Waarom nog steeds voorouderverering?
Door Ontwaakt!-correspondent in Zuid-Afrika
„DE WESTERSE beschaving”, schreef een protestantse zendeling Willoughby in 1928, „is op zich al voldoende om het lot van de voorouderverering als een levende religie te bezegelen.” In tegenstelling tot de voorspelling blijft de voorouderverering in Afrika echter nog steeds een belangrijke plaats innemen. Velen leven in angst voor dode voorouders. En bij ziekte zoeken nog steeds velen hulp bij geestenmediums en medicijnmannen, in de hoop dat de geesten van hun voorouders hen kunnen genezen.
Maar waarom blijft de voorouderverering hardnekkig bestaan, in weerwil van alle moeite die de christenheid zich geeft om er een eind aan te maken? Merk op wat de Encyclopædia Britannica zegt: „De voorouderverering vertoont overeenkomsten met de christelijke doden- en heiligencultus.” Dergelijke „overeenkomsten” spruiten voort uit het geloof van de christenheid in een onsterfelijke ziel. De ironie van het geval is dus dat de zendelingen van de christenheid weinig meer gedaan hebben dan versterking aandragen voor het Afrikaanse geloof dat dode voorouders in staat zijn hulp te bieden en schade te berokkenen. Dr. Ngubane zegt in het boek Body and Mind in Zulu Medicine: „Gewoonlijk ervaart een christelijke zoeloe die in een stamgebied woont, de christelijke geloofsovertuigingen niet als onverenigbaar met de voorouderlijke geloofsovertuigingen.”
Zelfs hebben enige geestenmediums en medicijnmannen onderdak gevonden in kerken van de christenheid. Uit een onderzoek door Dr. Chavunduka van de Universiteit van Zimbabwe bleek dat er onder 145 traditionele genezers methodisten, rooms-katholieken, anglicanen, zevende-dagsadventisten en leden van de Nederduitse Gereformeerde Kerk waren. „Het lidmaatschap van een kerk vormt geen belemmering voor deelname aan de traditionele religie”, was zijn conclusie.
Het tekort aan modern geschoold medisch personeel is een tweede reden waarom de voorouderverering nog zo sterk aanwezig is. Doordat er per 5000 Afrikanen minder dan één arts is, worden sommige gebieden slechts van tijd tot tijd door een mobiele kliniek bezocht. Maar er zijn volop traditionele genezers, waarzeggers en medicijnmannen. Het is dus eenvoudigweg gemakkelijker een medicijnman te vinden dan een aan een universiteit opgeleide arts.
Het verbazingwekkende is dat velen best tevreden zijn over de behandeling die zij krijgen. „Wat deze genezers voor hun patiënten doen,” schreven de psychiaters Griffiths en Cheetham in de South African Medical Journal, „schijnt behoorlijk doeltreffend te zijn gebleken in het verlichten van zowel lichamelijke als emotionele stoornissen, en naar de mening van de auteurs blijven zij binnen de Afrikaanse samenleving een belangrijke therapeutische functie vervullen . . . Zelfs wanneer zwarte patiënten de waarde en de doeltreffendheid van westerse therapieën erkennen, is dit dikwijls slechts een gedeeltelijke aanvaarding, en velen . . . gaan na een behandeling in het ziekenhuis naar de iSangoma [het geestenmedium] om hun genezing ’te voltooien’.”
Sommige overheidsinstanties op het gebied van de gezondheid hebben daarom besloten dat zij niet moeten proberen dergelijke „genezers” uit te bannen, maar met hen samen moeten werken. In 1979 bijvoorbeeld werd in Ghana, met steun van de Katholieke Kerk, begonnen met een „Project elementaire gezondheidsopleiding voor inheemse genezers”. Tegen 1980 had men al 41 traditionele genezers opgeleid in westerse medische technieken. „Dit project”, concludeerde de antropoloog Dr. Warren, „weerspiegelt een veranderende houding ten aanzien van de inheemse genezer, een bondgenoot van onschatbare waarde bij het streven naar verbeterde toestanden op het gebied van de gezondheid.”
In het verleden hebben de kerken zich tegen geestenmediums en medicijnmannen verzet. Nu hebben ze hun tactiek gewijzigd. Hoewel ze voorstander zijn van de moderne medische ontwikkelingen, trachten ze toch de steun te behouden van die kerklidmaten die nog vasthouden aan voorouderlijke geloofsovertuigingen.
Wie is verantwoordelijk?
Hoe komt het echter dat traditionele Afrikaanse genezers er zo dikwijls in slagen een zieke te genezen? Ongetwijfeld heeft een aantal van de kruiden die voorgeschreven worden, geneeskrachtige waarde. Bovendien kan er een zeker psychosomatisch effect in het spel zijn. Maar ook sommige ziekten die de westerse medische wetenschap voor een raadsel plaatsen, schijnen gunstig te reageren op de therapie van waarzeggers en medicijnmannen! Zouden daarvoor uitsluitend kruiden verantwoordelijk kunnen zijn? Dat is onwaarschijnlijk. Zouden dan toch dode personen werkelijk de levenden kunnen helpen?
Volgens de katholieke arts en missionaris Dr. Kohler niet. Hij deed de activiteiten van Afrikaanse waarzeggers af als het werk van „slimme schurken of zotte zonderlingen”. Ja, velen in de christenheid blozen bij de gedachte dat zij het bestaan van onzichtbare, bovenmenselijke krachten zouden moeten erkennen.
Het geloof in dergelijke krachten laat zich echter niet zo eenvoudig terzijde schuiven. Tijdens een enige jaren geleden aan de Universiteit van Edinburgh (Schotland) gehouden studiedag over het thema „Tovenarij en Gezondmaking” bijvoorbeeld zei een professor Jahoda: „Veel van mijn studenten waren uitermate intelligent . . . Het heeft mij toen getroffen dat velen van hen krachtig overtuigd schenen van het bestaan van een groot aantal verschijnselen die de studenten in dit land zonder zich te bedenken zouden verwerpen.”
’Zou er ten slotte toch iets zitten in die voorouderverering?’ vragen sommigen zich af. De bijbel antwoordt duidelijk: „Want de levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust” (Prediker 9:5). Wanneer iemand sterft, gaat „zijn geest . . . uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten” (Psalm 146:4). Er is geen onsterfelijke ziel die genezingen kan verrichten of de levenden angst kan inboezemen. Want de bijbel laat duidelijk zien dat „de ziel die zondigt, díe zal sterven” (Ezechiël 18:4; Romeinen 3:23). Wat is dan de verklaring voor alle verschijnselen die met de voorouderverering te maken hebben? Goddeloze geestelijke schepselen (demonen) onder aanvoering van Satan de Duivel! (Openbaring 12:9, 12) Klaarblijkelijk vinden de demonen die Satans volgelingen zijn, het prachtig mensen te misleiden door zich voor te doen als overleden voorouders. — Vergelijk 1 Samuël 28:7-19.
Het is waar dat de geestelijken van de christenheid het bestaan van demonen dikwijls heftig ontkennen. Maar Jezus Christus zelf heeft een persoonlijke ontmoeting met Satan de Duivel gehad (Lukas 4:1-13). De bijbel vertelt zelfs hoe Jezus boze geesten uit door demonen bezeten slachtoffers dreef (Lukas 4:33-37; 8:27-33; 9:37-42). Vooroudervereerders werken dus zonder het te weten samen met de grootste vijand van de mens — Satan!
Bevrijd van angst voor de doden
Door mensen op de hoogte te stellen van deze bijbelse waarheden hebben Jehovah’s Getuigen veel Afrikanen geholpen zich te bevrijden van angst voor en verering van de doden. Dit is niet altijd gemakkelijk geweest. Een negentienjarige jongen, Thembukwazi genaamd, begon de bijbel te bestuderen. Toen hij leerde dat voorouderverering verkeerd is, weigerde hij tijdens een familieritueel zijn dode voorouders te bedanken. Zijn familie was hier zo beledigd over dat hij ten slotte het huis moest verlaten. Toen een gezin van Jehovah’s Getuigen hem in huis nam, werden zij zelfs met de dood bedreigd! Maar Thembukwazi bleef de bijbel bestuderen en werd in 1979 als een getuige van Jehovah gedoopt.
Een vrouw genaamd Alphina heeft het eveneens strijd gekost zich van bijgelovige verering te bevrijden. Een bedienaar van de Nazarene Church in Hammarsdale in Zuid-Afrika bracht haar in aanraking met het spiritisme. Hij nodigde haar uit in een van zijn huizen te komen wonen en beloofde dat zij van haar voorouders een „bijzondere gave” zou krijgen als zij het deed. „Ik begon te lijden onder felle aanvallen van goddeloze geesten”, vertelt Alphina. „Dan begon mijn hele lichaam heftig te beven en het voelde aan alsof mijn spieren door een scherp instrument verscheurd werden.” Maar weldra ontving zij de „gave” — het vermogen „wonderbaarlijke genezingen” tot stand te brengen! De aanvallen van de demonen bleven echter voortduren en na vier jaar trad zij wanhopig uit de kerk.
Later kwam zij in contact met een van Jehovah’s Getuigen, die haar uit de bijbel begon te onderwijzen. „Het werd mij volkomen duidelijk dat degenen van wie ik dacht dat zij mijn voorouders waren, in werkelijkheid goddeloze geesten waren. Nadat ik de voorwerpen had vernietigd die met demonisme verband hielden,” zegt zij, „werd ik dan ook van de goddeloze geesten bevrijd.” — Handelingen 19:18-20.
Een medicijnman zegt de voorouderverering vaarwel
De jonge Simon was van geestenmedium opgeklommen tot medicijnman. „Verbiedt de bijbel iemand een geestenmedium of een medicijnman te worden?” vroeg hij zijn tante Joyce, een van Jehovah’s Getuigen. „Ja”, antwoordde zij, en toonde hem de bijbelpassage in Deuteronomium 18:10-12, waar staat: „Er dient onder u niemand te worden gevonden die zijn zoon of zijn dochter door het vuur laat gaan, niemand die aan waarzeggerij doet, geen beoefenaar van magie, noch iemand die voortekens zoekt, noch een tovenaar, noch iemand die anderen door een banspreuk bindt, noch iemand die een geestenmedium of beroepsvoorzegger van gebeurtenissen raadpleegt, noch iemand die de doden ondervraagt. Want iedereen die deze dingen doet, is iets verfoeilijks voor Jehovah, en wegens deze verfoeilijkheden verdrijft Jehovah, uw God, hen van voor uw aangezicht.”
Degenen die denken dat zij een „roeping” als medicijnman hebben, zijn dikwijls bang dat het hun noodlottig kan worden als zij hun handwerk opgeven. Maar Simons belangstelling was gewekt en hij stemde toe in een geregelde bijbelstudie.
„Toen hij pas begon te studeren,” verklaarde Joyce, „kreeg hij af en toe een aanval van demonen te verduren. Dan zag ik hoe zijn hele lichaam begon te schudden. Telkens als er zo’n aanval kwam, begon ik te bidden en dan ging de demon weg. Vanwege deze aanvallen besloot ik met Simon te studeren uit de brochure Onzichtbare geesten — helpen ze ons? of berokkenen ze ons kwaad?a Ook ging ik ertoe over elke studie met gebed te openen en Jehovah God te vragen ons te helpen zodat wij niet door demonen geplaagd zouden worden. Nooit meer is onze bijbelstudie door een demon verstoord.” — Matthéüs 6:9, 13.
Na verloop van tijd voelde Simon zich gedrongen zijn praktijk als medicijnman op te geven en alle voorwerpen die met tovenarij te maken hadden in een rivier te gooien. „In de Afrikaanse samenleving wordt zo iets als gevaarlijk beschouwd”, legt Joyce uit, „en Simons vader was ongerust. Hij berichtte het geval aan de medicijnman door wie Simon opgeleid was. Deze man zei dat Simon door zijn voorouders gedood zou worden omdat hij hun ongehoorzaam was.
Maar Simon leeft nog steeds!” Ja, in 1983 werd Simon gedoopt als een van Jehovah’s Getuigen. „Ik ben blij dat Jehovah mij geholpen heeft te breken met de aanbidding van demonen”, zegt Simon.
En dat geldt voor duizenden anderen die eveneens bevrijd zijn van de vrees voor dode voorouders!
[Voetnoten]
a Uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society.
[Inzet op blz. 24]
De leringen van de christenheid versterkten de voorouderverering bij de Afrikanen
[Inzet op blz. 25]
Jehovah’s Getuigen helpen mensen inzien dat de doden zich werkelijk van niets bewust zijn