Het kweken van kustreuzen
Door Ontwaakt!-correspondent in Canada
EEN wandeling door een bos met hoog oprijzende bomen is beslist een van de meest indrukwekkende en zelfs ontzag inboezemende ervaringen die iemand kan hebben. Het zien van de banen licht en de kleuren, het inademen van de koele, frisse lucht en het ondergaan van de rust en vrede werken zonder meer bezielend.
Het aan de Grote Oceaan grenzende noordwesten van Noord-Amerika is bekend om zijn uitgestrekte bosgebieden. De bergen, dalen en fjorden zijn weelderig begroeid met de vermaarde kustreuzen — de kegeldragers of coniferen met hun zachte hout. Hemlock- en balsemspar, grove den, rode ceder, spar en zilverspar, ze bereiken hier allemaal een respectabele hoogte. De bekende Douglasspar kan de negentig meter benaderen!
Bij deze bomen telt echter lang niet alleen hun indrukwekkende luister. Ze zijn van belang voor het bestaan van houthakkers, vrachtwagenchauffeurs, wegenbouwers, de arbeiders in de houtzagerijen, sleepbootbemanningen en anderen. En van de bomen wordt de grondstof vervaardigd voor duizenden produkten ten gerieve van de consument. Zo belangrijk zijn bomen, dat wetenschappers en bosbeheerders manieren trachten te vinden om hun groei te bespoedigen en de opbrengst van het woud te verbeteren. Met het oog daarop hebben zij zich gewend tot de wetenschap en kunst van het boomkweken.
Waarom bomen kweken?
De bomen in een woud zijn net als de gezichten in een menigte allemaal verschillend. Elke boom verschilt een beetje van de andere in hoogte, blad en takwerk. En hij kan ook anders zijn in opzichten die u niet kunt zien.
De ene boom groeit sneller dan de andere. Sommige bomen leveren hout van grotere sterkte, dichtheid en gladheid (vrij van noesten) dan andere. En sommige zijn beter bestand tegen ongedierte en ziekten. Al die dingen zijn van groot belang voor de bosbouw.
Bosbeheerders willen uiteraard bomen die snel groeien, ziektebestendig zijn en hout van goede kwaliteit opbrengen. En voor het hakken, vervoeren en zagen is het het gemakkelijkst als de bomen ongeveer even groot zijn. Maar bomen die hieraan voldoen — het oerbos dat hier stond toen in het midden van de negentiende eeuw de eerste houthakkers arriveerden — zijn reeds geoogst. De bomen die nu gekapt worden, het ’tweede generatie’-bos, zijn kleiner, groeien langzamer, bevatten minder hout en zijn ongelijk van kwaliteit. Het is de taak van de boomkweker om bomen te produceren die de gewenste kenmerken bezitten. Dit heeft geleid tot de boomveredelingsprogramma’s waarmee men nu bezig is in het noordwesten van de Verenigde Staten.
Hoe het in zijn werk gaat
Het kweken van bomen begint met selecteren. In het gebied waar herbebossing op het programma staat, gaat een team van deskundigen tussen de opstand op zoek naar geschikte ’ouderbomen’ — bomen die het grootste genetische potentieel om te kweken schijnen te bieden.
Het selecteren van de bomen gebeurt zeer zorgvuldig. Elke toekomstige ouderboom moet aan een hele lijst kenmerken voldoen — goede kegelproduktie, snelle groei, rechte stam, afwezigheid van ziekte, enzovoort. Maar bij dit werk kan schijn bedriegen. Die prachtige, gezonde, veertig meter hoge zilverspar is misschien hoger, maar is hij sneller gegroeid of is hij gewoon ouder? Heeft hij toevallig een betere groeiplaats of afwatering, of is zijn grootte werkelijk te danken aan superieure erfelijke eigenschappen?
Zodra er een geschikt exemplaar wordt gevonden, wordt het gemerkt en genummerd. Maar hoe kan er nu met deze boom gekweekt worden zodat er nog meer superieure bomen ontstaan? Er zou niets mee gewonnen worden als hij met wortel en al uitgegraven en elders geplant werd. En het zou evenmin zin hebben alleen zijn zaden te nemen en die te planten. Dit omdat men onmogelijk kan weten welke van de bomen eromheen de zaden heeft bestoven, waardoor ze genetisch onzuiver zijn geworden. Er is een stek van de boom nodig. Maar hoe komt men daaraan?
De dichtstbijzijnde tak zit hoog boven de grond. Dus heft een scherpschutter zijn geweer en vuurt. Daar komt het topje van een gezonde tak naar beneden. Deze stek, een griffel of entrijs genoemd, wordt nu op de wortelstok van een jonge boom in een zaadgaard geënt. Daar zal de geënte griffel uitgroeien tot een genetische kopie van de ouderboom — een kloon.
De plek van de zaadgaard wordt met zorg gekozen opdat de geënte klonen niet door bomen in het wild bestoven worden. Zijn de klonen volwassen, dan worden de voor de voortplanting dienende bloemen, door papieren omhulsels beschermd tegen stuifmeel uit de lucht, kunstmatig bestoven met een injectiespuit. Uit de resulterende zaden zal een nieuwe generatie zaailingen of jonge planten komen. Van elke stap in het proces en voor elke zaailing moeten gedetailleerde gegevens bewaard worden opdat de oorsprong van de ouderboom, de bron van het stuifmeel en een hele reeks andere gegevens na te gaan zijn.
De zaailingen worden vervolgens naar een plek bij de ouderboom gebracht en geplant om te zien hoe ze het doen. Net als menselijke nakomelingen kunnen de bomen hun ouders tot eer of tot oneer strekken. Doen ze het goed, dan kunnen hun griffels de basis vormen voor een zaadgaard van de tweede generatie. De zaden van deze griffels zijn commercieel verhandelbaar voor rond de ƒ 0,95 per gram. Doen ze het echter slecht, dan kan het zijn dat hun ouders, de klonen, radicaal uit de boomgaard verwijderd worden en de ouderbomen waarvan ze afkomstig zijn uit het programma worden geschrapt. Er moeten nieuwe geschikte ouderbomen gezocht worden en het moeizame proces begint helemaal opnieuw.
Met dit alles is veel tijd gemoeid. Een boomkweker mag niet verwachten ook maar één volgroeide generatie als resultaat van zijn werk te zien. Het duurt tegen de tien jaar voordat een zaadgaard zaden in bruikbare hoeveelheden oplevert. Het kost nog eens tien jaar om de nazaten van de bomen uit de boomgaard te testen. Ten slotte duurt het nog vijftig à zestig jaar voordat de bomen zo groot zijn dat ze geoogst kunnen worden.
De gevaren
Zoals reeds opgemerkt, kunnen er jaren van werk verloren gaan als de geënte griffels het slecht doen. De verleiding is dan ook groot om het bij een heel klein aantal van de beste en beproefde ouderbomen te houden. Maar daar kleven risico’s aan. Welke?
Elke boom is, net als ieder mens (identieke tweelingen of drielingen uitgezonderd), genetisch uniek — een genotype. Hoe minder genotypen een boomkweker in zijn genenreservoir heeft, des te minder verschillende genen er in dat reservoir zijn, en hoe groter het risico is dat een ziekte of plaag een hele generatie bomen, een heel bos zelfs, verwoest.
Daarom is het verstandig een groter genenreservoir te hebben, ook al groeien sommige van de gebruikte ouderbomen niet zo snel of zijn ze niet zo recht. Bij gebruik van een aantal ouderbomen vermindert de kans op algehele verwoesting.
De toekomst van het boomkweken
Hoewel het nog wel vijftig jaar kan duren voordat de resultaten te zien zullen zijn van het boomkweken dat thans gebeurt, is een extra winstpunt dat met veredelde zaden aangeplante bossen in tien à twintig procent minder tijd verkocht zullen kunnen worden dan de met gewone zaden aangeplante. En sommige deskundigen voorspellen dat met boomkweken de houtopbrengst van een gegeven stuk land met 25 procent opgevoerd zou kunnen worden. Dit voordeel, met daarbij een betere bestendigheid tegen ziekten en plagen, sterker en schoner hout en een betere zaadproduktie, maakt het boomkweken tot een essentieel onderdeel van het bosbeheer in het noordwesten van de Verenigde Staten.
De tijd blijft de vijand van de boomkweker. Het duurt te lang om resultaten te zien, beslissingen te nemen en over te gaan tot de volgende stap. Bomen, en vooral de coniferen, zijn altijd ouder geworden dan de mens. Maar de bijbel wijst op de tijd dat dit niet langer het geval zal zijn. „Als de dagen van een boom zullen de dagen van mijn volk zijn”, luidt de bijbelse belofte. God belooft zelfs dat zijn volk eeuwig zal leven (Jesaja 65:22; Openbaring 21:3, 4). Dan zullen mensen de tijd hebben om het fascinerende genetische potentieel te verkennen dat nog in planten en dieren verborgen ligt.
[Illustraties op blz. 26]
Een stek wordt van een boom geschoten