Zult u acht slaan op waarschuwingen voor snel naderend onheil?
SOMMIGE natuurrampen veroorzaken een ontwrichting in het leven van mensen; andere hebben een groot verlies aan mensenlevens en bezittingen tot gevolg. Gewoonlijk treffen zulke rampen telkens slechts een klein deel van de aarde en haar bevolking. Onze huidige generatie staat echter een ramp te wachten van wereldomvattende omvang die een uitwerking zal hebben op de gehele mensheid.
Nee, het is geen kernoorlog tussen de supermachten, hoewel zo’n oorlog een verschrikkelijke ramp zou betekenen. In plaats daarvan spreken wij over Gods bekendgemaakte voornemen om alle slechtheid van de oppervlakte der aarde te verwijderen.
Jezus gaf in zijn profetie betreffende het besluit van het samenstel van dingen de omvang van deze ramp aan: „Er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, neen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered.” — Matthéüs 24:3, 21, 22.
Zij brachten hun leven in veiligheid
Jezus vergeleek deze wereldomvattende ramp met een eerdere wereldcatastrofe, de vloed in Noachs dagen, waarover hij zei: „Want net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn” (Matthéüs 24:37). In de dagen vóór de Vloed, zo verklaart de bijbel, was ’de slechtheid van de mens overvloedig op de aarde en elke neiging van de gedachten van zijn hart te allen tijde alleen maar slecht’. Jehovah zei: „Ik zal de mensen, die ik heb geschapen, van de oppervlakte van de aardbodem wegvagen.” — Genesis 6:5-8.
Betreffende Noach lezen wij in Hebreeën 11:7: „Door geloof heeft Noach, nadat hem een goddelijke waarschuwing was gegeven aangaande dingen die nog niet werden gezien, godvruchtige vrees aan de dag gelegd en een ark gebouwd tot redding van zijn huisgezin.” Noach, zijn vrouw en zijn zonen en hun vrouwen werden allen levend door de Vloed heen gebracht.
Het overige deel van de destijds levende mensheid negeerde de gegeven waarschuwing echter. Jezus zei over de mensen in die dagen vóór de Vloed: „Zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde.” — Matthéüs 24:38, 39.
In de dagen van Lot besloot God de inwoners van Sodom en Gomorra te verdelgen wegens hun grove immoraliteit. Niettemin bleven zij ’eten, drinken, kopen, verkopen, planten en bouwen’ alsof er niets aan de hand was. Hoewel Lot zijn toekomstige schoonzoons waarschuwde voor het gevaar, ’scheen hij in hun ogen als iemand te zijn die schertste’. Niettemin zond God vuur en zwavel uit de hemel en vernietigde hen allen. Lot en zijn dochters gehoorzaamden de waarschuwing en werden gespaard. — Lukas 17:28, 29; Genesis 19:12-17, 24.
De waarschuwing in Jezus’ dagen
In de dagen van Jezus had het joodse volk Gods Woord verworpen ten gunste van hun eigen tradities, en zij verwierpen ook Gods Zoon als de Christus of Messías. God besloot door middel van de Romeinse legers zijn oordeel over hen en over hun glorierijke stad, Jeruzalem, te voltrekken. Jezus waarschuwde hiervoor en vertelde zijn discipelen hoe zij aan dat oordeel konden ontkomen. Hij zei:
„Wanneer gij daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Daniël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan . . ., laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten.” En: „Wanneer gij voorts Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is. Laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten, en laten zij die in haar midden zijn, eruit trekken, en laten zij die zich in de landstreken bevinden, er niet binnengaan; want dit zijn dagen waarin aan de gerechtigheid wordt voldaan, opdat alles wat geschreven staat, wordt vervuld” (Matthéüs 24:15, 16; Lukas 21:20-22). Het zou een tijd zijn voor snel handelen, waarbij men niet eens de tijd zou nemen om zijn materiële bezittingen veilig te stellen. Jezus zei: „Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen om de goederen uit zijn huis te halen; en laat de man die op het veld is, niet naar huis terugkeren om zijn bovenkleed op te halen.” — Matthéüs 24:17, 18.
In het jaar 66 G.T. werd Jeruzalem in vervulling van Jezus’ profetie door Romeinse troepen onder Cestius Gallus omsingeld. De Romeinen, die de tempelmuur al aan het ondermijnen waren, en zo op de heilige plaats der joden stonden, waren voor de joden iets walgelijks. Dit was het waarschuwingssignaal, maar er was geen gelegenheid om te vluchten. Toen trok Cestius Gallus onverwachts zijn troepen terug. De christenen begonnen naar de bergen te vluchten. Het overgrote deel der mensen bleef echter in de stad, en andere joden bleven naar de stad toe komen om er hun religieuze feesten te vieren.
In 70 G.T., toen de stad vol was met personen die het joodse Pascha vierden, keerden de Romeinse strijdmachten onder generaal Titus terug om wraak te nemen, en zij sloegen het beleg rond Jeruzalem. Ten slotte werd er een bres in de muur geslagen en werden de tempel en de hele stad verwoest, en er kwamen volgens de geschiedschrijver Josephus 1.100.000 personen om het leven, terwijl 97.000 overlevenden als slaven naar Egypte en andere landen werden verkocht. Dit was het lot van degenen die in gebreke bleven acht te slaan op Jezus’ waarschuwing. Degenen die in gehoorzaamheid aan Jezus’ opdracht uit de stad waren gevlucht, bleven in leven.
Sla nú acht op de waarschuwing
Jezus’ profetie, zoals opgetekend in Matthéüs 24, Markus 13 en Lukas 21, zou een grotere vervulling hebben. Houd in gedachte dat Jezus ook de vraag beantwoordde die zijn discipelen stelden over het teken van zijn tegenwoordigheid, welke de bijbel in verband brengt met het einde van een geheel samenstel van dingen (Daniël 2:44; Matthéüs 24:3, 21). Jezus beschreef dat zijn — onzichtbare — wederkomst, of tegenwoordigheid, gekenmerkt zou worden door een teken dat zou bestaan uit vele onderdelen: oorlogen, voedseltekorten, aardbevingen, pestilenties, toegenomen wetteloosheid, vervolging van zijn discipelen, radeloze angst van de natiën, mensen die mat zouden worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde zouden komen. — Matthéüs 24:7, 8, 12; Lukas 21:10, 11, 25, 26.
Wie kan ontkennen dat de generatie sinds de Eerste Wereldoorlog getuige is geweest van een toename in al deze weeën der benauwdheid? En opdat mensen de betekenis van deze dingen zouden begrijpen, zo profeteerde Jezus ook, zou „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matthéüs 24:14). Jehovah’s Getuigen hebben dit goede nieuws van het Koninkrijk ijverig in meer dan 200 landen en in zo’n 200 verschillende talen gepredikt, de mensen waarschuwend voor Gods naderende oordeelsvoltrekking. Betreffende degenen die getuige zouden zijn van het begin van de weeën der benauwdheid, die begonnen met de Eerste Wereldoorlog, verklaarde Jezus: „Dit geslacht [zal] geenszins . . . voorbijgaan voordat al deze dingen geschieden.” — Matthéüs 24:34.
De manier om acht te slaan op Jezus’ waarschuwing is niet naar de bergen te vluchten of naar een ander gebied op aarde, maar zich tot de ware God, Jehovah, te wenden en zijn voorziening voor behoud van leven te leren kennen. Dit kunt u doen door contact op te nemen met degenen die deze waarschuwing bekendmaken, Jehovah’s Getuigen, door hen de bijbel met u te laten bestuderen en door met hen om te gaan.
Als het acht slaan op waarschuwingen van groot belang was voor zo’n tienduizend Japanners die ontkwamen aan een vernietigende vulkaanuitbarsting, hoeveel te meer is het dan van belang dat wij nú handelen om Jehovah’s bescherming te ontvangen tijdens de wereldomvattende vernietiging in deze tijd van het einde!
[Illustratie op blz. 10]
Door acht te slaan op waarschuwingen ontkwamen Lot en zijn dochters aan de vernietiging