De Olympische Spelen — in ideaal en werkelijkheid
GEDURENDE vorig jaar herfst hebben ongeveer één miljard mensen hetzij rechtstreeks, hetzij via de televisie de Olympische Spelen in München gadegeslagen. Behoorde u tot de kijkers? Wat kunt u zich nog het meest van de Spelen herinneren?
Bij veel mensen staat als belangrijkste gebeurtenis de moord op de elf Israëlische atleten en coaches in het geheugen gegrift. Deze wrede daad stelde het Olympische spektakel zelf bijna in de schaduw. Münchens ƒ 2400 miljoen-investering dreigde op een fiasco uit te lopen. Maar achteraf bleek het programma er slechts een korte vertraging door te ondervinden.
Stel echter dat deze moord niet had plaatsgehad. Zouden de Olympische Spelen dan wel aan de hun gestelde idealen hebben beantwoord? Laten wij deze idealen eens beschouwen in het licht van wat er in München is voorgevallen.
Vrij van nationalisme?
In theorie dienen de Olympische Spelen „internationale vriendschap en samenwerking” te weerspiegelen, aldus Avery Brundage, president van het Internationale Olympische Comité (IOC). Nationale prestiges en rivaliteit dienen ter zijde te worden gezet. Maar waren de Spelen van München vrij van nationalisme?
Neen. De Spelen werden door politieke invloed bijna getorpedeerd voordat ze goed en wel begonnen waren. Zo’n vijfenveertig landen dreigden zich van de Spelen te zullen terugtrekken als Rhodesië zou mogen meedoen. Deze actie als gevolg waarvan de Rhodesiërs van de Spelen werden buitengesloten, werd door Brundage beschreven als „openlijke politieke chantage”. Ook daarna vierde het nationalisme op de Spelen hoogtij.
Zo hoorde men bijvoorbeeld over nationalistisch getinte, partijdige beoordelingen, vooral bij die sportverrichtingen waar bij iemands stijl beoordeeld moest worden. Alleen al bij het boksen werden een tiental juryleden weggezonden, terwijl anderen waarschuwingen kregen wegens bevoordeling. Het tijdschrift Time klaagde: „Miljoenen zijn besteed aan tamtam-publiciteit, maar er is geen geld om onpartijdige en deskundige officials te kunnen aantrekken.”
Uit de nationale „medaille-tellingen” spraken eveneens krachtige nationalistische gevoelens. Het zijn individuele personen die bij Olympische verrichtingen medailles winnen, maar tijdens de Spelen herinnerden waarnemers het publiek er voortdurend aan hoeveel medailles bepaalde landen aan het winnen waren; er werd verteld hoe goed de Verenigde Staten het tegen de Russen deden, of de niet-communistische wereld tegen de communistische.
Dus ondanks het ideaal van „internationale vriendschap en samenwerking”, hebben de politieke verschillen zich op de Olympische Spelen verdiept en zijn ze niet opgelost. „Niemand hoeft er nu nog aan te twijfelen”, aldus de New York Times, „dat het hele idee van een ’Olympische vrede’ lachwekkend is.”
Maar bevordert de Olympische strijd niet de vrede en vriendschap onder de atleten? Aanvaarden zij niet de regel dat „aan de Spelen meedoen belangrijker is dan winnen”?
Is winnen niet belangrijk?
In werkelijkheid was winnen echter wel het belangrijkste, zoals duidelijk blijkt uit de zienswijze van enkele deelnemers.
Eén Amerikaanse springer bekende: „Wat mij evenwel werkelijk zorgen baart, is de gedachte naar huis te moeten gaan en te zeggen dat ik niet gewonnen heb. Iemand komt naar je toe en vraagt: ’Hé, hoe ging het?’; je vertelt dan dat je als tweede geëindigd bent, en dan vinden ze je een mislukkeling. Het eerste wat mensen altijd vragen, is: ’Heb je gewonnen?’ en als je dan nee zegt, is daarmee de conversatie ten einde.”
Ook bevordert de sterke concurrentie niet de vriendschap onder de deelnemers. Deze leidt integendeel tot het tegenovergestelde, zoals een hardloper van de Verenigde Staten toegaf: „De Olympische geest is verdwenen. . . . Atletiek is leuk, maar men blijft er hier maar op aandringen dat je je tegenstander moet haten. Waarom? Het is toch maar een race.”
Haat, en geen vriendschap, leidt tot het soort van gewelddaad zoals te zien was bij de waterpolowedstrijd tussen Joegoslavië en Cuba. Een verslag van United Press International luidde: „Het water in het zwembad was gekleurd van het bloed. Er werd met de ellebogen gewerkt, er werden spelers onder water gehouden, en er werd van andere vormen van minderwaardig geweld gebruik gemaakt.” De sterke geest van wedijver op de Spelen had echter nog andere schadelijke gevolgen.
Er waren atleten die hun lichaam ’oppepten’ met middelen als efedrine, slechts om de concurrentie achter zich te houden. Anderen, wier sport rustige zenuwen vereiste, gebruikten kalmerende middelen. Hebben atleten zichzelf ’gedoopt’ omdat zij vonden dat „meedoen” het belangrijkste was? Neen! Zij waren vastbesloten te winnen!
Slechts „amateurs” op de Olympische Spelen?
Ook dienen volgens het Olympische ideaal alle Olympische deelnemers „amateurs” te zijn. Zij dienen mee te doen uit liefde voor de sport en niet voor geld. Het tijdschrift Esquire wees echter op de huichelachtigheid waarachter de ’amateurstatus’ schuilgaat:
„Vaak is amateurisme louter een kwestie van in het openbaar of in het geheim betaald worden. Eén ’amateur’-hardloper ontving naar verluidt onlangs $4000 voor het lopen van één enkele race. Een springer heeft toegegeven een sportwagen ter waarde van $6000 te krijgen omdat hij net voor de Olympische finale van het ene merk spikes op het andere was overgestapt. Ook in Europa wordt onder tafel door betaald, maar vaak staat die tafel wel in het volle daglicht. Eén Amerikaan vertelde hoe hij op het erepodium, ten aanschouwen van 20.000 Europeanen, een envelop overhandigd kreeg. ’Iedereen wist wat er in die envelop zat’, verklaarde hij met een lach, ’en de meesten wisten ook hoeveel erin zat. De knaap die hem me gaf was een lid van het nationaal Olympisch Comité.’”
Financieel gewin is dus voor veel „amateur”-deelnemers een belangrijk motief bij de sportbeoefening. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat correspondent E. Segal de Spelen „ziek van commerciële elefantiasis” noemde.
Niettemin is een duidelijk onderscheid tussen „amateurisme” en „professionalisme” in de huidige tijd nog maar moeilijk aan te geven. Zo ontvangen onder het communistische systeem alle Olympische atleten voedsel, onderdak en geld van de regering. Toch zijn zij geen „professionals”, want er wordt in de communistische wereld niet aan beroepssport gedaan. Bij de Olympische Spelen leveren communistische sportlieden echter strijd tegen atleten die zich met eigen middelen „een weg naar de Spelen hebben moeten banen”. Westerse landen zeggen dat dit hoogst oneerlijk is.
Maar ook veel Westerse teams gaan wat dit betreft niet vrijuit. Verstrekken Amerikaanse universiteiten geen studiebeurzen ter waarde van duizenden dollars aan „amateur”-studentatleten? Zijn er geen Amerikaanse militairen die bijna hun gehele diensttijd, terwijl zij worden gevoed en gehuisvest door de regering, als „amateurs” aan sport besteden? Zulke praktijken zijn ten aanzien van armere atleten eveneens oneerlijk.
Wegens de wrijving rond het ’amateurstatus’-ideaal, zijn er al vele stemmen opgegaan om alle atleten op de Spelen toe te laten, met inbegrip van „professionals”. Bij golf- en tennistoernooien heeft de weglating van de benamingen „amateur” en „professional” reeds gunstig gewerkt.
De rol van religie bij de Olympische Spelen
De Olympische Spelen worden in het algemeen aangeduid als ’s werelds belangrijkste sportgebeurtenis. In de praktijk blijken er echter heel wat religieuze gewoonten in verband met de Spelen bewaard te zijn gebleven. Verrast u dat?
Wel, de oude Griekse spelen, waarmee in 776 v.G.T. werd begonnen en die voortduurden tot in de Gewone Tijdrekening, waren in wezen religieus van aard. In deze tijd heeft men de religieuze traditie gehandhaafd. Hoe? Denk bijvoorbeeld eens aan wat er aan de Spelen in 1972 voorafging.
Een vrouw, gekleed als hogepriesteres, verzocht Zeus om zijn gunst. Zij ontstak een toorts door deze te houden in een door de zon ontstoken vuur op de ruïnes van de Hera-tempel te Olympia in Griekenland. In de loop van vier weken werd deze „heilige” Olympische vlam door estafettelopers over een afstand van ongeveer 5600 kilometer naar München gebracht. En toen met deze toorts het „heilige vuur” van de Spelen werd ontstoken, schalden er trompetten, werden er duizenden duiven losgelaten en klonk er een saluutschot. Daarna volgde een inzegening en klonk het Olympische lied. Ontegenzeglijk leven oude religieuze, Griekse riten — weliswaar in moderne vorm — voort in de Olympische Spelen!
De toekomst van de Olympische Spelen
Velen zijn overtuigd van de edelheid van de Olympische idealen. De Spelen van 1972 hebben echter opnieuw duidelijk aangetoond dat deze idealen in de verste verte niet worden benaderd. Sommigen hebben het voorstel gedaan de Spelen in de toekomst kleiner te maken door de zwemkampioenschappen op één plaats te houden, de atletiekwedstrijden op een andere plaats, enzovoort.
In werkelijkheid geschiedt op de Olympische Spelen echter slechts in miniatuur wat er in de door problemen geteisterde wereld die ze vertegenwoordigen — een wereld vol nationalisme, wedijver en winstbejag — in het groot gebeurt. De problemen waarmee zowel de Olympische Spelen als de wereld te kampen hebben, doen twijfels rijzen aangaande de vraag of de Spelen in 1976 nog wel doorgang zullen vinden.