De godsdienst kiest partij
OP 1 september 1939 viel Duitsland Polen binnen, waarmee de Tweede Wereldoorlog een feit was. Drie weken later stond in The New York Times de kop: „Duitse soldaten aangevuurd door kerken”. Hebben de Duitse kerken Hitlers oorlogen werkelijk gesteund?
Friedrich Heer, rooms-katholiek hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Wenen, erkende dat dit zo was: „De kille feiten van de Duitse geschiedenis zijn dat Kruis en hakenkruis steeds dichter bij elkaar kwamen, totdat het hakenkruis victorie kraaide vanaf de torens van Duitse kathedralen, er hakenkruisvlaggen verschenen rond altaren, en katholieke en protestantse theologen, predikanten, geestelijken en staatslieden de verbintenis met Hitler toejuichten.”
Inderdaad, kerkelijke leiders steunden Hitlers oorlogvoering onvoorwaardelijk, zoals de rooms-katholieke hoogleraar Gordon Zahn schreef: „De Duitse katholiek die van zijn godsdienstige superieuren geestelijke leiding en raad verwachtte aangaande het dienen in Hitlers oorlogen, kreeg praktisch dezelfde antwoorden als hij van de nazi-leider zelf gekregen zou hebben.”
Godsdiensten bij de tegenpartij
Maar wat zeiden de kerken in de landen die tegen Duitsland gekant waren? In The New York Times van 29 december 1966 werd bericht: „In het verleden hebben plaatselijke katholieke hiërarchieën bijna altijd de oorlogen van hun naties gesteund, de troepen gezegend en gebeden voor de overwinning opgezonden, terwijl een andere groep bisschoppen aan de andere kant publiekelijk voor de tegenovergestelde uitkomst bad.”
Werd deze steun aan elkaar bestrijdende legers met goedkeuring van het Vaticaan gegeven? Sta hier eens bij stil: Op 8 december 1939, net drie maanden na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, liet paus Pius XII het herderlijk schrijven Asperis Commoti Anxietatibus uitgaan. Het schrijven was gericht aan de geestelijken die in de legers van de oorlogvoerende landen dienden en drong er bij de aalmoezeniers van beide kanten op aan vertrouwen te hebben in hun respectieve legerbisschoppen. De brief spoorde de aalmoezeniers aan om „als strijders onder de vlag van hun land ook te strijden voor de Kerk”.
De godsdienst neemt vaak strijdlustig de leiding in het mobiliseren van landen voor de oorlog. „Zelfs in onze kerken hebben wij de strijdbanieren neergezet”, gaf wijlen Harry Emerson Fosdick, een protestants geestelijke, toe. En over de Eerste Wereldoorlog zei de Britse brigade-generaal Frank P. Crozier: „De christelijke kerken zijn de beste bloeddorst opwekkende instellingen die wij hebben en wij hebben er volop gebruik van gemaakt.”
Dat is echter de staat van dienst van de godsdienst in het verleden. Wat valt er te zeggen over haar recente rol in de oorlog in de republieken van het voormalige Joegoslavië, waar de meeste mensen rooms-katholiek of orthodox zijn?
De verantwoordelijkheid van de godsdienst
Een kop in Asiaweek van 20 oktober 1993 luidde: „Bosnië is een epicentrum van religieuze onenigheid”. Een kop boven een reportage in de San Antonio Express-News van 13 juni 1993 verkondigde: „Religieuze hoofden moeten einde maken aan ellende in Bosnië”. In het artikel werd gezegd: „De Rooms-Katholieke Kerk, de Oosters-Orthodoxe Kerk en de Islam . . . kunnen de verantwoordelijkheid voor wat er gebeurt niet van zich afschuiven. Deze keer niet, niet nu de hele wereld elke avond kijkt. Het is hun oorlog. . . . Het principe dat religieuze leiders verantwoordelijkheid dragen voor gewapende conflicten is duidelijk. Met hun duimendikke vroomheid alleen al ruien zij ertoe op, door eenzijdig, slechts één partij, hun zegen te schenken.”
Waarom bijvoorbeeld is de haat tussen leden van de Rooms-Katholieke Kerk en oosters-orthodoxe kerken zo groot? Daar zijn pausen, patriarchen en andere kerkelijke leiders voor verantwoordelijk. Sinds de definitieve scheuring tussen deze godsdiensten in 1054 hebben kerkelijke leiders voortdurend tot haat en oorlog tussen hun lidmaten aangezet. De Montenegrijnse krant Pobeda wees in haar uitgave van 20 september 1991 op dat religieuze schisma en de gevolgen ervan in een artikel over de recente gevechten. Onder de titel „Moordenaars in naam van God” werd in het artikel uitgelegd:
„Het is geen kwestie van politiek tussen [de Kroatische president] Tudjman en [de Servische leider] Milošević maar veeleer een godsdienstoorlog. Let wel dat er reeds duizend jaar verstreken zijn sinds de paus besloot de orthodoxe godsdienst als rivaal uit de weg te ruimen. . . . In 1054 . . . verklaarde de paus de Orthodoxe Kerk verantwoordelijk voor de scheuring. . . . In 1900 zette het eerste katholieke congres expliciet het genocideplan tegen de orthodoxen voor de twintigste eeuw uiteen. [Dit] plan wordt nu uitgevoerd.”
Het recente conflict is echter niet het eerste voorbeeld van religieuze tweedracht in deze eeuw. Vijftig jaar geleden, tijdens de Tweede Wereldoorlog, probeerden rooms-katholieken een eind te maken aan de aanwezigheid van de Orthodoxe Kerk in dat gebied. Met steun van de paus kwam de Kroatische nationalistische beweging, Ustas̆a geheten, aan de macht in de onafhankelijke staat Kroatië. In The New Encyclopædia Britannica wordt bericht dat deze door het Vaticaan goedgekeurde regering gebruik maakte van „buitengewoon onmenselijke praktijken, waaronder de executie van honderdduizenden Serviërs en Joden”.
In het boek The Yugoslav Auschwitz and the Vatican worden niet alleen deze massamoorden — er werden tienduizenden mensen om het leven gebracht — maar ook de betrokkenheid van het Vaticaan met bewijsstukken gestaafd.
Daar staat tegenover dat de Orthodoxe Kerk de Serviërs in hun strijd heeft gesteund. Van een leider van een Servische eenheid werden zelfs de woorden geciteerd: ’De Patriarch is mijn commandant.’
Wat had er gedaan kunnen worden om een eind te maken aan het doden, dat alleen al in Bosnië en Hercegovina een tol van wel 150.000 doden of vermisten heeft geëist? Fred Schmidt verklaarde in de San Antonio Express-News dat de VN-Veiligheidsraad moest overgaan tot het aannemen van „een officiële resolutie waarbij een dringend beroep wordt gedaan op de paus, de patriarch van Constantinopel en [de andere leiders] van de katholieke, oosters-orthodoxe en islamitische kerk met bevoegdheden in Bosnië-Hercegovina, om onmiddellijk hun honden terug te roepen en bijeen te komen om na te gaan hoe hun gelovigen zichzelf ertoe kunnen brengen als buren met mensen van andere geloven samen te leven”.
Van dezelfde strekking was een reportage in de in Scottsdale (Arizona, VS) verschijnende Progress Tribune, waarin werd geconcludeerd dat de oorlog „een halt toegeroepen zou kunnen worden als de plaatselijke religieuze leiders er ernst mee zouden maken”. Het artikel opperde het idee dat te doen „door onmiddellijk elke gelovige te excommuniceren die een granaat op Sarajevo afvuurt”.
Geen echte bevorderaars van vrede
Pausen hebben echter consequent geweigerd de grootste oorlogsmisdadigers te excommuniceren, zelfs als medekatholieken een beroep op hen deden die stap te doen. Zo berichtte de Catholic Telegraph-Register uit Cincinnati (Ohio, VS) onder de kop „Katholiek grootgebracht maar doet geloof geweld aan, luidt telegram aan paus”: „Op paus Pius XII is een beroep gedaan Reichsführer Adolf Hitler te excommuniceren. . . . ’Adolf Hitler’, zo luidde een deel van [het telegram], ’is geboren uit katholieke ouders, werd katholiek gedoopt en als katholiek grootgebracht en opgevoed.’” Toch is Hitler nooit geëxcommuniceerd.
Sta ook eens stil bij de situatie in delen van Afrika waar onmenselijke conflicten hebben gewoed. Vijftien rooms-katholieke bisschoppen uit de Afrikaanse landen Boeroendi, Oeganda, Rwanda, Tanzania en Zaïre hebben bekend, dat ondanks de aanwezigheid van veel gedoopte „christenen” in het gebied, „interne conflicten hebben geleid tot bloedbaden, verwoestingen en gedwongen verhuizingen van mensen”. De bisschoppen gaven toe dat de wortel van het probleem „is, dat het christelijke geloof de mentaliteit van de mensen niet diep genoeg heeft beïnvloed”.
In de National Catholic Reporter van 8 april 1994 werd gezegd dat de „paus . . . ’immens leed’ gevoelde bij nieuwe berichten over conflicten in het kleine Afrikaanse land [Boeroendi], waarvan de bevolking overwegend katholiek is”. De paus zei dat in Rwanda, waar omstreeks zeventig procent van de bevolking katholiek is, „zelfs katholieken verantwoordelijk zijn” voor het moorden. Ja, katholieken van beide kanten hebben elkaar afgeslacht, net als in talloze eerdere oorlogen. En zoals wij hebben opgemerkt, hebben andere godsdiensten hetzelfde gedaan.
Moeten wij derhalve concluderen dat alle godsdiensten partij kiezen in oorlogen? Bestaat er enige godsdienst die werkelijk de vrede bevordert?
[Illustratie op blz. 5]
Hitler, hier gezien met de pauselijke nuntius Basallo di Torregrossa, is nooit geëxcommuniceerd
[Verantwoording]
Bundesarchiv Koblenz