Omdat zij schipbreuk leden
Door Ontwaakt!-correspondent in Japan
ZIJ hadden reeds te lang getalmd. Overijld verlieten zij de beschutting van de Baai van Nagoja en zeilden, koers zettend naar Tokio, een loodgrijze Grote Oceaan op. De onstuimige winden zwollen aan tot orkaankracht, en striemden en geselden de machtige oceaan. De opgezweepte zee verweerde zich woedend. Toen bundelden de elementen hun krachten en zogen de boot in hun maalstroom mee, de mannen uitdagend tot een strijd om de controle over het schip. Beide partijen vochten totdat hun krachten uitgeput waren. Ten slotte kwamen de wind en de oceaan tot bedaren.
Wat er van de kleine Japanse koopvaarder was overgebleven, was onbestuurbaar. Enkelen hadden het leven verloren; anderen zouden later op het drijvende wrak ziek worden en sterven. Van de oorspronkelijk veertien bemanningsleden waren er slechts drie die het overleefden, en door een verbazingwekkende samenloop van omstandigheden waren het drie broers. Na veertien maanden op de Grote Oceaan rondgedobberd te hebben, spoelden Iwakitji (28), Kjoekitji (15) en Otokitji (14) als drijfhout aan op de Queen Charlotte Islands voor de kust van Brits Columbia (Canada).
De volgende vijf jaar zouden zij afwisselend lijden onder de wreedheden die mensen hun medemensen aandoen en zich verheugen in onverwachte vriendelijkheid. Het is begrijpelijk dat deze ervaring hen bitter teleurstelde en emotioneel uitputte. Toch verrichtten deze drie eenvoudige, onontwikkelde jongens van het platteland een wetenschappelijke prestatie waar de meesten van ons nooit aan zouden beginnen. Daar hun prestatie velen van ons hier in Japan geholpen heeft, kunnen wij zeggen dat wij indirect de uitwerking hebben ondervonden van die schipbreuk die zo lang geleden — in 1832 — heeft plaatsgevonden. Maar wat gebeurde er in Canada?
Zij raakten prompt in gevangenschap aan de Indianen, die hen dwongen tot een leven van hard werk, zonder enig uitzicht ooit nog naar Japan terug te keren. Maar soms gebeuren er vreemde dingen!
In mei 1834 deed een Engels schip van de Hudson-Baaicompagnie de Queen Charlotte Islands aan. Kapitein MacNeil ontdekte tijdens het handeldrijven met de Indianen in welke ellendige situatie de drie broers verkeerden, en door medelijden bewogen nam hij hen mee. In Vancouver droeg hij hen over aan Dr. MacFarling van dezelfde maatschappij, die beloofde al het mogelijke te doen om hen te helpen naar Japan terug te keren. Eindelijk enige verademing!
Door MacFarlings goedheid verlieten de drie Vancouver op het Britse oorlogsschip Eagle, op weg naar Londen. De reis bracht hen eerst naar Hawaii, vervolgens rond Kaap Hoorn (Zuid-Amerika) en toen noordwaarts naar Engeland.
De Eagle ging voor tien dagen in de Theems voor anker. Tijdens hun verblijf in Londen werden de broers meegenomen om de stad te bezichtigen, waardoor zij, naar wordt verondersteld, de eerste Japanners werden die voet op Engelse bodem zetten. Hier waren unieke bezienswaardigheden — Buckingham Palace, de Tower, Westminster Abbey en de St. Paul’s Cathedral! Er waren geen riksja’s, maar tot hun verbazing werden de rijtuigen door paarden getrokken. Wat zouden de broers, teruggekeerd in Japan, veel te vertellen hebben! Maar zouden zij terugkeren?
De Britse regering besloot terecht dat zij naar huis zouden worden gezonden. Dus werden zij op de General Palmer gezet, een eveneens aan de Hudson-Baaicompagnie toebehorend schip dat op weg ging naar de plaats Macau in China. (Hong Kong was toen nog niet als haven tot ontwikkeling gebracht.) Opnieuw een eindeloos lange reis, langs de kust van Afrika naar het zuiden, en vervolgens rond Kaap de Goede Hoop.
In december 1835 arriveerde het schip in Macau en werden de drie overlevenden van de schipbreuk overgedragen aan de zorgen van Gützlaff — een slimme zet van de Engelse regering. In die tijd was Japan namelijk een „afgesloten” land. De regerende familie der sjôgoens, die een tweehonderd jaar oude traditie voortzette, weigerde naar de stem van het volk of van de buitenwereld te luisteren en communicatie en handel met buitenlandse naties toe te staan. Gützlaff was medesecretaris van de Engelse handelsambassade in Macau. De Britse regering hoopte, door Gützlaff als tussenpersoon te gebruiken bij de repatriëring van Japanners naar Japan, handelsbetrekkingen te kunnen aanknopen. Zou dit lukken? Hoe dacht Gützlaff erover?
Gützlaffs lang gekoesterde ideaal was niet de bevordering van de handel voor Groot-Brittannië, maar toch verwelkomde hij deze jonge Japanners met open armen en dankte hij God voor hun komst. Om dit te begrijpen moeten wij meer over Gützlaff weten.
Gützlaff was geboren in Pommeren, in het huidige Polen. Toen hij opgroeide schreef hij: „Ik wil zes talen leren en het evangelie van het Koninkrijk van Christus in iedere plaats onder de hemel bekendmaken.” Uiteindelijk beperkte hij dat levensideaal tot het Verre Oosten.
Op de leeftijd van drieëntwintig jaar ging hij naar Batavia (nu Jakarta). Hier greep hij de gelegenheid aan om Chinees, Maleis en een paar woorden Japans te leren. Niet in staat op Sumatra te prediken — het eiland waarheen hij was uitgezonden — ging hij naar Thailand, leerde Thai en vertaalde de evangeliën van Lukas en Johannes. In totaal studeerde hij ten minste tien talen zodat hij mensen van vele nationaliteiten kon bereiken.
Tussen 1831 en 1834 maakte Gützlaff aan boord van Chinese jonken en andere vaartuigen drie „bijbelreizen”, predikingstochten waarbij hij de kust van China van noord tot zuid bewerkte. Hij predikte in Mantsjoerije en het westen van Korea — waar naar verluidt nog nooit eerder een christelijke zendeling een bezoek had gebracht — het eiland Tsjedzjoe, Okinawa en Taiwan. Hij had ook naar Japan willen gaan, maar hoe kon iemand een afgesloten land binnenkomen?
Contact met Japan
In 1835 aanvaardde Gützlaff zijn post voor de Britse regering en in december van dat jaar droeg de General Palmer de drie broers aan de zorgen van Gützlaff over. Hier was het voor Gützlaff zo kostbare contact met Japanse mensen. Hij zou hen in het christendom kunnen onderwijzen en tegelijk zelf Japans kunnen leren. Hij was er dus bijzonder mee ingenomen hen bij zich in huis te nemen.
Het terugbrengen van de Japanse broers was geen eenvoudige taak. Strenge beperkingen stonden slechts één Nederlands schip per jaar toe Nagasaki in West-Japan aan te doen. De Japanners was een bijna volledige afsluiting van de buitenwereld opgelegd. Zo was er een wet die het niemand toestond het land te verlaten, en ook een wet die het bouwen van schepen van meer dan 45 ton verbood. Het was dus onwaarschijnlijk dat er ooit een Japanse boot naar Macau zou komen. De broers moesten geduldig wachten op een gelegenheid om naar hun geliefde vaderland terug te keren.
Een van vindingrijkheid getuigende eerste versie
Ondertussen hielpen de broers het evangelie en de drie brieven van Johannes te vertalen — geen geringe taak gezien de taalbarrière. Er deden zich nog meer problemen gelden. Van de drie broers was alleen de oudste in staat Japans te lezen en te schrijven. En zelfs hij beheerste slechts één van de twee reeksen van fonetisch gebruikte karakters en niet de Chinese kandji-tekens, die gewoonlijk gebruikt worden voor de hoofdwoorden — zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, enzovoort. Deze jonge mannen waren van eenvoudige afkomst en hadden geen formeel onderwijs genoten. Het Japans dat zij kenden en spraken was een streektaal, het dialect van Owarirjo in de buurt van Nagoja. Bijgevolg is hun vertaling geschreven in fonetisch schrift en in het bloemrijke dialect en idioom van hun streek.
Bovendien kregen bepaalde bijbelse begrippen een sjintoïstische of boeddhistische interpretatie. Een treffend voorbeeld is de vertaling van het Griekse woord „baptisma”, dat in het Nederlands gewoonlijk wordt vertaald met „doop” en „onderdompeling”. Het werd vertaald met kori wo toraseroe, wat verwijst naar een oud Japans religieus gebruik waarbij iemand koud water over zich heen giet met het doel zich te reinigen wanneer hij de goden een verzoek doet. Enkele andere interessante woorden zijn:
God (theos) Paradijs, hemel
Woord (logos) Wijze
heilige geest (pneuma) god
engelen hemelse goden
heer, meester Keizer, Mikado
brood rijstekoek
Deze vertalingen werden in november 1836 voltooid. Vanwege moeilijkheden tussen de Engelsen en de Chinezen werden de manuscripten naar Singapore gezonden, waar ze in mei van het volgende jaar werden gedrukt. Gützlaff hoopte dat de gedrukte vertalingen van Johannes’ geschriften klaar zouden zijn voordat de broers naar Japan zouden vertrekken. Maar terwijl de mailboot die de bijbelboeken naar Macau moest brengen, vertraging had, deed zich een gelegenheid voor om in te schepen op een schip met bestemming Japan.
De bitterzoete aanblik van het geboorteland
Amerika ondernam positieve stappen om handelsbetrekkingen met Japan aan te gaan, en begin juli 1837 legde een Amerikaans schip, de Morrison genaamd, in Macau aan op zijn historische reis naar Japan. De drie broers gingen aan boord van dit zeilschip van ruim 500 ton. Eindelijk zouden zij naar Japan kunnen gaan! Eindelijk zouden zij weer bij degenen zijn die hen liefhadden! Eindelijk zouden zij thuis zijn!
De Morrison voer op 27 juli de Baai van Tokio binnen. De drie broers waren bijna buiten zichzelf van opwinding. Zij konden Japan zien! Gützlaff knoopte onderhandelingen aan over de terugkeer van de Japanners die hij had meegebracht. In het scherpe antwoord van de Japanse regering werd Gützlaff verwezen naar een decreet uit 1637 dat verordende dat elke Japanner die het land verliet, alleen zou kunnen terugkeren op straffe des doods. De broers konden Japan niet binnen! Om hun woorden kracht bij te zetten en volkomen duidelijk te maken dat een buitenlands schip niet welkom was, begonnen de Japanners de Morrison met kanonvuur te bestoken zodat het schip gedwongen werd de Baai van Tokio uit te vluchten.
Noch Gützlaff, noch de Amerikanen zouden het echter zo gemakkelijk opgeven. De Morrison zette dan ook koers in de richting van Nagoja, maar de wind was zo krachtig dat het schip niet voor anker kon gaan. Derhalve voer de Morrison zuidwaarts naar Kagosjima, een stad op de zuidpunt van Japan, om het opnieuw te proberen. Helaas werden zij hier eveneens door kanonnen onder vuur genomen. De drie broers waren bitter teleurgesteld. Zij hadden een blik mogen werpen op de bergen, de bomen en de grond van hun dierbare geboorteland, maar zij konden het niet opnieuw betreden.
Terug in Macau zette Gützlaff voor elke dag een vaste periode opzij om het vertalen van de bijbel voort te zetten. Maar ondanks hun harde werk werden alleen de eerste manuscripten van Johannes’ geschriften ooit gedrukt. Gützlaff heeft nooit zijn bijbel naar Japan kunnen brengen. In 1841 werd de Japanse bijbel echter in Singapore ontdekt door een Amerikaanse zendeling, Hepburn genaamd, die er enkele jaren later, toen Japan voor buitenlanders werd opengesteld, gebruik van kon maken.
Wat gebeurde er met Iwakitji, Kjoekitji en Otokitji? Niemand weet het zeker. Sommigen zeggen dat een van hen mogelijk op de Morrison naar Amerika ging terwijl zijn broers Gützlaffs geloof aanvaardden en het zich ten doel stelden om in Japan te gaan prediken. Anderen zeggen dat zij opgingen in de Chinese maatschappij en in de vergetelheid raakten. Er is geen bericht voorhanden dat ook maar een van hen ooit naar zijn vaderland terugkeerde.
Het zou een nogal droevig verhaal zijn als het hier zou eindigen. Gelukkig zullen Iwakitji, Kjoekitji en Otokitji spoedig terugkomen in de algemene opstanding die door Jezus Christus is beloofd (Joh. 5:28, 29). En wat zullen zij verrast zijn als zij ’horen dat hun povere vertaling van Gods Woord — de eerste in het Japans — van invloed is geweest op alle andere Japanse vertalingen die in de jaren daarna zijn gemaakt! Hepburn en zijn medewerkers gebruikten haar namelijk toen zij van 1880 tot 1888 hun vertaling maakten die in Japan wijd en zijd door Jehovah’s Getuigen is gebruikt.
Als u Japanse christenen ontmoet, vraag hun dan eens wat zij van Hepburns bijbel vinden. Gewoonlijk zullen zij antwoorden: „De taal is moeilijk te begrijpen. „Dan kunt u, omdat maar erg weinigen weten waarom dit zo is, een toelichting geven over de nog steeds herkenbare invloed van de eerste vertalers, Iwakitji, Kjoekitji en Otokitji — die eenvoudige jongens van het platteland die nauwelijks konden schrijven, maar die een opmerkelijke „primeur” op hun naam hebben staan. En dat alles omdat zij schipbreuk leden.
[Kaart op blz. 16]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
ENGELAND
Londen
AFRIKA
Kaap de Goede Hoop
CHINA
JAPAN
Queen Charlotte Islands
HAWAII
Vancouver
NOORD-AMERIKA
ZUID-AMERIKA
Kaap Hoorn
[Kaart op blz. 19]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
MANTSJOERIJE
CHINA
KOREA
JAPAN
Tokio
Nagoja
Nagasaki
Kagosjima
Tsjedzjoe
Okinawa
HONG KONG
TAIWAN
MACAU
THAILAND
GROTE OCEAAN
Singapore
Sumatra
Jakarta
INDONESIË
[Illustratie op blz. 17]
Karl Gützlaff
[Illustraties op blz. 20]
In Singapore gedrukt Evangelie van Johannes, gebaseerd op de vertaling en tekst van de drie Japanners en Gützlaff
Nieuwe-Wereldvertaling van Johannes in modern Japans