Wat weet u van de vlag?
ALS u voor het gebouw van de Verenigde Naties in de stad New York zou staan, zou u 128 veelkleurige vlaggen zien wapperen in de wind. Eén ervan is de vlag van de V.N., en de 127 andere vertegenwoordigen de lidstaten van dit internationale lichaam. Hun aanwezigheid daar vóór de V.N. duidt op de belangrijke rol die vlaggen in deze wereld spelen.
Als een nationale vlag op een schip, een gebouw of een stuk land wappert, wordt daarmee de aanwezigheid van de natie gesymboliseerd die door die vlag wordt vertegenwoordigd. In de tijd dat Groot-Brittannië over de hele aarde kolonies bezat, werd zijn aanwezigheid in deze gebieden gesymboliseerd door de kleurrijke Britse vlag, die bekend staat als de Union Jack. Er werd door aangetoond dat het gebied aan Groot-Brittannië toebehoorde.
Nog niet zo lang geleden plaatsten astronauten de vlag van de Verenigde Staten op de maan, niet om dit gebied op te eisen, maar om aan te tonen dat deze natie de maan had bereikt. Een vlag is dus het symbool van een land geworden, en haar tekening heeft vaak een bepaalde betekenis. Dit geldt ongetwijfeld ook voor de vlag van het land waartoe u behoort.
Veel personen met sterke nationalistische gevoelens raken ontroerd bij het zien van hun vlag. Een vrouw die aan het hoofd staat van een patriottische organisatie in de Verenigde Staten werd door het tijdschrift Newsweek als volgt geciteerd: „Als ik mijn rechterhand op mijn hart leg wanneer de glorieuze Amerikaanse vlag voorbijgaat, voel ik mij heel dicht bij God.” Schout-bij-nacht Robert Peary, die de Amerikaanse vlag op de eerste expeditie van de mens naar de noordpool meenam, beschouwde de vlag volgens zijn dochter als de draagster van „een bepaalde heilige symboliek”.
Deze eerbied voor de vlag van de Verenigde Staten blijkt uit de groeiende vraag naar vlaggen die op het Capitool in Washington, D.C., hebben gewapperd. Congresleden hebben de traditionele gewoonte, zulke vlaggen als een speciaal geschenk aan afgevaardigden te geven. Om aan de vraag naar deze vlaggen te voldoen, heeft men nog drie vlaggemasten moeten oprichten en men heeft vier mannen moeten aanstellen om de extra vlaggen te hijsen en te strijken. Iedere vlag wappert ongeveer 10 seconden. Een tijdschrift van juni 1970 zei in verband hiermee: „Tot nu toe zijn er dit jaar, op een wijze die doet denken aan het inzegenen van medailles door de Paus, 10.599 vlaggen gehezen, gestreken en ingepakt voor de burgerij.”
Voor een persoon met een nationalistisch gevoel is zijn nationale vlag meer dan louter een stuk doek met een bepaalde tekening. Hij beschouwt haar als iets speciaals dat met diep respect bejegend moet worden. Merk op hoe de wet van de Verenigde Staten met betrekking tot de vlag, dit gevoel weergeeft. „De vlag dient niet voor een persoon of voorwerp gestreken te worden. . . . De vlag dient nooit met iets beneden haar, zoals de grond, de vloer, het water of koopwaar, in aanraking te komen.”
De achtergrond van natievlaggen
Wist u dat historische werken het gebruik van natievlaggen terugvoeren tot de standaarden die door de legers van oude volken zoals de Egyptenaren, Perzen en Romeinen, werden gebruikt? Dit wordt door de Encyclopedia Americana, in de uitgave van 1969, opgemerkt: „Soldaten uit oude tijden verenigden zich rond banieren en standaarden, die als symbool enige overeenkomst hebben met de moderne opvatting van de vlag.”
De elfde uitgave van The Encyclopædia Britannica, die ons in de geschiedenis van de vlag terugvoert tot het oude Egypte, merkt op bladzijde 454 van deel 10 op:
„Uit hun snijwerk en schilderingen kan men opmaken, wat ook door oude schrijvers wordt ondersteund, dat verscheidene afdelingen van het Egyptische leger hun eigen aparte standaard bezaten. Deze werden voorzien van afbeeldingen van voorwerpen die, naar men redelijk kan veronderstellen, in de geest van de manschappen verbonden werden met gevoelens van ontzag en aanbidding. Heilige dieren, boten, emblemen of figuren, een plaat met de naam van een koning erop, waaier- of veervormige symbolen, aangebracht op de top van een staf, deden dienst als standaard, en het dragen ervan werd als een bijzonder voorrecht en een grote eer beschouwd.”
Over de oude Perzen zegt deze zelfde encyclopedie, in haar uitgave van 1946, deel 9, bladzijde 343:
„De Perzen droegen een adelaar, bevestigd aan het eind van een lans, en de zon, die bij hen als godheid werd aanbeden, was ook op hun standaarden afgebeeld; deze standaarden werden waarschijnlijk gemaakt van een soort geweven stof en werden met de grootste angstvalligheid door de dapperste man van het leger bewaakt.”
Merk op wat deze encyclopedie ons over de Romeinse standaarden vertelt:
„De Romeinse standaarden werden met religieuze verering in de tempels van Rome bewaard. Het was niet ongebruikelijk dat een generaal het bevel gaf een standaard in de gelederen van de vijand te werpen, ten einde zijn soldaten bij de aanval met ijver te bezielen om datgene terug te veroveren wat voor hen waarschijnlijk het heiligste op aarde was.”
Men kan dus zien dat de voorlopers van de moderne natievlaggen vaak te maken hadden met religie. De gevoelens die sommige mensen ten opzichte van hun eigen natievlag koesteren, is ongetwijfeld een overblijfsel van de gevoelens die door deze oude volken werden gedemonstreerd.
Een duidelijk voorbeeld van de religieuze achtergrond van de hedendaagse natievlaggen vinden wij bij de Union Jack. Hij is een samenvoeging van drie religieuze kruisen: het kruis van St.-Joris, het kruis van St.-Andries en het kruis van St.-Patricius. Dit waren de beschermheiligen van Engeland, Schotland en Ierland, en de vereniging van deze koninkrijken tot het koninkrijk van Groot-Brittannië wordt aangeduid door de vereniging van deze drie religieuze kruisen op de vlag.
In het boek The Flags of the World door F.E. Hulme wordt op bladzijde drie, waar wordt uiteengezet hoe natievlaggen vaak met eerbied werden behandeld, de volgende interessante vergelijking getrokken:
„De Romeinse standaarden werden met religieuze verering in de tempels van de metropolis en de voornaamste steden van het Imperium bewaakt; en de moderne gewoonte is een navolging van dit oude voorbeeld. . . . Bij het aanbieden van het vaandel aan een regiment wordt er een plechtige dienst van gebed en lof gehouden, en als het vaandel in eer terugkeert, met de kogelgaten van het gevecht waarin de overwinning is behaald, wordt het met eerbied in een statige abdijkerk, een eerbiedwaardige kathedraal of een parochiekerk geplaatst, om nooit meer de vrede en rust van het godshuis te verlaten totdat het in de loop der jaren tot een ondefinieerbare hoop stof is vergaan.”
Worden vlaggen heden ten dage aanbeden?
Wij hebben gezien dat de oude volken religieuze aanbidding gaven aan hun standaarden, de voorlopers van de moderne vlag. Denkt u dat de mensen heden ten dage hetzelfde doen? Er zijn er die werkelijk geloven dat dit gebeurt.
Het boek Essays on Nationalism door C.J.H. Hayes merkt op bladzijde 107 op:
„Het hoofdsymbool van het nationalistische geloof en het centrale voorwerp van aanbidding is de vlag, en er zijn vreemde liturgische vormen ontwikkeld voor het ’groeten’ van de vlag, voor het ’salueren’ met de vlag, voor het ’strijken’ van de vlag en voor het ’hijsen’ van de vlag. Mannen ontbloten hun hoofd als de vlag passeert; en tot eer van de vlag schrijven dichters oden en zingen kinderen hymnen. In Amerika worden jonge mensen in gesloten gelederen opgesteld en er wordt van hen vereist dat zij dagelijks, met gewijde stem en rituele gebaren, de magische formule opzeggen. . . .”
Hij haalt dan de eed van trouw aan. Deze schrijver ziet de vlaggegroetceremonie dus als een vorm van aanbidding. Dit is ook het geval met de Schotse professor D. Brogan van de Cambridge Universiteit, die op bladzijde 359 van het boek The Religious Situation: 1968 zegt:
„De burgerlijke religie heeft haar riten. Er zijn er vele, maar één ervan is . . . de rite van de vlaggeaanbidding.”
In verband met hetzelfde onderwerp zegt de Finse schrijver A. Viklund met betrekking tot de Finse vlag:
„Als wij dus begrijpen welke waarde zelfs onze vlag met blauwe kruis, in zijn plooien verbergt, moet onze afkerige houding ten opzichte van de vlag veranderen in verering van de vlag, die zijn heilige woede tot allen keert die het meest kostbare symbool van onze natie durven te onderschatten of te beledigen.”
Sommige mensen zullen van mening zijn dat deze schrijvers een overtrokken beeld tekenen. Zij zullen misschien van zichzelf denken dat zij niet meedoen aan het aanbidden van de vlag. Maar als hun handelingen tijdens een vlaggegroetceremonie voor de eerste keer door een inboorling uit het Amazone-oerwoud zouden worden gadegeslagen, tot welke conclusie zou hij dan komen, denkt u? Zou het voor hem niet lijken dat mensen die met opgeheven hoofd voor een vlag in de houding staan, met de armen voorwaarts gestrekt of op hun hartstreek geplaatst, terwijl zij een spreuk opzeggen, deze vlag aanbidden?
Gehoorzaamheid aan het geweten
In de tijd dat Amerika nog een kolonie was, maakten de puriteinen bezwaar tegen de Britse vlag vanwege het rode kruis van St.-Joris. Volgens The Encyclopædia Britannica deden zij dit niet „vanwege enige ontrouw aan het moederland, maar vanwege een door het geweten ingegeven bezwaar tegen wat zij als een afgodisch symbool beschouwden”.
Er zijn heden ten dage christenen die dezelfde gevoelens koesteren jegens natievlaggen. Het zijn Jehovah’s getuigen. Hun standpunt is over de hele wereld hetzelfde. Daar zij zich scherp bewust zijn van het schriftuurlijke gebod om ’afgoderij te ontvlieden’, weigeren zij aan vlaggegroetceremoniën deel te nemen. — 1 Kor. 10:14.
Hun standpunt is vergelijkbaar met dat wat door de christenen uit de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening werd ingenomen. Vanwege het geweten weigerden deze eerste christenen wierook voor de keizer te branden; deze keizer was voor de Romeinen niet slechts een regeerder maar ook een god. Merk op wat hierover wordt gezegd op bladzijde 137 van het eerste deel van het boek A History of Civilization door Brinton, Christopher en Wolff:
„Om deze bonte collectie volkeren met een gemeenschappelijke band te verenigen, om hun als een symbool van deze eenheid iets als een nationale vlag te geven, werd de keizer vergoddelijkt. . . . Eenvoudige offerriten voor hem werden aan plaatselijke religies en plaatselijke riten toegevoegd. . . . De christenen waren echter net zulke onbuigzame monotheïsten als de joden; zij konden niet méér aan de keizer offeren dan de joden uit de oudheid aan Baäl konden offeren. . . . De ware christen kon er dan ook niet toe komen een voor een buitenstaander louter gepast gebaar te maken, zoals thans het afnemen van de hoed wanneer de vlag in een optocht wordt meegedragen.”
Omdat Jehovah’s getuigen in deze zaak gehoorzaam zijn geweest aan hun religieuze geweten, zijn zij in een aantal landen zeer slecht behandeld. In de Verenigde Staten moesten zij twee rechtszaken tot het Hooggerechtshof uitvechten voordat er een beslissing kwam die het recht van hun religieuze vrijheid beschermde.
De eerste zaak betrof de stad Minersville, in Pennsylvanië, en het schoolbestuur van de stad, dat kinderen van Jehovah’s getuigen van school had gestuurd omdat zij weigerden aan vlaggegroetceremoniën deel te nemen. Bij dit geval besliste het Hooggerechtshof ten nadele van Jehovah’s getuigen. In verband met deze zaak constateert professor Denis Brogan:
„De absurde en afschuwelijke beslissing van het schoolbestuur van Minersville betekende dat de kinderen van Jehovah’s getuigen werden gestraft voor het nalaten van een daad die niet alleen hun ouders maar ook de joden in de tijd van de Makkabeeën en ook de christenen in de tijd van Trajanus als afgodisch zouden hebben beschouwd.”
Drie jaar later, in 1943, herriep het Hooggerechtshof zijn standpunt in de tweede vlaggezaak waarbij Jehovah’s getuigen betrokken waren. Rechter Jackson zei, toen hij de mening van de meerderheid van het Hof weergaf:
„De Getuigen vormen een niet als rechtspersoon erkend lichaam, en zij leren dat de verplichtingen die de wet van God oplegt, superieur zijn aan de wetten die door een tijdelijke regering worden uitgevaardigd. Hun religieuze overtuiging omvat ook een letterlijke interpretatie van Exodus, Hoofdstuk 20, de verzen 4 en 5, waar staat: ’Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in den hemel, noch van wat beneden op de aarde noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen noch hen dienen.’ Zij vinden dat de vlag een ’beeld’ is en onder dit gebod valt. Daarom weigeren zij haar te groeten. . . .
Maar de weigering van deze personen om aan de ceremonie deel te nemen, komt niet in botsing met of ontkent niet het recht van andere personen dit wel te doen. Ook is het in deze zaak geen punt of hun gedrag vredelievend en ordelijk is. . . . Het geloof dat de liefde voor het vaderland zal verdwijnen als men vrijwillig en spontaan aan patriottische ceremoniën deelneemt in plaats van gedwongen, geeft er blijk van dat men geen erg hoge dunk heeft van de aantrekkingskracht die onze maatschappij op vrije mensen uitoefent. . . .
Wij vinden dat de actie van de plaatselijke autoriteiten, namelijk het afdwingen van de vlaggegroet en de eed, de bepalingen van de grondwet te buiten gaat en inbreuk maakt op de vrijheid van het verstand en de geest, die volgens de strekking van het eerste amendement op onze Grondwet, vrijgehouden dienen te worden van iedere officiële inmenging.”
Als een land een grondwet heeft die vrijheid van aanbidding waarborgt, is die vrijheid niet alleen voor de meerderheid, maar ook voor een minderheidsgroep wier geweten hen niet toestaat aan populaire ceremoniën deel te nemen. Grondwettelijke waarborgen zijn waardeloos als ze slechts hen beschermen die een met de meerderheid of met de machthebbers overeenkomende mening bezitten.
De rechters Black en Douglas gaven eenzelfde gedachte weer als de mening van de meerderheid van het Hooggerechtshof, toen zij schreven:
„Woorden die onder dwang worden geuit bewijzen alleen maar dat iemand trouw is aan zijn eigen belangen. . . . Noch de rust van het land in vredestijd, noch onze militaire inspanning in oorlogstijd, is afhankelijk van het gedwongen deelnemen van kleine kinderen aan een ceremonie, waaraan zij uiteindelijk alleen maar deelnemen uit vrees apart te zijn.”
Betreffende de gerechtelijke strijd die door Jehovah’s getuigen voor vrijheid van aanbidding is gevoerd, merkte het boek Fundamental Liberties of a Free People door Milton Konvitz, op bladzijde 110 op: „Aan hen hebben wij de beslissing van het Hooggerechtshof te danken dat een geloofs- of gevoelsuiting niet afgedwongen mag worden.”
Het geweten van sommige mensen zal door het deelnemen aan een vlaggegroetceremonie in het geheel niet worden beroerd, maar dienen zij daarom onverdraagzaam te zijn jegens iemand wiens geweten hem verbiedt eraan deel te nemen? Als iemands vlag religieuze vrijheid symboliseert, waarom zou men een dergelijke vrijheid dan niet aan anderen schenken? Waarom zou men hun geweten niet respecteren, in plaats van hen als deloyaal te beschouwen?
Sommige vlaggen die buiten het gebouw van de V.N. wapperen, vertegenwoordigen naties waarvan de regeerders geen voorstanders zijn van vrijheid voor het volk, en zij vervolgen personen wier religieuze geweten hen verbiedt met de meerderheid mee te doen aan patriottische ceremoniën. Het is mogelijk dat iemand die sterk tegen een dergelijk autoritair bewind gekant is, er trots op is dat zijn vlag een vrij land vertegenwoordigt. Zou hij dan niet bereid moeten zijn andere mensen in hun religie vrij te laten, mensen die om godsdienstige redenen de vlag niet kunnen groeten? Zou onverdraagzaamheid hem niet in dezelfde positie brengen als de landen waarvan hij het bewind verafschuwt?
Als u daarom de volgende keer een natievlag ziet, denk dan aan haar kleurrijke, oude historische achtergrond. Denk eraan wat erdoor vertegenwoordigd wordt en hoe sommige personen de ceremoniën beschouwen die ermee verbonden zijn. Respecteer hun geweten net zoals u wilt dat anderen ook het uwe respecteren.