Het geluk dat voortspruit uit geven
„ER WAS een tijd dat ik me om niemand bekommerde en alleen aan mijzelf en mijn gezin dacht”, zo sprak een vrouw van achter in de vijftig. „Ik dacht dat het zo hoorde.”
Aan haar tafel in haar Newyorkse flat luisterde haar bezoeker ongelovig toe. Hij had deze vrouw leren kennen als een hartelijke vrouw, die werkelijk om anderen gaf. En terwijl hij naar haar stralende gezicht en brede glimlach keek, kon hij zich niet voorstellen dat ze ooit zelfzuchtig was geweest. Hij wist hoe gelukkig ze nu was en merkte daarom op: „Waarschijnlijk was u dan in het verleden niet gelukkig.” „Ik was doodongelukkig”, was haar onmiddellijke reactie. „Maar ik wist niet beter.” Wat bracht verandering in haar leven?
Deze vrouw werd net als andere mensen geholpen door middel van een studie van de bijbel haar zienswijze te veranderen. Ze leerde dat de sleutel tot geluk gelegen was in onzelfzuchtig geven. En thans is zij overtuigd van de waarheid van Jezus’ woorden: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.” — Hand. 20:35.
En die woorden zijn inderdaad een beproefd recept. Jezus Christus zelf leefde ernaar en kon deze leefregel daarom zonder voorbehoud geven. Als de belangrijkste geestelijke zoon van God in de hemel bezat hij een veel grotere rijkdom dan enig ander schepsel ooit had kunnen genieten. Hij had alles. Op aarde leefde hij echter als een arm man. Maar hoe arm ook, juist in die omstandigheid opende hij voor de mensheid een reservoir van grote geestelijke rijkdom en de gelegenheid om eeuwig leven te verwerven. „Hoewel hij rijk was”, zo schrijft de apostel Paulus aan de Korinthiërs, is hij „om uwentwil arm . . . geworden, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.” — 2 Kor. 8:9.
De Zoon van God putte werkelijke vreugde uit wat hij deed. Over zijn houding was het volgende voorzegd: „In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept. En uw wet is in mijn inwendige delen.” — Ps. 40:8; Hebr. 10:7-9.
Personen die Jezus Christus zijn gaan kennen en zijn voorbeeld navolgen, ervaren dezelfde vreugde en hetzelfde geluk wanneer zij zich onzelfzuchtig ten behoeve van hun medemensen inspannen. Waar spruit dit geluk uit voort?
Ten eerste uit de goede uitwerking die het heeft op iemands eigen kijk wanneer hij zijn vermogens, middelen en tijd gebruikt om anderen te helpen. Hij is zo druk bezig met het doen van dingen voor anderen dat hij geen tijd heeft om te piekeren over hun onattente daden. Als hij mensen door zijn onzelfzuchtige geven gelukkig ziet worden, neemt zijn eigen geluk toe. In plaats van wegens de onvriendelijkheid en zelfzucht van anderen te gaan klagen, voelt hij alleen maar medelijden met hen, omdat hij weet dat zij de diepe vreugde missen die voortspruit uit het gelukkig maken van anderen.
Bovendien hebben uitingen van edelmoedigheid vaak eveneens een gunstig effect op de ontvangers, die zich bewust worden van het geluk dat in geven is gelegen. En ook hun hart zal er wellicht toe aangedreven worden edelmoedigheid te betonen. De woorden van Jezus Christus beklemtonen dit feit: „Beoefent het geven, en u zal gegeven worden. Een ruime, aangestampte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot storten. Want met de maat waarmee gij meet, zal men ook u meten.” — Luk. 6:38.
Zo wordt de gulle, edelmoedige persoon zelf het voorwerp van de edelmoedigheid van anderen. Zijn vrijgevigheid in allerlei opzicht zal hem in tijd van nood bij anderen gunstig aanbevelen. En de mensen zullen gauwer geneigd zijn hem een volle maat te schenken. Zijn maat zal ’aangestampt en overlopend’ vol zijn van goede dingen.
Ja, de onzelfzuchtige persoon wint voor zichzelf een plaats van genegenheid in de harten van dankbare medemensen. Hij beperkt zich immers niet slechts tot het doen van wat rechtvaardig is, maar gaat verder, en wenst anderen te helpen; hij is graag bereid zich onzelfzuchtig voor hen in te spannen. Voor zo’n goede man, aldus de apostel Paulus, „heeft iemand misschien nog de moed te sterven”. — Rom. 5:7.
Het allerbelangrijkste is echter dat iemand die het geven beoefent, zich verheugt in de wetenschap dat Jehovah vreugde schept in zijn handelwijze. Zelfs als mensen niet altijd waardering kunnen opbrengen voor wat hij doet, laat het de Allerhoogste niet onverschillig. „God heeft een blijmoedige gever lief” (2 Kor. 9:7). Hij zal de persoon niet onbeloond laten. Jezus Christus merkte op: „Als gij echter gaven van barmhartigheid schenkt, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw gaven van barmhartigheid in het verborgene mogen zijn; dan zal uw Vader, die in het verborgene toeziet, het u vergelden.” — Matth. 6:3, 4.
Wanneer echter juiste motieven ontbreken, hoeft geven op zichzelf nog helemaal geen geluk te brengen. Vandaar dat het geven met sinterklaas of Kerstmis vaak zo weinig vreugde brengt. Hoewel er natuurlijk uitzonderingen zijn, zijn veel mensen alleen maar bezig met een uitwisseling van cadeaus uit plichtsbesef, omdat ze zich daartoe gedwongen voelen. Wellicht dat ze helemaal niet de wens hebben iemand met hun cadeau gelukkig te maken.
Niet het geven zoals dit bij verplichte feestdagen wordt beoefend, maar onzelfzuchtig geven, dat brengt een rijke beloning met zich mee. En dat is ook een van de redenen waarom veel eerlijk gezinde mensen ertoe zijn gekomen met dit uitwisselen van geschenken op daarvoor vastgestelde feestdagen op te houden. Zij vinden vreugde in spontane uitingen van edelmoedigheid op andere tijdstippen dan tijdens wereldse of heidense feestdagen. Ervaart ook u de vreugde die uit zulk geven voortspruit?
Zo niet, neem dan eens de proef op de som en test de waarheidsgetrouwheid van Jezus’ woorden hieromtrent. En streef ernaar een onzelfzuchtige en blijvende belangstelling voor het welzijn van anderen aan te kweken, en voor uzelf te ontdekken dat het resultaat nu reeds tot een rijker en gelukkiger leven kan bijdragen.