„Van je valentijn”
OP 14 februari van het jaar 270 G.T. werd een jonge Romein, Valentijn (Valentinus) genaamd, geslagen en onthoofd omdat hij het christendom niet wilde verloochenen. Voor het dochtertje van de gevangenbewaarder die belast was geweest met zijn bewaking en met wie hij bevriend was geworden, liet hij een briefje achter. Hij ondertekende het briefje met „Van je Valentijn”. Gedurende de daaropvolgende eeuwen betekenden de woorden „Van je Valentijn” niets anders dan vriendschap. Maar rond het jaar 1400 namen ze een nieuwe betekenis aan.
Vele eeuwen daarvóór vereerden de oude Grieken Pan als de god van de kudden en de herders. Volgens de Griekse mythologie werd Pan als volwassene geboren, met horens, baard, bokkepoten en een staart. In de kunst wordt hij afgebeeld als een wellustig, sensueel, dansend wezen. Met de opkomst van het Romeinse Rijk werd Pan door Rome overgenomen als hun god Faunus, ook wel Lupercus genoemd. Zijn vrouw Luperca, in de gedaante van een wolvin, heeft naar men beweert Romulus en Remus gevoed, de stichters en bouwers van de oude stad Rome.
De priesters die in de tempel van deze demonengod dienst deden, heetten Luperci. Midden februari gingen deze priesters, slechts in bokkehuiden gekleed, rond, en sloegen vrouwen met riemen van bokkeleer, hetgeen naar men beweerde de vruchtbaarheid zou bevorderen. Tot de mystieke en seksuele riten tijdens dit voorjaarsliefdesfeest uit de oudheid behoorde onder andere een soort loterij, waardoor jonge vrouwen aan mannen werden gegeven. De namen van meisjes werden in een doos door elkaar geschud, waarna elke man er één uit haalde.
Dit alles gebeurde natuurlijk vele eeuwen voordat de jonge Valentijn zijn briefje aan zijn kleine vriendin ondertekende met „Van je Valentijn”. Toen de katholieke Kerk machtiger werd en het in Rome voor het zeggen kreeg, nam ze praktisch alle vóórchristelijke Griekse en Romeinse feesten over, en hiertoe behoorde ook dit voorjaarsliefdesfeest van de Griekse god Pan. En in overeenstemming met de gewoonte van de katholieke Kerk om de heidense oorsprong van zulke feesten te verdoezelen door ze in een christelijk „jasje” te steken, werd dit feest als Valentijnsdag bestempeld.
Er werden nog enkele versieringen toegevoegd. Het spel werd uitgebreid doordat men meisjes op hun beurt de namen van jongens uit de doos liet trekken. De jongen die door een bepaald meisje was gekozen, was een jaar lang haar Valentijn. Tijdens de middeleeuwen werd Valentijnsavond en de daaropvolgende dag, 14 februari, gevierd met bijna net zoveel sensuele vrolijkheid als waardoor het oorspronkelijke heidense feest werd gekenmerkt. De vruchtbaarheidsgod Cupido, afgebeeld als een gevleugeld jongetje, voegde daar nog zijn activiteiten met pijl en boog aan toe. In de afgelopen eeuw werden Valentijn-wenskaarten met hun sierrandjes en hun sentimentele versjes geïntroduceerd om de oude mythen nog wat te verfraaien.
Zo werden dus in een karikaturale vervorming de tedere gevoelens van vriendschap die de jonge Valentijn voor een klein kind koesterde, in verband gebracht met de vruchtbaarheidsriten van demonengoden en -godinnen uit de oudheid.