Elke week duizenden gedoopt
JEHOVAH’S christelijke getuigen beseffen dat zij tot anderen moeten prediken. Zij hebben de woorden van Jezus Christus ter harte genomen, die zei: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matth. 28:19, 20.
Gedurende het dienstjaar 1973 (lopend van 1 september 1972 tot 31 augustus 1973) deden zij dat in maar liefst 208 landen. Elke week leidden zij meer dan één miljoen tweehonderdduizend bijbelstudies bij geïnteresseerde personen, en zij zijn dit blijven doen. Als gevolg van de meer dan vijfentwintig miljoen uur die zij toen elke maand aan de prediking besteedden, zijn tienduizenden geholpen gedoopte discipelen van Jezus Christus te worden die in staat waren op hun beurt ook weer anderen te onderwijzen. Gemiddeld 530 werden er elke dag gedoopt — zo’n 3700 per week. Het totale aantal dopelingen over het gehele dienstjaar 1973 bedroeg 193.990.
Moedige pogingen gezegend
Dit werk van discipelen maken vereist vaak moed, zoals blijkt uit hetgeen voorviel in een dorp in het zuid-oosten van Nigeria:
Er rees verzet tegen het werk van Jehovah’s getuigen. Fanatici vermoordden een „speciale pionier”-bedienaar die elke maand 150 uur aan de prediking besteedde om mensen te helpen de bijbel beter te begrijpen. Het gezin van drie Getuigen bij wie deze „speciale pionier”-bedienaar inwoonde, werd ook uitgemoord. De misdadigers konden uiteindelijk worden gearresteerd. Twaalf van hen werden terechtgesteld.
Na een dergelijke tragische ontwikkeling in verband met hun werk, zou men kunnen denken dat Jehovah’s getuigen het bewuste dorp zouden laten voor wat het was. Maar nee. Een jong echtpaar verhuisde erheen en begon met oprechte zorg en belangstelling voor de mensen daar te dienen. Weldra leidden zij verschillende bijbelstudies en besteedden er daarnaast nog tijd aan analfabeten lezen en schrijven te leren. De houding van veel dorpelingen begon te veranderen. Het werd noodzakelijk naar een plaats uit te zien waar degenen die bijbelstudievergaderingen zouden willen bijwonen, bij elkaar konden komen.
Later, op een grote vergadering in het dienstjaar 1973, boden twintig personen uit dit dorp zich aan voor de doop. Nu zijn er meer dan zeventig die de vergaderingen bezoeken en de bijbelse waarheid met anderen delen. Zij zien allen uit naar de tijd dat de vier vermoorde Getuigen in de opstanding zullen terugkomen.
Veranderingen aangebracht in levenswijze
Deze pasgedoopte Getuigen en anderen met hen moesten veranderingen in hun leven aanbrengen om dit in overeenstemming te brengen met de verheven beginselen uit de bijbel. Vaak was bij deze veranderingen hun gehele levenswijze betrokken.
Neem het geval van een voormalige politiecommissaris in Dahomey (Afrika). Hij was een methodist maar had respect voor andere religies, aangezien zijn vader hem had geleerd naar iedereen te luisteren die in Gods naam kwam. Toen er dus Jehovah’s getuigen bij hem aan de deur kwamen, luisterde hij naar wat zij te zeggen hadden en nam hun bijbelse lectuur. Later werd een huisbijbelstudie met hem begonnen.
Na verscheidene vergaderingen in de Koninkrijkszaal van Jehovah’s getuigen te hebben bezocht, rijpte in zijn geest het verlangen met de Getuigen mee te gaan om ook anderen te vertellen over wat hij had geleerd. Maar toen hem het christelijke vereiste onder de aandacht werd gebracht dat een getuige van God slechts één vrouw mag hebben, was hij bedroefd. Hij had een tijdlang zeven vrouwen gehad en vijf waren nu nog bij hem thuis.
Verlangend God te behagen, begon hij wettelijke stappen te ondernemen om met één vrouw getrouwd te zijn. Daar hij voor de wet met drie was getrouwd, moest hij zich van twee laten scheiden. Dit zou niet zo’n probleem zijn geweest, ware het niet dat in Dahomey echtscheiding niet makkelijk wordt verkregen behalve op grond van overspel, poging tot vergiftiging of onverenigbaarheid. Het zag er dus naar uit dat het voor hem moeilijk zou worden op wettige wijze van zijn twee bijvrouwen te scheiden. De rechter die zijn zaak behandelde, zei dat echtscheiding op de schriftuurlijk aangevoerde gronden niet mogelijk was. De jury was echter onder de indruk gekomen van ’s mans oprechtheid en de feiten die hij uit de bijbel aanhaalde, zodat hem toch in alle twee de gevallen echtscheiding werd verleend. Daarna zond hij zijn twee bijvrouwen weg, met dien verstande dat hij wel voor hen en hun respectieve kinderen bleef zorgen.
Veel tegenstand bleef hij na zijn doop als een van Jehovah’s getuigen van zijn familie ondervinden; dit vanwege zijn weigering nog langer mee te doen aan stam- en familiegebruiken die in verband stonden met voorouderaanbidding en fetisjverering. Hij was het erfrechtelijk hoofd van zijn gehele familie en als zodanig de vanzelfsprekende leider bij alle religieuze en familieceremoniën. Zonder hem konden de religieuze riten geen doorgang vinden. Maar ondanks het feit dat veel familieleden hem links lieten liggen en hem verachtten, bleef hij standvastig.
Hij gebruikte zijn tijd verstandig om zijn tweeëndertig kinderen in de bijbel te onderwijzen, van wie er momenteel zeven zijn gedoopt, terwijl drieëntwintig anderen vast met de gemeente verbonden zijn. Zijn ene wettige vrouw bezoekt met hem de vergaderingen en maakt te zamen met hem de bijbelse waarheid aan anderen bekend.
Mensen moeten niet alleen bereid zijn polygamie en fetisj-aanbidding op te geven, maar ook alle andere praktijken die in Gods Woord worden afgekeurd.
Lezen we de volgende ervaring van een man in El Salvador, die schrijft:
„Mijn hele leven had ik slechts aan mezelf gedacht. Vanaf mijn vroegste jeugd was pret en muziek maken mijn lust en mijn leven. In 1920 was ik zanger van een marimba-band in El Salvador, de ’Marimba Atlacatl’. We maakten een tournee door Europa toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Aangezien Latijns-Amerika aan de kant van de geallieerden stond, werden we voor bijna twee jaar opgesloten in een concentratiekamp aan de Oostenrijkse grens.
Kort voor het einde van de oorlog konden we met hulp van anderen New York bereiken, waarna ik ten slotte terugreisde naar El Salvador om mijn muziekcarrière en drinkgelagen voort te zetten.
Tot ik in de jaren zestig tot de ontdekking kwam dat ik door mijn drinken niet alleen mijn gezondheid maar ook mijn vrouw had verloren. De wereld werd somber en donker om mij heen. Maar het ware licht stond op het punt door te breken. Mijn broer begon met Jehovah’s getuigen te studeren en sprak altijd met me over de dingen die hij leerde.
Ik was te halsstarrig om aan zijn woorden enige aandacht te schenken. Op zekere dag echter ontdekte ik dat mijn twee jongste dochters studeerden met een jonge vrouw die zei dat zij een van Jehovah’s getuigen was. Erg in mijn sas was ik er niet mee, maar ik ging ervan uit dat ze beter uit de bijbel konden leren dan doelloos langs de straat zwerven. Ik ging zelfs een paar maal met hen mee naar de Koninkrijkszaal, maar had verder geen belangstelling. Wat mij vooral kwelde was het idee dat ik te slecht had geleefd om nog vergeving van God te ontvangen. Per slot was mijn leven gevuld geweest met allerlei slechte praktijken — kinderen had ik verwekt in alle delen van de wereld zonder me nog verder om hen of hun moeders te bekommeren. Welke liefde, hulpvaardigheid of bezorgdheid had ik zelfs mijn eigen wettige gezin in El Salvador betoond? Hoe zou God mij ooit kunnen vergeven?
De jonge vrouw met wie mijn dochters studeerden zei altijd dat Jehovah een liefdevolle, vergevensgezinde God was. Dat bracht mij ertoe een nader onderzoek in te stellen. Mijn vrouw had inmiddels mijn dochters opgeëist. Hun studie werd afgebroken maar ik besloot door te gaan met zoeken. Ik ging naar de Koninkrijkszaal en daar werd een regeling getroffen dat iemand me verder zou helpen. Nu, na bijna twee jaar studie, ben ik een ’jonge oude man’. Ik ben thans over de zeventig, maar jong als christen: juni 1973 werd ik namelijk als een van Jehovah’s getuigen gedoopt.”
Gevorderde leeftijd geen hinderpaal om van geloof te veranderen
Anderen, die misschien geen liederlijk leven hebben geleid, hebben hun ogen moeten openen voor fouten in de religieuze leer waaraan zij jaren hebben vastgehouden. Onder hen zijn mannen en vrouwen van gevorderde leeftijd.
Een illustratief voorbeeld hiervan levert ons een gepensioneerde Deense timmerman van over de tachtig die heel tevreden was met zijn geloof.
Het zal ongeveer twee jaar geleden zijn dat twee getuigen van Jehovah aan zijn deur kwamen. Hij vroeg hen weg te gaan want ’hij had zijn kerk’. Maar na de deur gesloten en zijn zitkamer weer opgezocht te hebben, begon hij te denken. Misschien was het beter geweest even met die twee jonge vrouwen te spreken. Tot hun verbazing kwam hij weer naar buiten en vroeg hen binnen te komen. Dat deden ze. Heel snel kwamen hun bijbels te voorschijn en tal van vragen werden beantwoord. Ze lieten hem het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt zien en er werd een bijbelstudie begonnen. Al snel begon hij alle vergaderingen van Jehovah’s getuigen te bezoeken.
Drie maanden later ging hij naar zijn predikant om zich uit zijn kerk te laten uitschrijven. De predikant kon hier eenvoudig niet bij. „Het is je eigen schuld!” riep de oude man en zei hem dat hij vaak genoeg had gevraagd of er geen bijbelcursus georganiseerd kon worden om de kerkleden te helpen de bijbel te begrijpen. De predikant antwoordde: „Naar zoiets komt niemand.” „Maar ik was wel gekomen”, gaf de oude man als wederwoord, waarop de predikant uitlegde dat men voor één persoon geen bijbelcursus gaat organiseren. „Nee”, wierp de oude man tegen, „de kerk niet, maar Jehovah’s getuigen wel, en in drie maanden heb ik meer van de bijbel geleerd dan al die jaren dat ik in de kerk ben gekomen. Daarom wil ik me laten uitschrijven.”
Ondanks zijn bijna drieëntachtig jaar, bezoekt hij alle vergaderingen van Jehovah’s getuigen en heeft een aandeel aan de van-huis-tot-huisprediking. Getrouw dient hij vanaf de zomer van 1973 als een gedoopte getuige van Jehovah.
Hetzij jong of oud, over de hele aarde houden Jehovah’s getuigen zich druk bezig met de prediking van het goede nieuws tot anderen. Hun ijverige pogingen zijn een welsprekend getuigenis van de vervulling van Jezus’ profetische woorden: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Reageert u op die boodschap om het einde van dit goddeloze samenstel van dingen te kunnen overleven en de zegeningen te beërven die God heeft bereid voor allen die het oprechte verlangen koesteren hem te dienen?