’ (Fil. 2:12). Dagelijks Gods Woord lezen is een grote hulp. Het staat vol met uitmuntende raad en voortreffelijke voorbeelden om na te volgen. — Hebr. 12:1-3.
7 Ouders, jullie spelen een belangrijke rol. Jullie dienen toezicht uit te oefenen op jullie kinderen, je bewust te zijn van de problemen waarmee zij worden geconfronteerd en hulp te bieden wanneer dat nodig is. Heb je een goede verstandhouding met je kinderen? Heb je hun een dankbaar begrip van Gods wetten en beginselen ingeprent? Zijn je kinderen, wanneer zij met druk of verleiding te maken krijgen, sterk, of geven zij het gemakkelijk op? Raken zij ontmoedigd omdat zij anders moeten zijn dan hun leeftijdgenoten? Als ouders is het jullie verantwoordelijkheid hen te helpen (Deut. 6:6, 7). Als je je goed van je taak kwijt, kun je hen helpen overwinnaars te zijn in de strijd voor het geloof. — Spr. 22:6.