Ouders — Waar speelt uw kind mee?
„DE BOOG kan niet altijd gespannen zijn”, luidt een oude zegswijze. Spelen heeft altijd een belangrijk onderdeel uitgemaakt van het leven van kinderen. Door middel van spelactiviteiten verruimen kinderen hun geest, sterken zij hun spieren en ontwikkelen zij belangrijke vaardigheden. Niettemin is kinderspeelgoed nu big business geworden. Speelgoedland wordt niet door kinderen of door ouders geregeerd, maar door fabrikanten, winkeliers, adverteerders en knappe marktonderzoekers. Gewapend met nieuwe technologie voor het maken van speelgoed en gesteund door de machtige media verleggen zij de grenzen van de wereld van het spel — met ernstige gevolgen voor zowel kinderen als ouders.
Ongetwijfeld stellen velen in de speelgoedindustrie oprecht belang in het welzijn van kinderen. Het gebeurt echter maar al te vaak dat winst maken prioriteit krijgt. Het gaat er dan niet om wat de ontwikkeling van kinderen ten goede komt of hun fantasie stimuleert, maar eenvoudig wat goed verkoopt. En wat goed verkoopt is niet altijd het eenvoudige stoffen, houten of plastic speelgoed van voorheen, maar het high-techspeelgoed dat weinig of niets aan de fantasie van een kind overlaat.
Zo brengt een fabrikant een reeks speelgoedautootjes op de markt die voorzien zijn van poppetjes die bij een schok uiteenvallen. Wanneer de autootjes met elkaar in botsing komen, vliegen de armen, benen — en hoofden — van de poppetjes door het autoraam naar buiten. Een ander realistisch stuk speelgoed probeert zwangerschap na te bootsen. Een knapzakachtige buidel die rond de buik van een klein meisje gedragen moet worden, bootst het schoppen en de hartslag van een zich ontwikkelende foetus na.
Sommigen geloven dat zulk speelgoed educatieve waarde heeft. Donna Gibbs, hoofd nieuwsdienst bij een speelgoedfabrikant, noemt de zwangerschapsnabootser „een grappige manier voor [kleine meisjes] om mee te beleven wat Mama voelt”. Niet iedereen deelt haar enthousiasme echter. Dr. T. Berry Brazelton, hoogleraar pediatrie aan de medische faculteit van Harvard University, noemt dit speelgoed een „inbreuk op de gelegenheid van een ouder iets kostbaars met een kind te delen”. Dr. David Elkind, hoogleraar ontwikkelingspsychologie, voert aan dat „dit speelgoed te ver gaat”. Hij zegt dat een pop die een foetus nabootst, „het begrip of bevattingsvermogen van [kinderen] ver te boven gaat”. Over speelgoed dat realistisch het bloedbad bij een auto-ongeluk nabootst, vraagt hij zich, gezien het feit dat de televisie al doortrokken is van geweld, af: „Waarom zou je het nog erger maken met dit soort speelgoed?” — The Globe and Mail, 8 februari 1992.
Er is ook verschil van mening over ander populair speelgoed, zoals video-oorlogsspelletjes en superwaterpistolen. In aanmerking genomen dat er volgens de voorzitter van de Amerikaanse vereniging van speelgoedfabrikanten „op elk willekeurig moment naar schatting 150.000 speelgoedartikelen op de markt zijn”, is de beslissing welk speelgoed te kopen een formidabele uitdaging voor ouders. Waardoor moeten ouders zich op dit terrein laten leiden? Is er een gerechtvaardigde reden tot bezorgdheid over sommig hedendaags speelgoed? In de volgende artikelen zullen deze en andere ermee samenhangende vragen beschouwd worden.